Neerlandia. Jaargang 73
(1969)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 349]
| |
Spiegel Vlaamse beweging15 novemberDe werkgroep-Eyskens is gisteren voorgoed uiteen gegaan. De kortstondige illusie, de hoop dat de Belgische gemeenschapsproblemen toch nog een oplossing zouden krijgen, heeft niet langer geduurd dan een uitzonderlijk mooie nazomer. De eerste winterstormen maakten een einde aan beide. De winter staat voor de deur. 24 maal vergaderden de vertegenwoordigers van alle partijen onder leiding van premier Eyskens. Toen het eindverslag op 13 november klaar kwam bleek een accoord verder dan ooit verwijderd. Het eindverslag dat aan de pers meegedeeld werd bevat slechts enkele algemene richtlijnen - alsmede een samenvatting van de vaak zeer uiteenlopende standpunten. Het eigenlijke knelpunt blijkt het Brusselse probleem te zijn. Elke oplossing strandt steeds weer opnieuw op de vraag ‘en wat met Brussel?’. En hier lijkt geen enkele oplossing haalbaar. Een maat voor niets dan? Niet helemaal. De status questionis die hier opgesteld werd maakt althans een einde aan de begoochelingen die sommigen zich nog maakten. De unitaire staat is nu definitief dood. Daar althans is iedereen het over eens. Hoe het nieuwe België er zal uitzien weten wij nog niet. Op het ogenblik is voor geen enkele hervorming een meerderheid te vinden. Maar we leven snel en de kans is groot dat de gemeenteverkiezingen, die in het najaar van 1970 moeten doorgaan, een nieuwe stroomversnelling teweeg brengen die bij de algemene verkiezingen, die dan wel zeer snel moeten volgen, tot dergelijke verschuivingen kan leiden dat het nieuwe België eindelijk vorm aanneemt. Vóór die tijd hoeven we echt geen oplossing meer te verwachten. Voor mij is het duidelijk. Deze regering zal de gemeenschapsproblemen niet oplossen. En omdat de regering haar onmacht thans nog niet kan toegeven zonder haar eigen vonnis te tekenen zal het gesprek nog wel een tijdje voortgezet worden. Tot het voorjaar bijvoorbeeld. Dan zal iedereen wel inzien dat de gemeenteverkiezingen mogelijk een nieuw feit betekenen en dat de regering in afwachting daarvan haar taak moet voortzetten. | |
30 novemberHet is gek hoe snel de gebeurtenissen elkaar opvolgen. Verleden week nog zouden we geschreven hebben dat onze conclusies van half november door nieuwe feiten achterhaald waren. Vandaag zijn die ‘nieuwe feiten’ achterhaald. De conclusies blijven geldig. Een kort overzicht toch. De werkgroep-Eyskens was amper uiteen of reeds liepen geruchten dat de eerste | |
[pagina 350]
| |
minister de partijen opnieuw voor hun verantwoordelijkheid wilde plaatsen. Ditmaal om een oplossing voor het probleem-Brussel uit te werken. De Volksunie weigerde van meetaf aan aan het nieuwe overleg deel te nemen omdat de nieuwe commissie in feite een verlengstuk vormt van de eerste. Men zal zich herinneren dat de Volksunie die werkgroep verlaten had op het ogenblik dat de beruchte grendels opnieuw ter sprake kwamen (Neerlandia, november 1969). De Volksunie stond trouwens niet alleen met haar afwijzende houding. Ook oud-premier Vanden Boeynants liet, niet zonder ironie, weten dat zijn standpunten inzake Brussel voldoende bekend waren alhoewel hij natuurlijk steeds bereid bleef aan een eventueel accoord zijn medewerking te verlenen. De commissie vertrok dus onder een slecht gesternte, tot het plan-Van Hoeylandt de hoop plots weer hoog deed oplaaien. Wat is het plan-Van Hoeylandt? Een volstrekt onbekende socialistische senator uit Temse (Oost-Vlaanderen) komt ineens voor de televisie een toverformule aanprijzen die het probleem-Brussel eens en voorgoed zal oplossen. Amper zes jaar nadat de taalwetgeving van 1963 de grenzen van de Brusselse agglomeratie voorgoed vastlegt en de Vlaamse C.V.P. en B.S.P. ‘met de dood in het hart’ voor de allerlaatste keer toegevingen hebben gedaan aan het Brusselse imperialisme, stelt de achtbare senator uit Temse voor tot een nieuwe allerlaatste uitbreiding van de Brusselse agglomeratie over te gaan. Uitbreiding, zei ik? Zo heet het natuurlijk niet. De heer Van Hoeylandt wil alleen tot een ‘herverkaveling’ van de Vlaamse randgemeenten komen. Slechts de villawijken en de dichtbevolkte woonwijken zouden bij Brussel gevoegd worden. De rest blijft Vlaanderen, voorgoed natuurlijk, wat dacht u wel? Uitbundige lof bij ‘La Libre Belgique’, ‘Le Soir’, ‘Le Peuple’. Instemming in sommige ‘Vlaamse’ B.S.P.