Welnu, indien onze bevolking zelf rechtstreeks de touwtjes van deze economische, commerciële, politieke concentratie mede wil blijven controleren, dan is een permanente inspanning vereist. Een inspanning om door een maximale intellectueel-culturele participatie een maximaal rendement te bereiken.
Deze prioriteiten zijn afhankelijk niet alleen van de beschikbare ‘brains’, maar ook van de beschikbare middelen.
Om die redenen is concentratie van middelen, integratie van de ‘brains’ en coördinatie van het beleid noodzakelijk op Europees niveau, maar in niet mindere mate ook tussen België en Nederland.
Men kan de vraag stellen of de gemeenschappelijke studie van de Nederlandse taal wel de eerste en meest dringende aangelegenheid was om in een tijdperk van technologische revolutie deze samenwerking aan te vangen.
Een 19e eeuwse Vlaamse dichter zei eens ‘de taal is gansch een volk’. Ik zou het minder prozaïsch willen uitdrukken.
De taal is natuurlijk een instrument van artistieke expressie; het bepaalt zelfs in grote mate het imago van een land; maar het is vandaag op de eerste plaats een ‘transportmiddel’; een vervoermiddel van gedachten, van denkbeelden, van ideeën.
De taal prikkelt onze hersens. Zonder deze prikkel tot het formuleren van onze gedachten blijven onze gedachten vormloos, dus maatschappelijk waardeloos.
Zelfs wanneer we abstractie zouden willen maken van de taal als cultureelestetisch en artistiek erfgoed, dan nog kunnen we ons van de gewone dagelijkse voertaal - hoe klein deze ook moge wezen - niet ontdoen: het blijft primordiaal werkinstrument.
De taal is bovendien het enige en exclusief democratisch cultuur-instrument van allen: van rijk en arm, van intellectuelen en arbeiders, van begaafden en misdeelden.
Voor 99% van ons allen is die taal ook de moedertaal.
Een kleine meerderheid is het voorrecht gegeven zich creatief ook in meerdere talen te uiten.
Het verwaarlozen van dat werk- en verkeersinstrument zou leiden tot het verwaarlozen van het denkpotentieel of m.a.w. als de taal verwaarloosd wordt, wordt het denken verwaarloosd.
In het jaar 2000 zal onze welvaart - én economisch én cultureel - steeds meer en meer van dat creatief denken afhankelijk zijn. We moeten - dit is België en Nederland samen - dat instrument blijvend verfijnen en verbeteren. Er moet in de toekomst ook ruimte gezocht worden voor een meer planmatig aktieplan, gedragen en uitgevoerd door een wetenschappelijk taal-instituut (ik noem het geen ‘akademie’, want dat heeft een nogal conservatieve klank).
Zo'n instituut zou met meer overleg en discipline dan dit nu het geval is, de hoeder zijn van het intellectuele vervoermiddel dat de Nederlandse taal voor 17 miljoen mensen betekent.
De oprichting van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie, waarvan het bestuur is geïnstalleerd, is een eerste stap in deze richting. Ik wens het goed heil en een vruchtbare werking toe.