Neerlandia. Jaargang 72
(1968)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 379]
| |
Positieve zaken in verband met de Conferentie der Nederlandse Letteren
| |
[pagina 380]
| |
in den beginne is bepaald dat de ontmoetingen afwisselend in Noord-Nederland en in Vlaanderen zouden plaats grijpen. Zo kreeg Antwerpen 7, 's-Gravenhage 6, Brussel 3, Amsterdam 2 beurten en Rotterdam één, wat als totaal één te veel geeft, omdat één jaar én te Brussel én te Antwerpen vergaderd werd.
Van begin af werd door een paar secties (bibliotheekwezen en boekhandel) aangedrongen op continuïteitswaarborgen voor de werking. Aldus werd van lieverlede overgegaan tot een door de ministers vaste aanstelling van de afgevaardigden en de assessoren in de secties, althans voor een beperkt aantal jaren; ook werd aanvaard dat de onderscheiden secties de noodzakelijk bevonden ‘werkcomités’ zouden kunnen bijeenroepen, ev. bijgestaan door specialisten. Eindelijk werd ook ingezien dat de leiding van het geheel centraal gewaarborgd moest zijn: een bureau werd ingesteld, dat overigens voor de uitvoering zorg te dragen krijgt door het voorzien van ev. financiële mogelijkheden op de Rijksbegrotingen: één van de meest efficiënte successen van de Conferentie.
2. Welke zijn de oogmerken van de zo stille Conferentie; werkt zij efficiënt; is haar voortbestaan gewenst, vooral dan in de moderne tijd gekenmerkt door een drang naar grotere eenheden dan een Nederlandstalige aanwezigheid in het wordend Europa?
Overschouwen wij de actiesferen van de secties, waarvan de leden van twee (Boekhandel en Radio en T.V.) op zichzelf reeds heel wat nuttige ‘dagelijkse’ contacten onderhouden, dan treft wel, dat van bij het vertrek de Nederlandse letteren (als één geheel beschouwd, maar in een activiteitsverhouding van 2:1Ga naar voetnoot*) vertegenwoordigd zijn in hun scheppende, in hun materialiserende, in hun distribuerende, in hun bewarende en in hun registrerende gestalte, onafgezien de media waaraan ‘het woord’ wordt toevertrouwd: van handschrift tot grammofoonplaat; van toneelrealisatie over radio tot T.V.. Het gaat dan niet enkel om de algemene culturele waarden die inherent zijn aan de letteren, en hun verspreiding als dusdanig. Nog zo pas in oktober sloot de Conferentie zich aan bij het Charter van het boek, geformuleerd door de Unesco, en meteen heeft zij het probleem van de vrije meningsuiting voor volgend jaar aan de orde gesteld, terwijl ettelijke keren diverse aspecten van het auteursrecht de aandacht hebben opgeëist.
3. Merkwaardig is het te constateren hoe, onafhankelijk van elkaar, de secties soms naar een zelfde soort van discussiepunten gedreven worden, op ongelijke tijden weliswaar, terwijl min of meer uit de aandacht verdwenen opties door een andere afdeling weleens worden overgenomen. Wat alles wijst op een latent samenhorigheidsgevoel, dat bindender werkt dan voor een kleine twintig jaar te vermoeden was. Ook is het voorgekomen dat besprekingen in een bepaalde sectie gevoerd hebben tot realisatieprogramma's elders.
Werd in de eerste Conferentie wat al te boos opgekeken toen gevraagd werd het epitheton orbans ‘Nederlands’ over de zuidelijke staatsgrens te | |
[pagina 381]
| |
laten heenglijden, dan hebben de internationale verhoudingen thans algemeen gewenst gemaakt goed te laten doorklinken dat het Nederlands de derde taal is van de Germaanse groep. En stonden de beide falanksen eerst schuchter tegenover elkaar wanneer het er om ging na te gaan in hoeverre de Noordnederlandse productie in ‘Vlaanderen’, de Zuidnederlandse in ‘Holland’ is doorgedrongen in ‘de’ boekhandel, in de uitstallingen, in Nyhoffs Index, in Brinkmans Catalogus, in de openbare bibliotheken enz., dan worden nu onder de auspiciën van de Conferentie suggestieve keuzelijsten opgemaakt om respectief de schappen te stofferen; dan nemen de Koninklijke Bibliotheken elk voor hun rekening de vertalingen van eigen werk op, maar wordt ook in gemeen overleg naar middelen uitgezien om jaarlijks lijsten te brengen van alle vertaald werk, en wordt overlegd hoe de gezantschappen en consulaten van Nederland en van België, door een gecoördineerde actie te bewerken zijn om in de vreemde milieus het eigen gemeenschappelijk goed uit te dragen.
