Neerlandia. Jaargang 73
(1969)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 246]
| |
Culturele samenwerking aan weerszijden van de OostgrensBij het doorbladeren van de laatste jaargangen van ‘Neerlandia’ is het ons opgevallen, dat volop en maandelijks belangstelling werd getoond voor al wat aan weerszijden van de zuidergrens leeft en voorvalt, maar Nederland noch België - althans in de pers - buitengewoon geïnteresseerd bleken voor hun Oosterburen en de culturele manifestaties over en weer aan de Oostgrens. Op deze grensactiviteiten werden wij gewezen - en wel tot onze grote verrassing - door het verslag van de ‘Werkgroep Grenscontacten van de Culturele Raad voor Gelderland - Arnhem-1969’ dat wij dezer dagen op de redactietafel vonden. Deze werkgroep vindt haar werkterrein in Gelderland en Nordrhein-Westfalen. In het evengenoemde verslag over de in 1963 in het leven geroepen Werkgroep geeft de in 1966 afgetreden voorzitter, mr. N.H. Muller, bij het overhandigen van de voorzittershamer aan zijn opvolger, de heer A.P.J. van Bastelaar, een helder overzicht van de gang van zaken in de jaren 1963 tot 1966. | |
De geboorteIn het jaar 1961 hield het ‘Nationaal Overleg voor de Gewestelijke Cultuur (N.O.G.C.)’ een congres over de culturele grenscontacten, wier traditionele banden door oorlog en migratie waren verzwakt.Ga naar voetnoot1) Bij die gelegenheid hebben verschillende sprekers gepleit voor een krachtiger en systematischer verdiept contact tussen de bevolking van de grensstreken. Er waren reeds betrekkingen op allerlei gebied: politieke, religieuse, er waren jongerencontacten en economische betrekkingen, maar culturele grenscontacten richten zich toch voornamelijk op ontmoetingen van mens tot mens, ontmoetingen, die berusten op verwantschap en afstamming in taal en de vroegere staatkundige eenheid of verbondenheid of historische kerkelijke bindingen. Min of meer als gevolg van dit congres werd de Gelderse Werkgroep voor grenscontacten geïnstalleerd in maart 1963 in het Nijmeegse stadhuis door de Commissaris der Koningin in Gelderland, mr. H.W. Bloemers.Ga naar voetnoot2) Dr. Muller geeft dan in het meergenoemde verslag een opsomming van de wisselvalligheden van de jonge Werkgroep, tijdens een moeizame aanloopperiode, die we echter kortheidshalve niet op de voet zullen volgen. Eén manifestatie, die vermeld moet worden, is het tweejaarlijkse orgelcongres van de Stichting ‘Internationale Orgeldagen Rijnstreek’, dat een regelmatig terugkerende gebeurtenis werd van formaat. Van de aanvang af had men eigenlijk al begrepen, dat een documentatie- en | |
[pagina 247]
| |
informatiecentrum, tevens te beschouwen als subsidiepleiter, onmisbaar was, daar men tot nu toe niet was gekomen tot een krachtig ‘coördinatiepunt’ of zelfs maar een landelijk secretariaat. | |
Hoe was het aan de overkant van de grens?Het lijkt goed ons - zover gekomen - af te vragen hoe het te dezen opzichte aan de overzijde van de grens was gesteld en dan ons te bepalen bij Niederrhein en Westfalen. Reeds in 1956 waren in Kreis Borken, Schloss Raesfeld, op slechts 20 km van onze grens, een aantal personen, onder wie ook Nederlanders, bijeengekomen voor het regelmatig organiseren van culturele elementen: concerten, tentoonstellingen van moderne kunst, carnavalsfeesten e.d.. Reeds in die jaren bezochten Duitsers jaarlijks de uitvoeringen van de Mattheuspassion in Winterswijk. In 1959 was de vereniging van deze belangstellenden al aangegroeid tot tweehonderd leden; zij werd als ‘eingetragener Verein’ erkend als een ‘vereniging ten algemenen nutte.’ Doel van de Vereniging was: ‘Der Verein verfolgt den Zweck kulturelle Veranstaltungen durchzuführen und Verbindungen zum Ausland (Nederland) zu pflegen.’ In 1961 ontstond uit die vereniging de bilaterale ‘Arbeitsgemeinschaft für kulturelle Grensbeziehungen zwischen dem Achterhoek und dem Westmünsterland’ met ontplooiingen van tal van activiteiten aan weerszijden van de grens. Enige jaren later werd, onder invloed van Schloss Raesfeld, in het gebied van de Liemers-Achterhoek en het Nederrijnse een Werkgroep voor culturele grenscontacten opgericht, die spoedig daarop als een zelfstandige vereniging ‘Liemers-Niederrhein’Ga naar voetnoot3) haar bloeiende leven begon. Ook de Duitse overheid had inmiddels bemerkt dat door bepaalde instanties belangrijk werk werd verricht in Raesfeld, waarna aan de Kulturkreis Raesfeld financiële steun werd verleend, o.a. door de Kreis Borken, het Landschaftsverband Westfalen-Lippe en Rheinland, plus de Bezirksregierung van Münster en enkele steden en kleine gemeenten langs de grens. | |
Wederzijdse contactenSinds juli 1964 onderhoudt de Kulturkreis Schloss-Raesfeld (onder voorzitterschap van dr. Stephan Selhorst) vaste verbindingen met de Nederlandse ‘Werkgroep Culturele Grenscontacten’, in die zin, dat de Ned. Werkgroep tijdens de Duits-Nederlandse Contactdag te Arnhem ‘Raesfeld’ verkoos als de officiële partner in de Duitse Bondsrepubliek, met het gevolg, dat een nauwer organisatorisch contact met het Gelderse grensgebied werd bevorderd en uitwisseling van programma's en afstemming daarvan op elkaar tot ontwikkeling kwam. Belangrijk was ook dat nu een gezamenlijke actie mogelijk werd bij de ministeries in Den Haag en Bonn, alsmede bij het Landschaftsverband Westfalen-Lippe gehoor te vinden voor het bepleiten van financiële ondersteuning der wederzijdse plannen. Zo werd o.a. in december 1966 een bezoek gebracht aan drs. B.E.J.M. de Hoog in Den Haag, toentertijd hoofd van de afdeling internationale culturele | |
[pagina 248]
| |
betrekkingen van het ministerie van O., K. en W.. Overheveling van een aantal taken van die afdeling naar het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (C.R.M.) heeft bij de afwikkeling van de daar aan de orde gestelde vraagpunten nog al wat vertraging doen ontstaan. In principe was nl. tijdens de besprekingen op O., K. en W. overeenstemming bereikt t.a.v. de mogelijkheid over de opneming van een vertegenwoordiger van de zes daarvoor in aanmerking komende Nederlandse provincies in de ‘Gemengde Cie’ en het instellen van een subcommissie in het kader van het Nederlands-Duitse Akkoord. Over restitutie van de reis- en verblijfkosten aan leraren uit Nederland, die les geven in Nederlands en cutuurgeschiedenis aan Duitse scholen, zou op beleidsniveau op het ministerie van Onderwijs worden gesproken. Voor het oprichten van een coördinatiecentrum zag het Nederlandse ministerie voorshands geen noodzaak. Het inmiddels opgerichte ministerie van C.R.M. ziet - zo werd bekend - geen bezwaar tegen een steun aan de onderlinge coördinatie van de grenscontacten tussen de provincies, ook niet tegen een nauwere relatie met de ‘Gemengde Commissie.’ | |
Manifestaties en ontmoetingenBehalve de Werkgroep Gelderland-Nordrhein-Westfalen kwamen nog enige regionale groepen tot leven nl.: de reeds genoemde Ver. Liemers-Niederrhein, Achterhoek-Münsterland en Nijmegen-Kleef. Het verslag 1966-1968 van ‘Culturele Grenscontacten’ geeft een eerbiedwaardige lijst van evenementen van de Werkgroep Gelderland-Nordrhein-Westfalen, maar ook van die regionale gebieden als evenzovele bewijzen van activiteit langs de Oostgrens op het gebied van de culturele samenwerking. Opsomming van al die activiteiten zou bladzijden druk vergen. Wij doen er slechts een greep uit: jaarlijkse