Diets makertjes
Grijs en beige
Mijn vrouw en ik zaten met een vriendin uit Venlo op een caféterrasje in de schaduw van de St.-Baafskathedraal te Gent. Wij omringden ons aperitiefje met ingetogenheid en wederzijdse sympathie.
Plots werden wij opgeschrikt. Ons terrasje werd overrompeld door een luidruchtig groepje Nederlandse toeristen. Mijn vrouw en ik hadden ze reeds in de verte zien arriveren: dikke grijze pulls, beige broeken, stevige bruine schoenen, kleurloze eetzakjes en flinke donkere handtassen (of waren het boodschappentassen?). Slechts één kleurig lichtpunt: het rood van hun gezonde, opgewonden wangen. Uit eerbied voor onze Venloose vriendin hadden wij er stilletjes náást gekeken en wij onthielden ons voorzichtig van alle kommentaar.
Toen ze zich echter onstuimig en copieus op ons terrasje neerlieten, werd het ons onmogelijk hen verder te negeren. Kijk, zeiden wij een beetje schalks tot onze vriendin, daar heb je enkele landgenoten van jou. Heb ik al gezien, klonk het antwoord, Hollanders herken je zó. Ze zijn zo dégelijk gekleed. Het woordje ‘degelijk’ werd daarbij eerlijk en welgemeend beklemtoond.
Mijn vrouw - bont en sierlijk in haar fleurige kledij - moest even glimlachen en vroeg dan: Wat bedoel je eigenlijk met ‘degelijk’?
Het antwoord kwam prompt en liet niets aan duidelijkheid te wensen over: Net andersom als de Belgen! Als wij, Nederlanders, Belgen zien, dan zeggen wij steeds: daar zijn ze weer met hun gekke kleedjes. Felle kleurtjes en uitzinnige modelletjes. Als wij een kledingstuk kopen, dan denken wij: het pulletje moet bij elk rokje passen, en elk rokje moet bij elk jasje passen, en elk jasje moet bij alle schoentjes passen. En daarom kopen wij steed grijs en beige.