Neerlandia. Jaargang 73
(1969)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 279]
| |||||||||||
De Conferenties Volksopvoeding
| |||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||
GeschiedenisWanneer men de geschiedenis van de Conferenties Volksopvoeding overziet, valt daarin een duidelijke lijn te ontdekken. Deze loopt van een aarzelende kennismaking van Nederlanders en Belgen met elkaars werk, een oriëntatie ten aanzien van functies en doeleinden van de volksontwikkeling in haar verschillende aspecten, via een zoeken naar structuren waarin deze samenwerking tussen beide landen geconcretiseerd zou kunnen worden naar een zich samen beraden over één bepaald onderwerp vanuit een gemeenschappelijke achtergrond. Niet langer staat de verhouding Noord-Zuid als zodanig centraal. Er heeft inmiddels een belangrijke integratie plaatsgevonden. De Belgisch-Nederlandse samenwerking op cultureel gebied dateert van 1946, het jaar waarin het Belgisch-Nederlands Cultureel Akkoord werd gesloten. In 1952 werd het tijdschrift Volksopvoeding opgericht. Er bestaan twee edities, een Belgisch-Nederlandse en een Nederlands-Belgische. Hierdoor is het mogelijk recht te doen aan de verschillende accenten die in beide landen worden gelegd op het gebied van de volksontwikkeling. Voorts biedt het de mogelijkheid aandacht te besteden aan voor elk van beide landen specifieke problemen. Aanleiding tot het organiseren van de eerste Conferentie Volksopvoeding was het vijfjarig bestaan van het tijdschrift. Dit eerste lustrum meende men het beste te kunnen vieren met een bijeenkomst van vooraanstaande personen uit de kringen van het vormings- en ontwikkelingswerk, lezers van Volksopvoeding. De eerste conferentie vond plaats in Lier. De daar gelegde persoonlijke contacten zijn wel het belangrijkste resultaat van deze conferentie. Deelnemers uit Noord en Zuid ontdekten hier hoe schrikbarend weinig men eigenlijk van elkaar wist, hoe onbekend men wederzijds was met het werk dat in het buurland werd verricht. Deze contacten zijn dan ook het begin geweest van vele later ontstane initiatieven. Ook in de volgende Conferenties Volksopvoeding, die afwisselend in België en Nederland werden gehouden, stond het probleem van de culturele integratie centraal. Het gehele werk en de verschillende werksoorten kwamen aan de orde. Het terrein werd in kaart gebracht. Dat het volksontwikkelingswerk in het geheel van de Belgisch-Nederlandse culturele samenwerking een eigen plaats wist te veroveren blijkt ook wel uit de instelling van een Subcommissie voor het Volksontwikkelingswerk in 1960, die vooral is bedoeld als adviesorgaan voor de met de uitvoering van het Akkoord belaste ‘Gemengde commissie’. Na verloop van tijd mocht men concluderen, dat het eerste doel: een grotere bekendheid met elkaar en elkaars werk bereikt was. Op basis van de in deze jaren gegroeide relatie was het mogelijk en nodig de aandacht meer speciaal te richten op de vraagstukken, die uit de nieuwe ontwikkelingen op het gebied van het volksontwikkelingswerk voortvloeiden en de eisen die een snelle maatschappelijke ontwikkeling in beide landen aan het werk stelde. | |||||||||||
Huidige vormIn de afgelopen jaren zijn verschillende thema's aan de orde geweest: de plaats van de kunstzinnige vorming in de volksopvoeding, volksopvoeding en massacommunicatiemedia en medeburgerlijke vorming. | |||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||
De 8e Conferentie Volksopvoeding, eind vorig jaar in Amersfoort gehouden, was gewijd aan het thema ‘Vormingswerk en beroepsleven’. In een zestal secties heeft men, uitgedaagd en geïnspireerd door evenzovele praeadviezen, geprobeerd een antwoord te formuleren op de volgende vragen:
In het paneelgesprek, dat ter afsluiting van de conferentie werd gevoerd formuleert de voorzitter, dr. H.M. de Lange, het resultaat van deze conferentie als volgt: ‘Op de huidige conferentie zijn we met betrekking tot een stuk beleid beter in de vraagstelling gekomen: de vragen zijn concreter en harder geworden, de uitgangspunten iets verduidelijkt, en het gezamenlijk gesprek en de studie kan weer verder’. Hiermee wordt de functie en betekenis van de Conferenties Volksopvoeding duidelijk aangegeven. Bij dergelijke ontmoetingen dreigt wellicht snel het gevaar, dat wel een mooie theorie wordt geformuleerd, echter zonder aansluiting met het werk zoals dat in concreto gebeurt. De intensieve gedachtenwisseling kan een goed fundament bieden, waarop in de praktijk verder kan worden gebouwd. Voor de conferentie van november a.s. is een soortgelijke opzet gekozen. Na twee korte probleemstellingen, respectievelijk vanuit de Belgische en de Nederlandse situatie zal het accent weer gelegd worden op de sectiebesprekingen. Centraal staan hierbij vragen met betrekking tot de personeelsvoorzieningen en accommodatie, de structuren en de financiën. Het plaatselijk vormings- en ontwikkelingswerk heeft in beide landen met een aantal problemen van gelijke aard te kampen. Er wordt gezocht naar nieuwe structuren, die een optimale samenwerking vooral ook ten aanzien van het gebruik van accommodatie en andere voorzieningen, garanderen tussen de verschillende werksoorten in deze en verwante sectoren. Een belangrijk vraagstuk is ook de verhouding tot de overheid, zeker wat betreft de financiële mogelijkheden van het werk. Wat hierboven is gezegd over het belang voor de praktijk van deze conferenties springt wel zeer in het oog bij dit conferentiethema. De 9e Conferentie Volksopvoeding kan door een kritische verwerking van ongetwijfeld vele verschillende visies uit allerlei sectoren een bijdrage bieden aan een strategie voor verdere opbouw van het plaatselijk vormings- en ontwikkelingswerk. |
|