Neerlandia. Jaargang 73
(1969)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 303]
| |
PublikatiesBoekenEschel Rhoodie, Het omstreden land (Zuidwest-Afrika) 140 blz. met enige kaartjes. Uitgave van Nijgh en Van Ditmar, Den Haag. Ingenaaid f 9,90.De schrijver, gepromoveerd aan de universiteit van Pretoria, stelt ons direct voor het conflict over Zuidwest-Afrika, voorgelegd aan het Internationale Gerechtshof, op klacht van Liberia en Ethiopié, die echter de kous op de kop kregen toen het Hof hun klacht in 1966 naar het rijk der fabelen verwees. De klacht werd door henzelf ingetrokken. Na een uitvoerig verslag over al wat met dit zes jaren vorderend proces verband houdt, geeft de autaur een spannend verhaal over het land, de merkwaardige fauna en flora, de uitermate grote moeilijkheden voor het verkeer. Dan volgt een paragraaf over volk en geschiedenis, de strijd om het voortbestaan, de enorme droogte en de moeilijkheden aan water te komen, laat staan landbouw en veeteelt te bevorderen. Uit de studie van Rhoodie blijkt, dat Zuid-Afrika, dat Zuidwest Afrika uit handen van de Duitsers in 1915 overnam, enorm veel heeft gedaan om betere leefvoorwaarden voor de bevolking te scheppen: onderwijs, hygiëne, samenvoegen van groepen, die etnisch bij elkaar behoofden, irrigatie, wegenaanleg enz.. Schrijver pleit ook voor een blijvend verbonden zijn van de Westhoek bij Zuid-Afrika, in de eerste plaats als een eis van strategie, daar bij een loslaten van de Zuidwesthoek de kansen groot worden, dat ongewensten zich op dat gebied met zijn strategische kust en bijzondere ligging in de buurt van twee wereldzeeën zouden gaan werpen, hetgeen Europa, dat sedert de sluiting van het Suezkanaal zijn oceaanverbindingen via de Kaap heeft verlegd, niet bepaald welkom zou zijn. Rhoodie's boekje is een van a tot z helder betoog, dat de lezer, die, zoals de meesten onzer, weinig of niets van Zuidwest-Afrika afweet, uitstekend informeert over de verschillende facetten van dit heel aparte land. Zij die voor dit gebied belangstelling hebben, mogen dit werk niet missen. d.K.A. | |
Repertorium van Belgische Films I Documentaire en Voorlichtingsfilms. Uitgave 1968-1969.Met deze uitgave van het Belgische ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel wordt een waaier van inlichtingen en gegevens verstrekt over België en de Belgen. | |
[pagina 304]
| |
De in het Repertorium genoemde en toegelichte films zijn nl. verkrijgbaar in formaat 16 mm, met optisch geluid. Sommige werken zijn verkrijgbaar in formaat 35 mm. Elke Belgische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger kan uitleg verschaffen over de voorwaarden van het gebruik van de film. Het repertorium bevat honderd korte films en zijn onder de rubrieken: Sociale Wetenschappen, Natuurwetenschappen, Techniek, Schone Kunsten, Schilderkunst, Beeldhouwkunst, Architectuur, Diverse kunsten, Letterkunde, Geschiedenis en Aardrijkskunde opgegeven. Het ministerie gaf tevens bij dit repertorium een bijvoegsel, getiteld ‘Gebeurtenissen en kronieken’ nr. 248-249. Onder de paragraaf Cultureel Leven treffen wij o.a. aan de tekst van de Rede bij de installatie van het bestuur van de Stichting voor Nederlands Lexicologisch Instituut te Leiden, uitgesproken door de Belgische minister van de Nederlandse Cultuur, prof. dr. F. van Mechelen (zie voor die rede ook ‘Neerlandia’, febr. nr. blz. 52). | |
Jaarverslag-1968 van de Raad voor de KunstHet aan de minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk aangeboden jaarverslag van de Raad voor de Kunst over 1968 (gedateerd mei 1969) telt al bijna honderd bladzijden en zeer moderne illustraties. De voorzitter van de Dagelijkse Raad, de heer Ph.J. Idenburg, wijdt in zijn Inleiding grote aandacht aan de problematiek van de subsidiëring, een onderwerp, dat in 1969 al zeer urgent werd vanwege de steeds groeiende ontevredenheid in bepaalde kunstenaarskringen, die hun onbehagen op nadrukkelijke en spectaculaire wijze deden blijken. De Centrale afdeling Internationale Betrekkingen van het ministerie van CRM sprak - zo lezen wij in het jaarverslag - de wens uit tot een regelmatig contact tussen de Raad voor de Kunst en genoemde afdeling. Het jaarverslag rapporteert evenals vorige jaren over de volgende onderwerpen: Beeldende kunsten en bouwkunst, Filmkunst, Letteren, Muziek, Opera en danskunst, Toneel. Daarop volgen ettelijke bijlagen met o.a. een verslag van de vijfde openbare en plenaire zitting van de Raad voor de Kunst op 19 oktober 1968 met de tekst van het door de voorzitter uitgesproken openingswoord. De voorzitter stelt in zijn rede de wereld van de kunst tegen de achtergrond van het economisch bestel, de drang naar expansie op elk gebied, de toenemende industrialisatie in elk land, een industrialisatie, die alles opeist: grond, natuurschoon, zuivere lucht en water, een bedrijfsleven, dat hoofdzakelijk zich bezighoudt met vragen van economie en financiën, waarbij de verlangens van de wereld van de kunst alleen maar obstakels zijn, die in de weg staan bij hun economische expansiedrang. De kunst laat zich niet organiseren, zoals de onderneming, samenwerking in teamverband is onder kunstenaars uitzondering. De kunst onttrekt zich aan planmatigheid. Daarom is het de taak van het parlement en ook van de Raad voor de Kunst om voor die andere vormen van bestaan te waken. Maar dan moet die Raad voor de Kunst ook een andere vorm krijgen. De Raad moet de kans krijgen tegen alle tumult van stemmen over de efficiënte productie van goederen enz. in een tegengeluid te laten horen, een stem die opkomt vor de mens en zijn innerlijke vervulling. Voor grotere openheid pleit hij. De kunstenaars in de Raad hebben stem door die Raad, maar zij willen die stem ook horen klinken. Het moet zó worden dat het de uitgesproken bedoeling van de regering is van de Raad een college te maken waaraan het openbaar pleidooi voor een volledig menselijk bestaan onverkort is toevertrouwd.Ga naar voetnoot*) |
|