ontmoetingen, o.a. in Arnhem, Münster en Nijmegen (1968), met 150 deelnemers. Uiterst belangrijke inleidingen werden daar gehouden, gevolgd door nadere besprekingen door discussiegroepen die van gedachten wisselden over diverse onderwerpen. De persoonlijke contacten waren hier echter wel het voornaamste dat men poogde te bevorderen. Ten aanzien van de pogingen een coördinatiecentrum in te richten (een punt op het programma van de Nijmeegse ontmoetingsdag voorkomend) zij medegedeeld, dat men òver de grens onmiddellijk tot daden kwam, door op een bijeenkomst in Emmerich te besluiten tot het in leven roepen van de ‘Bundesgemeinschaft für Deutsch-Niederländische Kulturarbeit.’ In Nederland kwam dit programmapunt nog niet van de grond. Verdere activiteiten waren: het houden van Treffmitwochen, voordrachten met lichtbeelden, concerten, lezingen, o.a. door ons redactielid K.A. Mayer in Kleef met als onderwerp: ‘Die Niederlande, so wie man sie nicht kennt’, boottochten over Rijn en IJssel, bezoek aan Xanten, excursies, filmavonden, kamerkoren, samenkomsten van gilden van Bergh en Emmerich, muzikale festijnen, optreden van volksvertellers uit de Achterhoek, dialectdagen in Winterswijk, uitschrijven van hoorspelprijsvraag, enz. enz.. De gemeente Winterswijk mocht in 1968, vermoedelijk als waardering voor haar vele initiatieven en haar gastvrijheid, een collectie van driehonderd | |
[pagina 249]
| |
uitgezochte Duitse boeken ontvangen, ter versterking van de gemeentelijke bibliotheek, al te maal bewijzen voor de uitstekende verhoudingen die langs de Oostgrens bestaan. | |
Activiteiten buiten de Gelderse grensWij mogen ons niet bepalen tot de Werkgroep Gelderland-Nordrheinland-Westfalen, Achterhoek-Münsterland en Nijmegen-Kleef, want langs de hele Oostgrens van Aurich in het hoge Noorden tot Aken in het uiterste Zuiden gonst het van activiteiten door andere groepen voor hun rekening genomen. Dat blijkt uit een overzicht gegeven op de in maart 1968 in Nijmegen gehouden ontmoetingsdag door mr. H. Dobbelstein, in onze kringen meer bekend als de promotor van het jaarlijks in Limburg gehouden ‘Tournooi der Lage Landen’, maar ook als directeur van de Cultuurraad van Limburg. De door mr. Dobbelstein in zijn overzicht gesignaleerde activiteiten nemen wij hier in het kort over: De vereniging Frysk Rie houdt de contacten tussen Westfriezen (N.-H.), Friezen en Oost-Friezen in Duitsland en in Denemarken op peil. Elke drie jaar wordt een groot wetenschappelijk Congres gehouden, in 1967 o.a. in Leeuwarden met het thema: ‘Die Lage der Frieslande.’ Jaarlijks is er een uitwisseling tussen jonge landbouwkundigen en studenten. In 1967 was op Terschelling een tentenkamp voor jonge mensen uit Friesland, Noord- en Oost-Friesland. In de provincie Groningen en het Duitse grensgebied zijn regelmatig contacten tussen de gemeentebesturen, alsmede tussen volksscholen aan weerszijden van de grens. Het Nederlands-Saksisch instituut van prof. Heeroma speelt bij deze contacten over en weer een belangrijke rol. Het Drents-Duits grensgebied heeft uitwisselingen tussen muziekscholen, sportverenigingen en zangverenigingen. | |
