Neerlandia. Jaargang 73
(1969)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
Prof. Dr. Adriaan J. Barnouw overleden
| |
[pagina 2]
| |
de Columbia-Universiteit tot leerstoel verheven en Barnouw tot gewoon hoogleraar bevorderd.
Zoals prof. B. Hunningher, Barnouws opvolger in 1948, meedeeltGa naar voetnoot**) was er in de jaren twintig nog geen Netherlands Information Service te New York en geen Persraad of Cultureel Attaché aan de Nederlandse Legatie te Washington. Prof. Barnouw moet toen echter al als een persoon van gewicht gegolden hebben. Bij ontstentenis van een gezant deed de Chargé d'Affaires, Jhr. de Beaufort, herhaaldelijk een beroep op hem, hem bij allerlei gelegenheden als vertegenwoordiger te vervangen. Zo nam Barnouw ook deel aan een rondreis georganiseerd door het Sulgrave Institute, waarbij hij, naast gedelegeerden uit Engeland, ons land had te representeren bij de herdenkingsfeesten voor de landing der Pilgrim Fathers in 1621. De reis ging over een tiental Amerikaanse steden. Bij al deze officiële maaltijden is Barnouw als tafelredenaar gevormd. Hoeveel bijeenkomsten zijn in de jaren daarna niet door zijn briljante speeches opgeluisterd!
Aan de Universiteit doceerde Barnouw behalve Nederlandse geschiedenis, taal en literatuur in het Germanistisch Seminarie ook Gotisch en Oud-IJslands en gaf hij in het Instituut voor Anglistiek een college over Chaucer.
Belangrijk was in de Verenigde Staten de invloed van zijn ‘Monthly Letter’ die hij van 1923 tot 1961 voor de Netherland-America Foundation over allerlei aspecten van en personen uit de Nederlandse cultuurgeschiedenis op voortreffelijke en boeiende wijze heeft geschreven, en waarvan de Werkcommissie van Hoogleraren en Lektoren in de Nederlandistiek aan buitenlandse Universiteiten binnenkort een door de auteur zelf nog samengestelde bloemlezing zal uitgeven. De talloze reacties die Barnouw uit alle delen van Amerika gedurende die vele jaren heeft ontvangen, getuigen hoe groot de indruk was, die dit pretentieloze blaadje maakte.
Toen Barnouw ons op ons verzoek zijn bibliografie stuurde schreef hij er enigszins verontschuldigend bij: ‘Mijn lijst is onbescheiden lang geworden omdat ik zo onbescheiden lang het leven gehouden heb’. Welnu, voor een groot deel is het de spanning tussen de liefde tot zijn geboorteland en die tot zijn land van adoptie, waartegenover hij beide met volkomen loyaliteit stond, die bij hem een enorme productiviteit en creativiteit hebben te voorschijn geroepen. Uit deze spanning zijn werken ontstaan als Vondel (1925), dat nog steeds als een van de beste studies over dit thema wordt beschouwd, The Dutch (1940), The contributions of Holland to the Sciences (met B. Landheer samen, 1943), The Land of William of Orange (1944), The Making of Modern Holland (1944), Spaanse vertaling hiervan (1951), The Fantasy of Pieter Brueghel (1947), The Pageant of Netherlands History (1952), The Land and People of Holland (1961), Perzische vertaling hiervan (1964) enz..
Briljant en van een weergaloze vindingrijkheid was Barnouw ook als vertaler, zowel van het Nederlands in het Engels als omgekeerd. Beroemd is b.v. zijn bundel Coming After. Anthology of Poetry of the Low Countries (1948) die vertalingen bevat van gedichten van de Middeleeuwen tot de modernen | |
[pagina 3]
| |
in het verschijningsjaar toe. Als voorbeeld moge ik hier de eerste strove van het Wilhelmus citeren, waarvan Barnouw, zoals steeds, het oorspronkelijke metrum handhaafde. Bij de 15 strofen van het aangehaalde gedicht bewaarde hij eveneens de oorspronkelijke acrostichon-vorm op de naam William of Nassau: William of Nassau, scion
Of a Dutch and ancient line,
I dedicate undying
Faith to the land of mine,
A prince am I undaunted,
Of Orange, ever free,
To the King of Spain I've granted
A lifelong loyalty.
Reeds in 1914 gaf hij Beatrijs, A Middle Dutch Legend uit en in 1944 nogmaals The Miracle of Beatrice, A Flemish Legend of c. 1300, Introduction by Jan Albert Goris. Inleidingen schreef hij bij de vertalingen door H.M. Ayres: An ingenious Play of Esmoreit en A marvellous History of Mary of Nimmegen (1924). Zelf vertaalde hij in later jaren van den Vos Reinaerde (1967) en Elckerlyc (nog onuitgegeven).
De verdietsing van de Engelse Renaissance-dichter Chaucer is voor Barnouw een levenswerk geworden. Reeds in 1910 houdt hij voor het Zesde Philologen-congres een lezing over ‘The Milleres Daughter’ van Chaucer. Van 1930 tot 1933 verschijnen bij Tjeenk Willink te Haarlem drie delen van De Vertellingen van Pelgrims naar Kantelberg. Later volgt er een gekuiste uitgave van bij Het Spectrum te Utrecht, welke uitgever zojuist eindelijk een onverkorte uitgave op de markt heeft gebracht, waarvan Barnouw in zijn laatste maanden nog de drukproeven heeft gecorrigeerd. Behalve zijn college aan de Universiteit, leidde Barnouw ook ‘with great delight’ een Chaucer-kring van vakgenoten in zijn geliefde Century Club. Zoals een van zijn collega's tijdens diens Memorial Service heeft opgemerkt, moet Barnouw met zijn ‘zest for life’, zijn onopgesmukte stijl en liefde voor het tekenend detail over vijf eeuwen heen in Chaucer een verwante geest hebben ontmoet.
Zijn ‘zest for live’ was het ook, die hem er in zijn jeugd toe bracht schilder te hebben willen worden en die, toen hij daarbij op het vaderlijk tegenadvies was gestuit, dit vak als nevenberoep zijn leven lang is trouw gebleven. Barnouw heeft in zijn leven veel gereisd. En steeds bracht hij van die reizen interessante tekeningen en schilderijen mee naar huis, die dan in de genoemde Century Club werden tentoongesteld.
Behalve de ziel van de Netherland-America Foundation en van de Century Club was Barnouw dit ook van de Netherlands University League, waarvan hij tot de oprichters behoorde en bij acclamatie tot voorzitter gekozen werd, wat hij jaren lang bleef. Deze ‘an sich’ introverte denker, geleerde en kunstenaar was volgens een van zijn collega's ‘the most amusing companion’ die men zich denken kon. Hij was en bleef, zoals prof. dr. B. Landheer het uitdrukt, de onbestreden leider van het kleine brokje intellectueel en akademisch Nederland dat ook in de U.S.A. een zekere identiteit wist te bewaren. |
|