- en C.V.P.-kringen. Het ziet er tijdens het weekeinde van 22-23 november even naar uit alsof een nieuw, nog smadelijker, Hertoginnedal in aanmaak is. De Vlaamse reactie neemt in de volgende dagen evenwel snel vorm aan. Met een ophefmakend hoofdartikel zet ‘De Standaard’ op 24 november het Vlaamse tegenoffensief in: ‘De prijs is te hoog’. Wij kunnen niet nalaten het besluit van dit indrukwekkende pleidooi voor onze Nederlandse lezers hier over te nemen. ‘Men belooft nu: “Het zal de laatste keer zijn.” Maar wij hebben dat al zo dikwijls gehoord. Men zegt ook: “De grenzen van de nieuwe agglomeratie zullen slechts door een grondwettelijke meerderheid kunnen worden gewijzigd.” Maar hoe vaak werd de grondwet al niet overtreden. Zes jaar na de definitieve regeling van Hertoginnedal verzoekt men opnieuw om een “allerlaatste” aanhechting. Ons vertrouwen is verdwenen. Men spiegelt ons ook de kulturele autonomie voor. Maar als wij voor de raden van senatoren moeten betalen met nieuwe afstand van gemeenten, dan krijgt men die senatoren van ons cadeau.’ De beste reactie troffen we echter in ‘De Nieuwe’. Onder de titel ‘Van Hoeylandt ne passera pas’ wordt het probleem hier in al zijn scherpte gesteld. ‘Een illustere onbekende is plotseling, door toedoen van “Libre Belgique”, “Le Soir” en “Le Peuple” de Belgische aktualiteit binnengedrongen. Zijn naam is Van Hoeylandt en hij blijkt naar het parlement te zijn gestuurd door de B.S.P. van het Waasland. Deze Van Hoeylandt heeft zijn naam geleend aan een “plan” van enkele Waalse B.S.P.'ers om door middel van een zgn. “herverkaveling” te komen tot uitbreiding van de tweetalige Brusselse agglomeratie. Het was een voorstel dat alleen een kans maakte indien het van een Vlaming uitging. De Franstaligen hebbben een Vlaamse B.S.P.'er bereid gevonden die rol te spelen. (Hetgeen niet moeilijk was: als Van Hoeylandt het niet deed, stonden er nog wel een heel aantal te trappelen van ongeduld om door “Le Soir” cs. geprezen te kunnen worden.) Het zgn. “plan”, waaraan Van Hoeylandt zijn naam heeft verbonden, is onaanvaardbaar. De Vlaamse opinie heeft geen enkele reden om de tweetaligheid van Brussel uit te breiden. Ten eerste is een dergelijke uitbreiding op zichzelf en om principiële redenen onaanvaardbaar. Ten tweede heeft de jarenlange praktijk uitgewezen dat tweetaligheid te Brussel in feite een evolutie naar Franse eentaligheid inluidt. (Van Elslande en anderen hebben gelijk als zij stellen, dat de Vlamingen veel minder allergisch zouden zijn voor de uitbreiding van de agglomeratie, als de huidige agglomeratie ooit maar een poging had gedaan om serieus tweetalig te worden.) Ten derde is de zgn. “herverkaveling” vernederend, en alleen in het hoofd van Vlaamse slaven van de Brusselse bourgeoisie kan een dergelijk idee opkomen. “Herverkaveling” betekent immers dat Brussel de plekjes weiden die het nog bezit, afstaat aan Vlaanderen (er wordt immers nog niet geëist dat ook de koeien in het Frans zouden loeien), terwijl Vlaanderen in ruil daarvoor een aantal dicht bevolkte wijken afstaat aan Brussel. Uiteraard gaat het hierbij ook | |
[pagina 351]
| |
