Nog eens Jan Greshoff
In het laatste nummer van ‘Neerlandia’-1968 schreef de heer Piet Korthuys, dat Greshoff in de kring van het Algemeen Nederlands Verbond dient te worden geëerd, o.a. omdat hij voor de verbreiding van de Nederlandse literatuur in het buitenland veel heeft gedaan.
Er is nòg een rede waarom het A.N.V. - bij de 80ste verjaardag van deze Nederlandse dichter en letterkundige, deze promotor van de literatuur, zoals Pierre Dubois hem noemde in een zeer waarderend artikel in ‘Het Vaderland’ - met bijzondere warmte aan de jubilaris denkt.
Het is n.l. zó, dat in ‘Het Vaderland’ van 25 februari 1956 de heer Jan Greshoff (vaste medewerker-criticus van het Haagse blad) een bijdrage schreef onder de titel: ‘Schrijvers en hun debuut’ over ‘De kunsten duren het langst’.
In dat artikel vertelde hij dat zijn eerste pennevrucht werd opgenomen in ‘Neerlandia’.
Na eindeloos snuffelen (Greshoff had er nl. niet bij verteld in welk nummer van ‘Neerlandia’ die pennevrucht was gepubliceerd) troffen wij zijn prille lied aan in het januarinummer van 1908 (Greshoff was dus toen net 20 jaar). Zijn gedicht droeg hij op aan dr. J.B. Schepers en was gedateerd: Scheveningen, 2 november 1907.
J.B. Schepers (1865-1937) was een Fries en Nederlands dichter. Wij drukken dat lied, eerste gedrukte sonnet van Jan Greshoff, hier af: