Neerlandia. Jaargang 73
(1969)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 339]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nederlands onderwijs te Brussel nu1. Toestand vóór 1964Vijf jaar geleden mochten we in dit tijdschrift een beknopt overzicht geven over de toestand van het Nederlands onderwijs in de Brusselse agglomeratie of de negentien gemeenten die ‘Brussel-hoofdstad’ uitmaken, een woongebied met 1.077.000 inwoners. Volgens de talentelling van 1947, de laatste officiële talentelling die in België werd gehouden, bedroeg het aantal inwoners van Brussel-hoofdstad met het Nederlands als voertaal 25,4%. Ten gevolge van de politieke geladenheid van die telling in het Brusselse, waarbij het als een vaderlandse plicht gold het Nederlands te negeren, hebben de Vlamingen de cijfers van die telling nooit aanvaard. Ze zijn er zelfs in geslaagd de talentelling te doen afschaffen omdat ze in België door gemis aan objectiviteit vooralsnog geen wetenschappelijke waarde kunnen hebben. Het aantal Vlamingen te Brussel diende, theoretisch althans, veel groter te zijn dan 25,4%. Oud-Volksvertegenwoordiger Lindemans ondernam daarom zelf in 1967 een telling gebaseerd op de geboorteplaats van de kiezers. Zo bekwam hij 46,8% Vlamingen. Zijn tegenstrevers hadden uitgerekend dat er op dat ogenblik misschien nog 15% waren. Professor Kint van de Vrije Universiteit Brussel berekende dat er maximaal 30% waren. Door vergelijking van die zeer uiteenlopende percenten zou men kunnen aannemen dat het cijfer van professor Kint het dichtst bij de werkelijkheid ligt. Hoe groot was het aandeel van de Vlamingen in de verschillende onderwijstakken in het Brusselse vóór 1964? In het voorschools onderwijs bereikten ze 17,2%; in het lager onderwijs (6 tot 12 j.) 17%; in het secundair onderwijs (12 tot 18 j.) 20,6% en in het universitair onderwijs 9,2%. Bijgevolg over heel de lijn flink beneden de 25,4% van de talentelling. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 340]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
We laten de cijfers van professor Kint en van advokaat Lindemans voor wat ze zijn. Om de toestand op onderwijsgebied in het Brussel van nu te begrijpen moeten we een duidelijk beeld hebben over de toestand in de rest van het Vlaamse land. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Verwachtingen voor het Vlaamse land.Het taalprobleem dat tot voor enkele jaren heel het Vlaamse land in zijn ban hield wordt meer en meer toegespitst op Brussel, zoals verder zal blijken. In de vier zuiver Vlaamse provincies, Antwerpen, Limburg, Oost- en West-Vlaanderen zijn het lager en middelbaar onderwijs, op enkele uitzonderingen na, eentalig Nederlands. Dit is ook het geval met het hoger onderwijs. Maar de overgebleven Franstalige en tevens kapitaalkrachtige kernen sturen hun kinderen nog naar Franstalige scholen, hetzij in Brussel, hetzij in Wallonië. Over hun aantal in het lager en middelbaar onderwijs bestaan geen statistieken, maar die bestaan wel voor het universitair onderwijs. Uit onderstaande tabel valt duidelijk op te maken dat de Franse kernen langzaam worden opgeslorpt. Let tevens op de cijfers van de eerstejaars, om de tendens nog duidelijker te zien. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Studeren in het Frans aan de universiteit
Volledige integratie is er bijgevolg nog niet. Hiervan zullen we kunnen spreken als de percenten tot minder dan één gedaald zijn. Naargelang de vernederlandsing van de vier Vlaamse provincies haar slotfase benadert moet vanzelf de toestand in het tweetalig Brabant verbeteren, omdat Brabant én demografisch, én ekonomisch veel aan die vier provincies verschuldigd is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Verwachtingen voor BrabantEerst nog dit ter verduidelijking. De provincie Brabant met haar 2.157.000 inwoners is de meest bevolkte van de negen Belgische provincies. Ze wordt verdeeld in vijf arrondissementen nl. het zuiver Waals arrondissement Nijvel, dat buiten onze beschouwing valt; de twee zuiver Vlaamse arrondissementen Halle-Vilvoorde en Leuven, met ongeveer 800.0000 inwoners; het Vlaams arrondissement Randgemeenten met ‘faciliteiten’ voor de Franstaligen met ongeveer 65.000 inwoners en het tweetalig arrondissement Brussel-hoofdstad met 1.077.000 inwoners. Het aantal Vlamingen wordt geschat op ruim 50%. De talentelling van 1947 gaf 47,9%. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 341]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de Vlaamse arrondissementen Halle-Vilvoorde en Leuven is het Franstalig lager en middelbaar onderwijs, zoals in de vier Vlaamse provincies, bijna verdwenen. Universitair onderwijs wordt nog in relatief aanzienlijke mate in het Frans gevolgd zoals blijkt uit onderstaand tabelletje. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Universitair onderwijs Frans