Duits-Nederlandse culturele werkgemeenschap Limburg-NiederrheinLeden van deze werkgemeenschap zijn aan Nederlandse kant: medeleden van het Duitsland-Comité van de Culturele Raad Limburg, aan Duitse zijde: de officiële vertegenwoordigers van de Landskreise: Geldern, Kempen-Krefeld, Erkelenz, en de steden Krefeld, Mönchengladbach, Rheydt, Viersen en Aken, zodat de gehele grens Limburg-Duitsland over 100 km vrijwel geheel gesloten is. Er is een werkcomité ingesteld met 5 vertegenwoordigers van de Culturele Raad Limburg en 5 van het Landschaftsverband en de daarbij aangesloten Kringen en steden. Dit Comité komt vrijwel maandelijks bij elkaar in tegenwoordigheid van vertegenwoordigers van de Pers. Activiteiten gedurende één jaar zijn o.a. de volgende: vijfentwintig tentoonstellingen; publikatie van brochures over de liederen van Maas en Niederrhein; twee brochures zijn in bewerking over het onderwerp: ‘Der Limburgische Nachbar’; een serie kleurendia's zal worden opgenomen ter aantoning van de architectonische verwantschap tussen Maas- en Rijngebieden; In Erkelenz werd een historische Dag gehouden; Met behulp van het Comité werd een toeristische kaart samengesteld van het Limburgs-Niederrheins gebied met een oplage van 50.000; Voor de Niederrheinische archivarissen werd het medelidmaatschap open- | |
[pagina 250]
| |
gesteld bij de bestaande conventen van archivarissen in de provincies Limburg in Nederland èn in België; Aangevangen werd met het systematisch verzamelen van alle gegevens over culturele grensbetrekkingen in de invloedssfeer van het Comité en in het bijzonder van de bij overheidsbesturen en verenigingen levende wensen. | |
DesiderataMr. Dobbelstein besloot zijn overzicht met het bekendstellen van enkele desiderata, die wij hier uiteraard ook vermelden. Zeer wenselijk acht hij een jaarlijkse samenkomst van overheidsinstanties, comité's en werkgroepen voor de culturele grensbetrekkingen (contacten) tussen Duitsland en Nederland. Het Duits-Nederlands cultureel akkoord liet hij onbesproken, om de eenvoudige reden, dat in dat document met geen woord wordt gesproken over ‘grenscontacten.’ Over die lacune dienen beide regeringen, zowel door bemiddeling van de daarbij betrokken ministers, als ook door de volksvertegenwoordigers, te worden benaderd. De voor deze doeleinden uitgetrokken of uit te trekken gelden zouden voor een deel dienen te worden toegewezen aan de organisaties voor grenscontacten en deze moesten een stem hebben in een commissie, die zich in het bijzonder bezig houdt met de grenscontacten van landen betrokken bij het Cultureel Akkoord. Het cultureel verkeer wordt zeer bemoeilijkt door de douanevoorschriften, o.a. voor tentoonstellingen, voor theater- en muziekuitvoeringen. Dit is al honderd maal te berde gebracht, maar er gebeurde totaal niets. Op hoogst niveau dienen nu stappen te worden ondernomen, dus bij ministers en volksvertegenwoordigers. Mr. Dobbelstein gispte de trage ontwikkeling in culturele grensgebieden, ook tussen Nederland en België, die dwingend verbetering vereist. Juist in diè gebieden, waar de eigenlijke culturele betrekkingen goed ontwikkeld zijn, kan men herhaaldelijk ernstige lacunes aanwijzen, bijv., dat besturen en andere dienstinstellingen tekort schieten in de berichtgeving betreffende planologische, sociale en sociaal-economische infrastructuren en bij wederzijdse planning op korte of lange termijn. Van een gemeenschappelijke beraadslaging of een gecoördineerde planning is eenvoudig geen sprake, met het gevolg dat grensgebieden vanzelf grensgebieden blijven en dat bij de grens zo ongeveer alles ophoudt. Het provinciale bestuur van Limburg, dat ruimer denkt, overweegt ernstig een provinciale dienst in het leven te roepen voor de totaliteit der buitenlandse betrekkingen en in elk geval ambtenaren daarmede te belasten; zo ziet men hoe culturele betrekkingen kunnen leiden tot veel verdere samenwerking en hoe de ontwikkeling in Limburg misschien ook voor andere belanghebbenden van betekenis kan zijn of worden. Noord-Zuid moge zich - zo dachten wij - aan deze activiteiten spiegelen. Dan komen wij daar verder dan de Eindhovense ontmoetingenGa naar voetnoot4) en de Hilvarense Groot-Kempische Cultuurdagen. d.K.A. |
|