dering van de Nederlandse cultuur in den vreemde’.
Het is een eerbiedwaardig standpunt en een voor velen begrijpelijke begrenzing (misschien vooral omwille van een brede samenwerking).
Anderen hebben, uitgaande van de eenheid van het Nederlandse volk in Noord èn Zuid èn Zuid-Vlaanderen, verder gezien en verder gegrepen en ook de staatkundige eenheid nagestreefd overeenkomend met de eenheid van het Nederlandse volk: Groot-Nederland. Ook nu nog menen wij in Dietsland-Europa en met Were Di niet door organisatorisch-politieke bedrijvigheid maar door vormingswerk in de mate van onze bescheiden krachten te moeten bijdragen tot het meer en meer ingang vinden in het Nederlandse volk dat deze staatkundige eenheid, deze politieke (in de zeer brede èn verheven zin van dit woord) eenheid moet tot stand komen - over welke tussentreden en tussenstadia heen ook.
Maar terugblikkend in het vooroorlogse verleden van ‘Neerlandia’ en van het Algemeen Nederlands Verbond hebben wij toch nooit ergens enig veto kunnen ontdekken, of welkdanige verbodsbepalingen dan ook welke het de leden ontzegden ten persoonlijken titel of in ander groepsverband verder te willen en verder te gaan dan de stellingen van ‘Neerlandia’ en het A.N.V.. Nog eens, dat sluit niet uit wederzijdse kritiek. Wij kunnen het goed velen dat men niet al onze standpunten deelt, of dat men meent slechts gedeeltelijk ze doeltreffend te achten, dat men onze standpunten afwijst aan de hand van fragmentaire of onmiddellijk te verwezenlijken opzetten. - Betekent dit echter dat men zover zou gaan ons volledig af te wijzen? We kunnen dit moeilijk aannemen vanwege eerlijke en verstandige mensen. Wij hebben het al wel eens ondervonden vanwege mensen, die... anders waren.
Wanneer we terugblikken naar de vooroorlogse periode van ‘Neerlandia’ en het Algemeen Nederlands Verbond, durven wij dus vooropstellen dat het geen ogenblik zou opkomen zijn blijk te geven van een dergelijk sektarisme. Van Vlaamse zijde waren vertegenwoordigers van alle schakeringen van de Vlaamse beweging voor de oorlog lid van het Algemeen Nederlands Verbond en in de verschillende nummers van ‘Neerlandia’ kan men er altijd de namen van de nieuwe leden op nalezen. Geen gematigde, maar ook geen ekstremist werd er geweerd.
Wanneer men er de teksten op naleest, kan men er woorden vinden, die wellicht nu veel minder gematigd klinken en aandoen dan wel destijds. Zo b.v. wat Brussel betreft: in ‘Neerlandia’ konden we voor de oorlog lezen: ‘In Brussel staan wij op Nederlandse grond’.
‘Neerlandia’ van vandaag mag het ons niet kwalijk nemen, maar dat is een der ‘Dietse wijsheden uit het verleden’, welke wij niet opgeven willen en niet opgeven kunnen, doodeenvoudig omdat het een Nederlandse waarheid is.
- Wanneer wij lezen wat destijds over Zuid-Vlaanderen verscheen, dan houdt het ook voor vandaag een les in, welke wij ons althans blijven ter harte nemen: ‘Want in het A.N.V. zien de Frans-Vlamingen de belichaming van de gedachte, welke de hoeksteen vormt van hun beweging, nl. de eenheid van de Nederlandse stam. De eenheid van zijn volksaard, zijn taal en zijn cultuur. Van deze eenheid is het Algemeen Nederlands Verbond een sprekend zinnebeeld en een levende werkelijkheid. De Frans-Vlamingen, die in biezondere omstandigheden leven, die zwaar hebben te arbeiden en te strijden voor hun ideaal, beseffen diep de waarde van dat symbool en deze werkelijkheid. Voor hen hebben zij een wezenlijker en voller betekenis dan voor de stamgenoten die het voorrecht genieten te wonen in het hart der Nederlanden. Wie gescheiden leeft van zijn familie, voelt sterker de diepe geheimzinnige drang van het bloed; hij reikhalst naar een teken van zijn verwanten, dat hem sterkt in de overtuiging dat hij niet uitgestoten, niet vergeten wordt. Zulk een teken is voor de Frans-Vlamingen het A.N.V.. En daarom is dit verbond hun dierbaar en beleven zij innig al wat het aanbelangt... Elke beweging heeft een verstandelijke en sentimentele ondergrond. Voor de Frans-Vlaamse beweging is dit het bewustzijn, wat betreft afkomst, zeden en gewoonten, taal en cultuur, te behoren tot de Nederlandse stam. En de trots daartoe te behoren, omdat die stam op nagenoeg alle gebieden van de menselijke bedrijvigheid groot en bewonderenswaardig was en nog is. Dit is de wezenlijke inhoud der beweging en daaruit is het ideaal gegroeid, dat zij nastreeft: op etisch en cultureel gebied te blijven of opnieuw te worden wat men van huis uit was en... is: Vlamingen, Dietsen, Nederlanders.’
Ik heb hier een kort en een vrij lang citaat gebracht: uit beide spreekt toch een geest, welke ook ons vertrekpunt is en blijft: de liefde tot het hele Nederland. Zeker, wij staan dertig jaar verder en de traditie hebben wij nooit opgevat als verstarring. Wij weten wat er sindsdien voor-