| |
| |
| |
Kroniek Noord-Zuid
Rotterdam en Antwerpen in Breda
Op 12 december werd het nieuwe congresen tentoonstellingscentrum ‘Het Turfschip’ in Breda door schepen Delwaïde uit Antwerpen, samen met burgemeester Thomassen van Rotterdam ingehuldigd.
De burgemeester van Breda, ir. W. Merkx, verwelkomde de beide havenspecialisten, die een emmertje water uit hun havenstad hadden meegebracht om daarna Maas- en Scheldewater in één ton op het podium te gieten, vanwaaruit het via een kraan afvloeide om zo symbolisch de feestdrank van de opening voor te stellen. Beide gasten spraken vriendelijke woorden over de goede verstandhouding tussen Rotterdam en Antwerpen. De heer Delwaïde bracht in herinnering hoe eeuwen geleden Breda turf leverde aan Antwerpen en binnenkort Rotterdam olie zal pompen naar Antwerpen.
Rotterdam en Antwerpen hebben als grote havensteden dezelfde problemen maar ook dezelfde plichten in Europa. Zodra Antwerpen zijn kanaal naar Baalhoek heeft en Rotterdam erin slaagt de Hoeksewaard te bereiken, zullen beide havens nog slechts 50 km van elkaar verwijderd zijn.
Burgemeester Thomassen wees op de centrale functie die Breda met zijn nieuwe congresruimte gaat innemen in het Beneluxgebied tussen Antwerpen en Rotterdam. Hij wees erop, dat minister Bakker de dag tevoren had gezegd, dat in de toekomst over de Noordzee schepen van 500.000 ton zouden varen, wat weer zou meebrengen, dat nieuwe geulen voor de Deltahavens zullen moeten worden gegraven, waarbij nog grotere samenwerking in de Gouden Delta zal nodig worden.
Directeur van ‘Het Turfschip’ is de heer Henk van Male, die er bij de bouw van het centrum naar gestreefd heeft de hoogste perfectie te bereiken. Het staat vrijwel vast, dat het nieuwe congresgebouw de internationale erkenning zal verwerven, die het dan zal delen met 27 andere gebouwen in Europa.
| |
Grens-concurrentie
In ‘De Standaard’ van 12 december schrijft José Heerman over concurrentie, die in de grensgebieden tussen Noord en Zuid welig tiert.
Bij aanbestedingen van bouwwerken b.v. schrijven Nederlandse aannemers in en gaan dikwijls met de buit strijken.
Maar het ergste is, dat deze Nederlandse aannemers het werk gaan uitvoeren met hoofdzakelijk eigen personeel. ‘De dienst voor erkenning’ te Brussel heeft al ruim 100 erkenningen uitgereikt aan Nederlandse bedrijven, die zonder twijfel een zware druk betekenen voor Belgische firma's.
Omgekeerd zou het voor Belgische firma's vrijwel onmogelijk zijn in Nederland een voet aan de grond te krijgen, tengevolge van de administratieve rompslomp. De Belgische administratie daarentegen zou al te breeddenkend zijn en de Nederlanders zelfs nog de helpende hand reiken.
Het Brusselse blad meent, dat een volledige gelijkschakeling op administratief, sociaal en juridisch vlak nodig is.
Een andere concurrentie in de grensgebieden brengen de kleinhandelbedrijven, benzinestations, café's, restaurants, handel in auto-onderdelen, waarvoor in Nederland zelf allerlei vestigingsregelingen bestaan, die België niet kent.
De Nederlanders hebben alleen maar een toelating nodig van de Kamer van Ambachten en Neringen of een werkattest
| |
| |
van een Belgische werkgever om een verblijfsvergunning te verkrijgen.
De heer Heerman gispt het weinig sociale gedrag van naar België gekomen Nederlanders, die dikwijls op stel en sprong weer terugkeren naar Nederland, met achterlating van onbetaalde rekeningen, o.a. op het gebied van water-, electriciteits- en gasvoorzieningen, huishuur enz.. De grote moeilijkheden via gerechtelijke invordering houden de gedupeerden er van af in die richting stappen te ondernemen.
Ook daarom wordt het noodzakelijk geacht, dat alle maatregelen worden genomen, die de wederzijdse belangen van de belanghebbenden ter weerszijden van de grens op afdoende wijze kunnen beschermen.
| |
Belgisch-Nederlands coördinatiecentrum
Vrijdag, 12 december, had in het cultureel centrum te Neerpelt de oprichting plaats van een coördinatiecentrum voor het Belgisch-Nederlands grensgebied.