De tendens is duidelijk, snel inkrimpen van de Franstalige kernen, m.a.w. snel toenemende vernederlandsing in die twee arrondissementen, sneller in Leuven dan in Halle-Vilvoorde, waar de invloed van Brussel groot is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. De zes randgemeentenMet de zes randgemeenten raken we reeds Brussel. Zoals het woord zegt liggen ze aan de rand van de hoofdstad. Maken er deel vanuit: Wemmel (11.924 inw.), Kraainem (11.100 inw.), Wezembeek-Oppem (10.746 inw.), Sint-Genesius-Rode (13.572 inw.), Linkebeek en Drogenbos met ieder minder dan 10.000 inwoners. Dat maakt een totaal van rond de 65.000. Wemmel ligt aan de noordrand van Brussel, het staat sterk onder invloed van het Vlaamse land. Kraainem en Wezembeek-Oppem liggen aan de oostrand, de drie andere gemeenten liggen aan de zuidrand. De Franstaligen willen die gemeenten bij Brussel annexeren, omdat, beweren ze, het Frans er veruit de bovenhand heeft. De Vlamingen willen in geen geval dit grondgebied prijsgeven, omdat het Vlaamse grond is en de bewoners er overwegend Vlaams gebleven zijn. Door de wet van 1963 kregen die zes alvast ‘faciliteiten’ voor de Franstaligen. Die faciliteiten brengen o.a. mee dat, als een voldoende aantal ouders erom vragen, de gemeente-overheid, en ook het particulier initiatief, Franstalig onderwijs mag inrichten. De Vlamingen hebben gezworen dat dit de laatste toegeving is die ze willen doen. De Franstaligen daarentegen willen zwart op wit het bewijs leveren van hun meerderheidspositie. De gemeenteraadsverkiezingen van 1970 zullen een welkome gelegenheid zijn om dit te bewijzen. Op dit ogenblik zijn er al onderhandelingen begonnen tussen de verschillende Franstalige groepen, om met één lijst voor hun kiezers te verschijnen. Zo de Vlamingen er niet in zouden slagen daar eveneens een eenheidslijst tegenover te stellen, dan is nog niet te voorzien welke schade daaruit zou voortvloeien. In afwachting van die ware krachtproef hebben de Franstaligen voor eigen rekening een talentelling georganiseerd. Hieruit zou gebleken zijn dat de Vlamingen terrein winnen in Wemmel, maar dat de verfransing toegenomen is in de vijf andere gemeenten. Vermits we ons geen oordeel kunnen vormen over de waarde van de gevolgde methode, hebben de resultaten geen doorslaande betekenis. Slechts dit ene voorbeeld tot staving van onze bewering. De sociologen van de Leuvense Universiteit noteerden in hun onderzoek in Dilbeek, een gemeente van 14.500 inwoners, gelegen ten westen van Brussel, 22% Franstaligen, de sociologen van de Université | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 342]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Libre de Bruxelles die ook in de zes randgemeenten opereerden telden voor dezelfde gemeente 35% Franstaligen. Nederlands middelbaar onderwijs komt alleen voor in Wezembeek-Oppem voor jongens en in Sint-Genesius-Rode voor meisjes. De andere gemeenten zijn op Brussel aangewezen. De universitairen uit de zes randgemeenten opteren hoofdzakelijk voor het Frans, zoals blijkt uit onderstaand tabelletje.
Deze cijfers schijnen de Franstaligen in het gelijk te stellen. Hiertegen zouden we het volgende willen stellen. De Franstalige inwijkelingen zijn kapitaalkrachtig en invloedrijk. Ze kunnen hun kinderen maximaal laten studeren. De Vlaamse autochtone en nog ten dele agrarische bevolking heeft het moeilijk om zich op te trekken, te meer daar ze maar zwakjes gesteund wordt door de te kleine groep invloedrijke Vlamingen van de zes gemeenten. Toch blijkt uit de meegedeelde cijfers dat ze erin geslaagd zijn hun positie te verbeteren. Een zeer grote en volgehouden krachtsinspanning blijft nochtans geboden om het pleit te kunnen winnen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Toestand in Brussel-hoofdstadUit de cijfers die we in 1 hebben meegedeeld is gebleken dat de toestand voor de Vlamingen niet erg rooskleurig was. Ze hebben zich nochtans bij deze schijnbaar hopeloze toestand niet neergelegd. Het Vlaams Comité voor Brussel en het Vlaams onderwijscentrum Brussel (V.O.C.) hebben zich onvermoeibaar ingezet om de toestand ten goede te doen keren. In radio- en televisie uitzendingen, met grote en kleine aanplakbiljetten op de voornaamse verkeersplaatsen van de stad, met propagandafolders in alle brievenbussen werd de Vlamingen gewezen op de voordelen van een volledige opleiding in het Nederlands. We kunnen niet zeggen dat de resultaten onverdeeld bemoedigend waren, dit zal blijken uit volgend tabelletje.
