paal voor samenwerking de mentaliteit is: men wil, zeer dikwijls om prestigeredenen, zijn eigen leventje leiden. Er wordt weleens gezegd dat er moeilijkheden zijn van administratief-juridische aard, die de samenwerking in de weg staan. Die zijn er zeker. Intercommunale samenwerking met gemeenten van een andere staat, waarbij een nieuwe rechtspersoon tot stand komt, is onmogelijk volgens de huidige stand van de wetgeving. Persoonlijk oordeel ik dit echter niet belangrijk.
Bij een poging, voor enkele jaren, om tussen de gemeenten Essen, Ossendracht en Huybergen tot een gezamenlijke huisvuilophaaldienst te komen, werd voor de bezwaren van administratieve aard, in overleg met het Provinciaal bestuur van Antwerpen een sluitende en korrekte oplossing gevonden. Enkel om organisatorische redenen kon nadien de zaak geen doorgang vinden.
Op de mentaliteit komt het dus aan. Die mentaliteit zorgt wel voor de nodige verbeelding. Het mag natuurlijk niet zo zijn dat men eerder met grensgemeenten aan gene zijde van de grens dan met burgemeesters uit eigen land gaat samenwerken. Dat gevaar zit er wel in als men aan een grensoverlegorganisme absoluut inhoud en werk wil toebedelen. Daarom kan een benadering vanuit de werkelijkheid niet genoeg aanbevolen worden. Nu is het zo dat de werkelijkheid van vele grensgemeenten, de ligging, de aanwezigheid (of afwezigheid) van verbindende infra-structuur, de urbanistische uitbouw bijna noodzakelijk tot samenwerking moet leiden.
Vooral op stuk van urbanisatie is nogal wat te doen. De ruimtelijke ordening in België bevindt zich momenteel in een stroomversnellend tempo. De gewestplannen zijn in opmaak en het is logisch dat de ontwerpers niet alleen het te bestuderen gebied, doch ook de omgeving in hun studie betrekken. Voor de grensgebieden betekent die omgeving het gebied aan de overzijde van de grens. Het is bekend dat de studiegroep ‘Mens en Ruimte’ die de studie maakte voor de Noorderkempen, herhaaldelijk in kontakt is geweest met de Noord-Brabantse instanties. De studie ‘Noorderkempen’ houdt overigens rekening met de landschappelijkheid van Noord-Brabant en het bestaan van de Noord-Brabantse stedenrug (Bergen op Zoom, Roosendaal, Breda, Tilburg). Wel mag de vraag worden gesteld of dit overleg niet te uitsluitend het werk van techniekers was en of de beleidsinstanties daarbij niet te weinig werden betrokken. Afgezien overigens van de gewestplannen, zou de opmaak van ieder gemeentelijk algemeen plan van aanleg moeten rekening houden met de situatie van de er omheen liggende gebieden, dit beduidt de aangrenzende gemeenten, zowel binnen- als buitenlands.
Naast de urbanistische aanpak, ligt een breed gebied van mogelijkheden op stuk van allerhande nutsvoorzieningen open. Elektriciteitsaanleg, riolering, waterleiding, waterafvoer zijn belangrijke zaken voor het leefmilieu. Pittoreske situaties - een straat gelegen op Belgisch grondgebied heeft waterleiding, de overzijde, op Nederlands grondgebied, mag niet worden aangesloten op het net - moeten door overleg kunnen gedaan gemaakt worden. Doorgaans gebeurt dit ook; verschillende gemeenten langs weerszijden van de grens hebben een onderling akkoord, waarbij de aan weerszijden van hun grondgebied afgelegen landbouwbedrijven, door de elektriciteitsmaatschappij wier leiding het meest nabij is, van elektriciteit worden voorzien.
Op stuk van afspraken, qua Brandweer, oproep bij ongevallen (dienst 900) bestaat ongetwijfeld één en ander, maar administratieve bezwaren en