van boven de Moerdijk Vlaanderen onveilig komen maken.
Men vindt de Nederlander hoogmoedig, koud, eigenwijs, met een superioriteit naar de zuider broeder ziend. Bomans zegt er weer van, dat, als de Nederlander het over de Vlaming heeft, men de indruk krijgt dat hij het heeft over kinderen in een zandbak, hetgeen eenvoudig belachelijk is.
Alles bij elkaar zo ongeveer de bekende klanken over de mensen aan weerszijden van de grens, van wie men zou kunnen zeggen: ‘bij elkaar deugen ze niet, van elkaar meugen ze niet.’
Om 21.40 uur begon een onderzoek om eens na te gaan wat jonge intellectuelen over elkander weten. Daarvoor waren enkele vragen opgesteld over het vorstenhuis, de poëzie, de techniek, de kunst, Benelux, de taal.
Drie studenten uit Antwerpen en drie studentenmeisjes uit Leiden ondergingen de vuurdoop.
De resultaten waren minimaal.
Herman Gorter en Van Ostay's poëzie was niet bekend.
Waterbouwkundige grootheden hadden geen indruk gemaakt.
Stijn Streuvels als Frank Lateur ging de mist in.
Het woord pieremachochel (klein roeibootje) kende Vlaanderen niet en het Vlaamse woord kneut (kwezel) zegde de Leidse studentjes niets.
Voor elke opgaaf werden punten toegekend. Stelde het team zelf als voorwaarde 5 punten, dan werden het min vijf punten als de vraag niet beantwoord werd.
Het eindresultaat was voor beide partijen een bedroevend negatief.
Er waren nog diverse andere programmapunten, maar die hebben we - zijnde voor ons doel minder interessant - niet meer beluisterd.
Wat nu te zeggen over deze mammoetuitzending!
In de eerste plaats alle waardering voor de vele voorbereidende arbeid, die aan deze avond is vooraf gegaan.
Wij noemen geen namen.
Deze uitzending was een experiment, een volle avond: uitzending van een schakelprogramma.
Er zat inderdaad leven genoeg in. Het interviewen van Jan Alleman was ons wat te roerig, en vele klanken kennelijk uit de Sinjorenstad waren voor onze oren je reinste Chinees, beslist geen A.B.N.. Ik geloof ook niet, dat uit dergelijke interviews het juiste oordeel over elkaar goed uit de verf komt. Evenmin kon de studentenquiz goede resultaten geven. Hoe verbeelden de organisatoren zich een juist oordeel van die studenten over de taal te kunnen uitbeelden door alleen maar te vragen het woord ‘pieremachochel’ en ‘kneut’ nader te omschrijven.
Dan heb ik meer waardering voor een quiz, indertijd in ‘Neerlandia’ jg. 1961, blz. 86 t/m 89, gepubliceerd over de kennis van geschiedenisstudenten in Noord en Zuid over de geschiedkundige feiten in Zuid en Noord.
Dat was een onderzoek dat op hóóg peil stond. Dat kunnen we met de beste wil van deze quiz niet zeggen. Maar zoals gezegd, men experimenteert. Dus een volgende keer, als die komt, beter.