De verklaring van dit eer bevreemdend verloop is de volgende. De laatste jaren heeft Brussel-hoofdstad een inwijking geboekt van meer dan 100.000 buitenlanders, vooral Spanjaarden en Noord-Afrikanen. Dus zo wat 10% van de bevolking. Hun kinderen worden alleen in Franstalige scholen gevonden, sommige scholen tellen tot 80% kinderen van buitenlanders. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 343]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Vlaamse kinderen verminderden niet in aantal, maar in het kleuter- en in het lager onderwijs nam hun procentueel aandeel af. De lichte stijging in het middelbaar onderwijs kan verklaard worden door een grotere aanvoer van leerlingen uit de randgemeenten waar dit soort onderwijs weinig of niet bestaat. De stijgende deelname aan de universitaire studies volgt uit de verbetering in het middelbaar onderwijs en uit de stijgende welvaart bij de Vlamingen. Enerzijds dus procentuele daling, anderzijds een lichte procentuele stijging, maar over heel de lijn behoud of verbetering van de absolute cijfers. Wat heeft nu de Vlamingen een riem onder het hart gestoken de laatste twee jaar? Vooreerst uitgroeien van de Vrije Universiteit van Brussel tot een volledig onafhankelijke Universiteit. Daarnaast het oprichten van een Vlaamse Economische Hogeschool en een Fakulteit voor de Rechten en een voor Wijsbegeerte en Letteren, de laatste twee verbonden aan de Universitaire faculteiten Sint-Aloysius. Meer mogelijkheden dus op Universitair gebied. De nieuwe stichtingen werden een succes. Drie nieuwe middelbare scholen, alle drie goed gestart, zullen er het hunne toe bijdragen om het hoger onderwijs te voeden. Van de tien rijkslagere scholen met kleuterafdeling die volgens de wet van 30 juli 1963 jaarlijks in de Brusselse agglomeratie voor de Vlamingen moesten opgericht worden is niet veel in huis gekomen, in plaats van 70 nieuwe scholen zijn het er slechts een tiental geworden, waarvan het succes om vele redenen niet altijd bijster groot was. Met de oprichting van drie rijksmuziekacademies en van een zelfstandig Conservatorium sluiten we de opsomming van de jongste aanwinsten af. Feitelijk moeten de Vlamingen te Brussel en in de onmiddellijke omgeving ervan, nog altijd alle krachten inspannen om te bewaren wat ze hebben. Van een heroveren van het verloren terrein is vooralsnog geen sprake. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. BesluitTot besluit wil ik hier twee citaten neerschrijven. Het eerste is van de Brusselse journalist H.G. Samoy, die in een voordracht voor de Hollandse Club op 29 januari 1969 het volgende zei: ‘In Vlaanderen groeit een generatie bewuste, totaal in het Nederlands opgeleide, Engels en Duits kennende Vlamingen op. Die krachtige promotie van de Vlaamse mens en welvaart moet automatisch overslaan naar de Vlaamse massa in Brussel en er op de duur de massa der half bewuste en zelfs een deel der verfranste Vlamingen beïnvloeden en meesleuren.’ Het tweede komt van minister Van Mechelen, die, op 25 oktober 1969 bij de viering van prof. Schillebeeckx en van dr. A. Toepfer, door de Kultuurraad voor Vlaanderen dit zegde: ‘Na de grote veranderingen die hebben plaatsgehad (afbakening van de taalgrens, aanpassing van de provinciegrenzen en van de bisdommen aan de taal...) blijft het harde probleem-Brussel. Het is duidelijk dat de Vlaamse gemeenschap met alle sociale, ekonomische, financiële en kulturele middelen, die haar dank zij haar groeiende welvaart ter beschikking staan, zal moeten vechten om kultureel afvalligen en sociaal en kultureel minstbedeelden (d.w.z. de 28% der hoofdstedelingen die in hun kinderjaren het Nederlands als moedertaal hebben gekend) voor de Nederlandse kultuur te heroveren.’ J.B. |