Voor Nederland hebben zitting genomen in deze nieuwe organisatie de heer Horbach uit Maastricht, de heer Verberk van het bureau voor ruimtelijke ordening te Vught, de heer Verschaffelt, voorzitter van de kring van werkgevers van Zeeuws-Vlaanderen en de heer Merckx, burgemeester van Breda.
Voor België: de burgemeesters van Hasselt (Smeyers), Alsem en Riel (Osse), Hamont (Rijcken), vertegenwoordigers van de Economische Raad voor Antwerpen (dr. Vandeberg), van de raad der Europese gemeenten (Vandenbrande), Vlaams Economisch Verbond (Wildiers), Economisch Comité voor de Kempen (Belmans) en dr. Anselin, docent aan de R.U.G..
De Bestendige Deputaties van vier Belgische en drie Nederlandse provincies, die zelf een contactorgaan hadden willen oprichten, dat dus ambtelijk zou zijn getint, voelen zich met de oprichting van deze nieuwe organisatie gepasseerd, maar het coördinatiecentrum heeft daartegen opgemerkt, dat het juist gaat om coördinatie van wat bestaat, waarbij men dus ook de provinciale besturen bij hun initiatieven behulpzaam wil zijn.
Het bestuur van het coördinatiecentrum ging ook meteen dieper in op het studiewerk van de studiegroep Benelux-middengebied, dat sedert 1961 reeds een vijftal rapporten heeft uitgebracht, met een brede wetenschappelijke exploratie op demografisch, sociaal-economisch, verkeerseconomisch en planologisch gebied, over een streek met meer dan 5 miljoen inwoners.
In die rapporten wordt een nieuwe oriëntering gegeven voor de ruimtelijke ordening en de regionale ontwikkeling in het gebied Noord-Brabant, Nederlands- en Belgisch-Limburg, Antwerpen en het gewest Leuven. Dit rapport verschijnt onder de titel: ‘Bijdragen voor de opbouw van een ruimtelijk model van het Beneluxmiddengebied’. In het eerste deel van het rapport worden Belgische en Nederlandse wetten op het gebied van ruimtelijke ordening met elkaar vergeleken, in het tweede deel worden de regionale ontwikkelingsplannen aan beide zijden van de grens besproken. Aan de hand van de twee voorgaande hoofdstukken wordt onderzocht of het mogelijk is genoeg punten van overeenkomst te vinden voor een gemeenschappelijk ontwikkelingsplan. Dit blijkt momenteel wegens te talrijke en te wezenlijke verschillen onmogelijk. Maar in de loop van 1970 hoopt de studiegroep dit basisonderzoek te vervolledigen.
| |
Het eerst gedateerde boek
Het eerst gedateerde boek dat in 1473 van de pers kwam, zowel in Nederland als in België, werd voor de Koninklijke Bibliotheken van Den Haag en Brussel aanleiding dit belangrijke feit te herdenken met o.a. het houden van een internationaal colloquium in Den Haag en een groots opgevatte tentoonstelling in Brussel, een en ander onder auspiciën van het Belgisch-Nederlands cultureel akkoord.
Het thema van colloquium en tentoonstelling luidt: ‘de overgang van het geschreven naar het gedrukte boek, voornamelijk in het Nederlands’. Het colloquium zal zich uiteraard in hoofdzaak richten tot vakmensen, maar alle belangstellenden zijn welkom.
Met de tentoonstelling wil men een beeld schetsen van de ontstaansgeschiedenis en de geleidelijke ontwikkeling van de typografie in de Nederlanden tot omstreeks 1500.
| |
Nederlandse ambassadeur uit Brussel vertrokken
De Nederlandse ambassadeur in Brussel, mr. J.A.G. baron de Vos van Steenwijk, heeft afscheid genomen van Belgisch hoofdstad, na 'n vijfjarig verblijf aldaar en is vertrokken naar Bern.
Zijn opvolger is mr. C.J. van Schelle,
| |
| |
geen onbekende in Brussel. In het novembernummer van ‘Handelsoverzicht (Revue Commerciale)’, maandblad van de Nederlandse Kamer van Koophandel voor België en Luxemburg is afscheid van de vertrekkende ambassadeur genomen.
In dat afscheid legt hij de nadruk op de verschillen in geaardheid van Belgen en Nederlanders en licht die verschillen met voorbeelden toe.
Maar - zo merkte de heer De Vos van Steenwijk op -: in de Benelux zullen wij dichter naar elkaar toe groeien. Trouwens op lange termijn ziet hij tegenstrijdige belangen tussen Nederland en België.
Opgelost moeten worden: de vraagstukken van de energie, het Baalhoekkanaal, de pijpleidingen, het aardgas.
De taalkwestie oefent z.i. een remmende invloed uit op de ontplooiïng van het Beneluxbegrip. In een wat verder gelegen toekomst zal een bevredigende regeling zeker tot stand komen.
Nederland van zijn kant kan wat meer aandacht besteden aan de culturele banden met de Vlamingen. Van Waalse zijde zou men dat heel normaal vinden. Een stap in de goede richting zou o.a. kunnen zijn de instelling van een beroeps-consulaat-generaal in Gent, waar Frankrijk allang voor gezorgd heeft.
| |
Groot-Limburgs toneel
Het Groot-Limburgs toneel zond ons een programma voor januari-1970.
Het gezelschap speelt 9 maal in Nederland (2 maal in Maastricht, 3 maal in Heerlen, 2 maal in Venlo, 1 maal in Eindhoven en 1 maal in Helmond), voorts 6 maal in België, nl. Oostham, Beringen, Zonhoven, Neerpelt, Hoepertingen en Bree.
| |
Prof. E. Coppieters onderscheiden
Professor Emmanuel Coppieters, dir.-generaal van het Kon. Instituut voor Internationale Betrekkingen, is benoemd tot commandeur in de Nederlandse Orde van Oranje Nassau, ter gelegenheid van zijn vijftienjarige leiding van het instituut. Het instituut publiceert o.m. het tijdschrift ‘Internationale Spectator’.
| |
Toernooi der Lage Landen
De jaarlijkse krachtmeting tussen de beste Nederlandse en Vlaamse amateurgroepen is dit jaar gewonnen door de koninklijke vereniging ‘Vlaamse Vrienden’ uit Berchem-Antwerpen.
Blijkens de zaterdag 3 januari te Elsloo (Ned. Limburg) bekend gemaakte cijfers kreeg deze groep niet minder dan 90 punten. De toneelgroep ‘Thaleia’ kreeg 86 punten en de koninklijke toneelkring ‘Willen is kunnen’ behaalde 78 punten.
De Nederlandse groepen, die deelnamen aan deze wedstrijd, amateurtoneel ‘Gunda’ uit Uden, de kon. vereniging ‘Litteris Sacrum’ uit Leiden, toneelgroep ‘Randstad’ uit Den Haag en Tegels Toneel uit Tegelen, bleven allen onder de punten, die de Belgische groepen behaalden, nl. 72, 70, 67 en 65 punten.
De jury loofde de goede prestaties, die de groepen hadden geleverd, vorig jaar kwam de jury niet hoger dan ‘een goede middelmaat’.
| |
Vlaamse kunst in Nijmegen
Frater Bossaert, schilder, graficus, glazenier, illustrator enz., ex-leraar aan de middelbare jongensschool van de Broeders Maristen, nestelde zich drie jaar geleden in een villa, staande op het landgoed ‘Westerhelling’ nabij Nijmegen, om zich geheel aan zijn werk te wijden. Na aldaar zijn atelier te hebben ingericht rijpte bij hem de gedachte van zijn atelier ook een trefpunt te maken, meer in het bijzonder om Vlaamse kunstenaars de gelegenheid te geven hun werk in Nederland tentoon te stellen, maar tevens de mogelijkheid scheppende voor lezingen, voorstellingen, discussies en voor ledereen die een beetje creatief aan de slag wil gaan.
Zo ontstond dan het ‘Open Atelier’, waar inmiddels reeds tentoonstellingen zijn gehouden van werken, onder meer van de glazenier De Graeve, de groep VEKU uit Antwerpen, de tekenaarster Geertrui Decoodt, de toneeldecorateur Marc Cammaert, en van een groep beeldende kunstenaars uit Amsterdam. Geregeld werden ook gespreksavonden, doorgaans illustratief toegelicht door demonstratie of vertoning gehouden, zoals over wandtapijtkunst, lederbewerking, kantklossen, smalfilm, spinnen, edelsmeden, enz..
Het merkwaardige van dit ‘Open Atelier’ is, dat frater Bossaert voor alles zorgt. Hij haalt en brengt de werken bestemd voor een tentoonstelling, ontwerpt de affiches en brengt ze rond in de stad, maakt ijverig reclame, vraagt geen zaalhuur, noch commissieloon op de verkoop, want die is er ook.
Het Atelier staat inderdaad voor iedereen open, ook voor de belangstellende bezoeker. |
|