Colloquium van toneelschrijvers uit Noord en Zuid in Maastricht
Op dit derde colloquium van Nederlandstalige toneelschrijvers, medio december 1968 te Maastricht gehouden, werd o.a. herinnerd aan het in 1967 - na het tweede colloquium - opgericht Vlaams Dramaturgisch Centrum, initiatief van de Vereniging van Vlaamse Toneelauteurs. De bedoeling is onder meer dat de beste amateursverenigingen uit het Nationaal Vlaams Katholiek Toneelverbond, het Nationaal Toneelverbond en de Socialistische Federatie een Vlaams stuk per jaar opvoeren, in volledige samenwerking met de auteur. Door die stukken op zoveel mogelijk plaatsen op te voeren kan heel Vlaanderen daarvan kennis nemen.
In Nederland is men met iets dergelijks bezig. Daar bestaat in Amsterdam het Documentatiecentrum Nederlands Toneel (Doneto). Al drie jaar staat daarvoor geld op de begroting van de Nederlandse ministeries.
De Nederlandse schrijver Manuel van Loggem was zeer slecht te spreken over de gang van zaken in Nederland. Voor toneel trekt de overheid 16 miljoen uit, voor de Nederlandse letterkunde acht ton. Het theaterbezoek loopt enorm terug. De programma's zijn getrouwe copieën van het buitenlandse repertorium van een jaar geleden.
Eerste noodzaak is dat de overheid de Nederlandse toneelschrijvers steunt. Elk gezelschap zou een dramaturg moeten hebben en zo'n gezelschap zou verplicht moeten worden tenminste per jaar één Nederlands stuk op te voeren. Krachtig werd ook algemeen aanbevolen: een dramatisch centrum voor Noord en Zuid.
De toneelschrijver Rex Brico meent dat, wanneer in het professionele theater niet het zo gewenste innig en organisch contact tussen auteur en theater mogelijk is, de auteur zijn vormingsgrond moet zoeken bij amateurs, bv. het studententoneel.
Hoewel onder het Nederlandse publiek de waardering voor Nederlandse stukken groter blijkt dan voor buitenlandse, zijn de stukken van vaderlandse bodem toch min of meer de sluitstukken van het seizoen.
Niet meer dan twee percent van de opgevoerde stukken bij het Nederlands toneel zijn Nederlandse toneelstukken.
Prof. Garmt Stuiveling sprekende over de sociale positie van de auteur ontwikkelde twaalf stellingen, die stuk voor stuk interessant waren. De laatste was wel de voornaamste: ‘België en Nederland dienen op de kortst mogelijke tijd te komen tot het verwezenlijken van jaargelden voor een bepaald aantal auteurs, die zich uitsluitend wijden aan hun creatieve roeping’. In Nederland zou voor dit doel op de rijksbegroting vijf jaar lang een bedrag van een milijoen gulden moeten worden uitgetrokken.
Aan de acteur en regisseur Jan Staal werd de prijs voor Nederlandstalige toneelauteurs voor 1968 uitgereikt - de stichter, Edmond Hustinx, deed er nog de helft van het bedrag bij! -, er was een ontvangst door de gouverneur van Limburg, dr. Van Rooij, in het fraaie gouvernementsgebouw en tot besluit speelde het Augustijner Teater van Antwerpen Luk van Brussels ‘Moordkompositie’.