Met dit laatste is gezegd, dat de Conferentie met haar betrachtingen en verwezenlijkingen, van beide richtingen uit, de Moerdijk heeft uitgewist niet alleen, maar dat zij haar actie geuniversaliseerd heeft, ev. geconcentreerd langs het politieke kanaal van het buitenlands beleid om en eveneens langs het medium van de meer dan zestig lectoraten over de wereld verspreid, waar het Nederlands in een of andere vorm op hoog niveau wordt onderwezen.
4. Het slagen naar buiten van de Conferentie werd bezegeld door het tot stand komen van de ‘Grote Prijs van de Nederlandse Letteren’, die om de drie jaar wordt toegekend. Laureaten waren tot nog toe Stijn Streuvels (1956), Adriaan Roland Holst ('59), Herman Teirlinck ('62), Jacques Bloem ('65), Gerard Walschap ('68). De uitreiking, samenvallend met telkens een spectaculair Congres - waar de andere conferenties enkel werkvergaderingen zijn -, mocht reeds ettelijke keren aan betekenis winnen, niet enkel door het actief aandeel van de vorst van het ontvangende land, maar ook door het feit dat een Koninklijk Paleis het milieu werd, waar een beoefenaar van onze letteren gelauwerd werd.
5. Het is logisch dat de letteren, vertrekpunt, op zichzelf de hoofdbekommernis uitmaken van alle secties, van alle leden van de secties afzonderlijk. Maar onder het ‘mom’ van de letteren, in al haar scheppende vormen tot de up to date ‘kritiek’ toe, worden de ‘taal’ en het ‘Nederlandse boek’, als dusdanig pogingen om tot een internationale prijsvastheid te komen en het hele culturele bestel (o.a. de integratie van de bibliotheekstructuren) als het ware aan de tand gevoeld, zoals - b.v. bij het microfilmeren van middeleeuwse handschriften - in hoofdzaak gelet wordt op het taal-‘document’ tot welke discipline het ook behoort. Is de zorg om te komen tot een Nederlandse uitgave van het ‘Vocabularium bibliothecarii’ niet één van de uitingen om te komen tot een gemeenschappelijke vaktaal voor Noord en Zuid? Moet de angstige vraag om de vastheid van de spelling enkel en alleen gezien worden in het licht van een materialistische kapitaalsbeveiliging? Of heeft het toch ook te maken met de veertien aanbevelingen die in 1963 werden opgesteld om het gezag van het Nederlands te beveiligen toen voor iedereen in de Conferentie de greep van het Frans en het Engels internationaal nijpender werd? | |
[pagina 382]
| |
Wordt ooit de geschiedenis opnieuw geschreven van het ‘Documentatiecentrum en Museum’ te 's-Gravenhage en het ‘Archief en Museum’ te Antwerpen, dan zal pas blijken in hoeverre de Conferentie voor beide reeds stimulerend heeft gewerkt.
De naijver onder de Radio- en T.V.-instanties is kenschetsend voor de gegroeide verhoudingen. Worden de discussies in sectie- en plenaire vergaderingen geanimeerd gevoerd, er is de wil om uit moeilijkheden te geraken, ook dan als de structuren op zichzelf zo hinderend verscheiden zijn als hier het geval is. Radio en T.V. hebben het echter wel eens gemakkelijker om tot een bevredigende uitwisseling te komen van elementen, en prestaties van toneelgroepen, dan de literatoren-zelf, maar er is dan toch bij het lezen van de tientallen moties in de loop van de jaren de bevredigende indruk dat de osmose in de tijdschriftenredacties gunstiger verloopt. Kleine zaken hebben soms een grote betekenis: werd Nederland niet bereid gevonden literaire medewerking aan tijdschriften te honoreren? En verschijnen sedert enkele jaren, zij het soms moeizaam en zelfs wat hortend, de diverse betekenisvolle ‘Akkoord’-bundeltjes niet, bloemlezingen die tot taak hebben goed, vooral jong werk zekere verspreiding te geven? Mogen de samenstelling van de schiftingsredacties niet altijd iedereen bevredigen - hoe zou het kunnen? - er wordt gestreefd naar uitgebalanceerde verscheidenheid, bewijs van leven van een literatuur die nog niet tot sterven bereid schijnt.
Maar misschien moet nog eens een inventaris opgemaakt worden van de zaken die tussen dit jaar en plus minus twintig jaren in de oktobervergaderingen gevoerd, in de plaatsen aan een spoorlijn van een paar honderd kilometer lengte, niet slaagden. Want zo gemakkelijk als het zwart op wit papier blijkt, gaan de zaken niet altijd: geesten bewegen in alle ijlheid eer moeizaam, zeker bij tekort aan regelmatig, gedegen en snelle, accurate, wederzijdse voorlichting, voorlichting op de juiste plaats, waar men bewegen wil. |
|