schap en de Europese integratie te bevorderen. Enkele prijzen dragen de naam van figuren uit het Nederlandse cultureel verleden, nl. de Rembrandtprijs en de Joost van den Vondelprijs. Door deze namen te kiezen wordt reeds een brok Nederlandse cultuurgeschiedenis in het buitenland opgeroepen. De inzet van dr. Toepfer voor de verspreiding van de Nederlandse cultuur gaat echter verder. Zij wortelt in de contacten met Vlaanderen sedert de eerste wereldoorlog. Hij interesseerde zich dermate voor het Nederlandse en het Vlaamse land en volk dat hij prijzen uitloofde waardoor de beoefening van cultuur en wetenschap in onze streken in Duitsland bekendheid kreeg. De in 1935-1936 gestichte Rembrandtprijs, een Europaprijs voor kunst, die wordt toegekend aan personen uit de verschillende landen van Europa, heeft tot doel de culturele betrekkingen tussen de Europeanen te bevorderen. Hij wordt jaarlijks uitgereikt in de universiteit van Hamburg.
De Joost van den Vondelprijs, in 1959 door A. Toepfer ingesteld, en uitsluitend voorbehouden aan personen uit het Nederduits en Nederlands taalgebied, wordt jaarlijks uitgereikt in de Wilhelm-universiteit te Münster. Deze prijs beoogt dezelfde culturele integratie van Europa en in het bijzonder de uitstraling van de Nederlandse cultuur in het buitenland.
Omwille van de belangstelling die dr. Toepfer aldus in een vreemd land opwekt voor de Nederlandse cultuur in al haar uitingen, kende de Kultuurraad voor Vlaanderen hem de vijfjaarlijkse lustrumonderscheiding toe.
In een fel opgemerkte redevoering legde minister Van Mechelen de klemtoon op het probleem-Brussel. Voor het behoud van de Nederlandse cultuur in de hoofdstad blijft een grote en bestendige waakzaamheid geboden. De overlevingskansen van de Nederlandse cultuur in Brussel zijn niet op de eerste plaats van belang voor Vlaanderen zelf, zo onderstreepte de minister. Het bestaan van de Belgische staat wordt er door in gevaar gesteld. Zonder Nederlandse cultuur te Brussel zou er geen Belgische hoofdstad en ook geen België meer zijn. Tot de Kultuurraad voor Vlaanderen zei minister Van Mechelen: ‘Ga in het offensief te Brussel, hier is de frontlinie!’.
Tenslotte bracht minister Van Mechelen op zijn beurt hulde aan de laureaten van de lustrumprijzen van de Kultuurraad die in hun werk één van de bijzonderste eigenschappen van onze Nederlandse cultuur in het licht hebben gesteld: de zin voor universaliteit. ‘Deze dagen’, aldus de minister, ‘hoort men van de overzijde dreigende verwijten als zou de Nederlandse cultuur in België zich in een getto opsluiten. De bewijzen zijn er, dat ons aandeel in de Europese cultuurstroom niet alleen in het verleden maar ook vandaag een realiteit is; dat de Vlaamse ideëenwereld een aantrekkingskracht uitoefent op de wereld rondom ons’.
Het traditionele drankje besloot deze lustrumviering.
's Avonds bood de gouverneur van de provincie Brabant aan de Kultuurraad een diner aan. Tijdens de tafelspeech pleitte de gouverneur voor een veelvuldiger contact met Wallonië. In het vooruitzicht van het ‘Europa van morgen'’ citeerde hij de wijze raad van August Vermeylen: ‘Wees Vlaming om Europeëer te worden’. Tenslotte feliciteerde hij de Kultuurraad voor Vlaanderen zeer hartelijk voor het gepresteerde werk.