weer niet om arbeiderswijken (er bestaat zelfs een plan om één arbeiderswijk, te Haren, terug te geven aan Vlaanderen), maar om wijken waar de Brusselse bourgeoisie haar miljarden heeft geïnvesteerd. Dat Simonet cs. de spreekbuis zijn van de Brusselse grote en kleine bourgeoisie weet men al lang. Men stelt nu vast dat Vlaamse socialisten ook bereid zijn de gangmakers van deze bourgeoisie te worden. Volgens allerlei organen wordt het “plan” van Van Hoeylandt “gunstig onthaald” in verscheidene “Vlaamse” kringen, ook in C.V.P. en P.V.V.. Wat dan met Brussel, zal men zeggen. Er moet gewoon niéts met Brussel. De Vlaamse politici hoeven alleen maar te zeggen: NEEN. En vervolgens te wachten tot groot-Brussel het initiatief neemt om de situatie in eigen gebied te saneren. De Vlaamse politici kunnen dit bekomen. Als b.v. een groep Vlaamse ministers gewoon, koeltjes, NEEN zegt, dan wórdt het ook neen. Zij moeten het alleen maar zeggen. Zeggen zij het niet, dan moeten zij zo spoedig mogelijk ter verantwoording worden geroepen. Vlaanderen heeft geen behoefte aan vertegenwoordigers die de hielen likken van de Brusselse bourgeoisie.’ | |
5 decemberDe spreekbeurt die de heer Paul-Henri Spaak gisteren voor de contactclub van de Antwerpse Volksunie hield kan in meer dan één opzicht belangwekkend genoemd worden. De heer Spaak is niet alleen de schitterende redenaar gebleven zoals België en Europa hem tientallen jaren gekend hebben, hij heeft sinds zijn verdwijning uit het politieke leven het gezag en de eerbied verworven waarover een politicus in de felheid van de politieke tegenstellingen bij tegenstrevers niet altijd beschikken kan. Terwijl wij geboeid naar de heer Spaak zaten te luisteren hebben wij herhaaldelijk aan die andere grote staatsman, de heer Winston Churchill gedacht. Dezelfde vlijmscherpe humor, die onfeilbare feeling voor de politieke realiteit, die meesterlijke beheersing van het gesproken woord, de koele pragmaticus, de man die tijdens zijn leven tot een stuk geschiedenis werd. De heer Spaak heeft ons niet ontgoocheld. Dezelfde scherpe intuïtie die hem in 1949 tot het beroemde ‘Nous avons peur’ bracht, heeft de heer Spaak thans een Belgische federalistische geloofsbelijdenis doen uitspreken. Het was bepaald indrukwekkend hoe de heer Spaak het federalisme als enige oplossing van het Belgisch probleem voorhield, het klonk hoopvol door deze bijna symbolische vertegenwoordiger van de Brusselse bourgeoisie de stelling te horen verdedigen dat de beleidsorganen van de federale hoofdstad volstrekt paritair zouden moeten samengesteld zijn. Of de heer Spaak nu een drieledig federalisme voorstond zoals iedereen in de zaal het begrepen had of een zesledig federalisme zoals de heer Spaak achteraf voor de radio corrigeerde is in het geheel van zijn opvattingen vrij irrelevant. Zelfs in het buitenland zullen velen na het pleidooi van de heer Spaak tot het inzicht komen dat het federalisme geen folkloristisch verschijnsel is maar een respectabele visie op de zeer snel evoluerende Belgische werkelijkheid. En dat kan de groei van de federaliserende tendensen alleen in de hand werken. Hoe ver het federaliseringsproces intussen is doorgedrongen moge blijken uit een kleine bloemlezing van allerlei feiten die zich in de loop van één maand voordeden. De Vlaamse socialisten van het gewest Brussel (Rode Leeuwen) werden in de maand november door de B.S.P. als een afzonderlijke federatie erkend die op het eerstvolgende partijcongres op basis van hun effectieven een aantal mandaten zullen toegewezen krijgen. Bij de Brusselse afdeling van de P.V.V. kwam het tot een definitieve breuk tussen Vlamingen en Franstaligen. Ook hier zal eerlang een eigen Vlaamse P.V.V.-federatie opgericht worden (Blauwe Leeuwen)Ga naar voetnoot*). In alle stilte werd deze maand ook de dienst kultuurspreiding in het buitenland gesplitst. En ten slotte interpelleerde kamerlid Dewulf (C.V.P.) minister Scheyven in verband met de wraakroepende achteruitstelling van de Vlamingen in de Dienst voor Ontwikkelingssamenwerking. De minister gaf de feiten toe. Tot op heden stond zelfs ontwikkelingshulp in dienst van de Belgisch-Franse kultuurpolitiek. Daar onze Franstalige landgenoten enerzijds de ontwikkelingshulp in eigen handen wilden houden en anderzijds alleen Frans kennen, ging de Belgische hulp uitsluitend naar Franstalige landen. Ook daar zal in de toekomst verandering in komen. Men zal niet langer Franstalig moeten zijn om in aanmerking te komen voor de welstandskruimeltjes die van de Belgische tafel vallen. L.U. |
|