Neerlandia. Jaargang 72
(1968)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 287]
| |||||||||||
Spiegel Vlaamse bewegingHet Arrest van StraatsburgWij hebben angst gehad voor Straatsburg. Niet omwille van de binnenlandse moeilijkheden waartoe een eventuele veroordeling van de Belgische taalwetten had kunnen aanleiding geven. - De Vlaamse macht is sterk genoeg thans om een achteruitzetten van de klok onmogelijk te maken. En als er toch aan de taalwetten zou geraakt worden dan zou dit alleen in een federale optiek kunnen gebeuren. - Neen de vrees was het gevolg van de groeiende bezorgdheid van de Vlamingen om hun rechtvaardige strijd in het buitenland niet te zien afschilderen als een soort stammenoorlog, erger nog, als een vorm van racisme, bloed- en bodemtheorie en andere lieflijkheden zoals de Franstalige Brusselse pers het zo graag doet. Men kan niet ontkennen dat een veroordeling de Vlaamse zaak in het buitenland ontzettend zou geschaad hebben. Het belang dat men bv. in Nederland aan deze uitspraak hechtte was voor de Vlamingen een zeer duidelijke aanwijzing dat men bij een veroordeling heel wat vrienden zou verloren hebben. Zou de Nederlander met zijn scherpe afkeer voor onrecht en verdrukking zich niet tegen Vlaanderen gekeerd hebben als was gebleken dat men hier de rechten van de mens met voeten trad? Zo gezien zal men begrijpen dat wij de uitspraak van het hof van Straatsburg als een zeer grote overwinning beschouwen. Eenparig hebben de rechters van het hof geoordeeld dat er geen sprake is van schending van de rechten van de mens. Het hoogste gerechtshof heeft op die manier zelfs sommige pessimistische Vlamingen van een minderwaardigheidscomplex verlost. Daarom zullen wij vrij uitvoerig bij de zaak Straatsburg blijven stilstaan. Eerst de voorgeschiedenisGa naar voetnoot*). Op 4 november 1950 werd te Rome de ‘Europese Conventie voor de Rechten van de Mens’ ondertekend door 15 landen. Omdat men meer wenste dan een hoogstaande, maar vrij spoedig vergeten verklaring werd meteen ook een Commissie en een Hof voor de Rechten van de Mens in het leven geroepen. Burgers van de lidstaten, die de bevoegdheid van de Commissie erkennen, kunnen voortaan klachten neerleggen tegen hun staatsgezag indien het een van de vermelde rechten en vrijheden zou schenden, en de ene staat kan de andere ter verantwoording roepen. | |||||||||||
[pagina 288]
| |||||||||||
De Conventie en het bijgevoegde Eerste Protocol (1952) waarborgen o.m. het recht op eerbiediging van het privé- en gezinsleven (art. 8), de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst (art. 9), de vrijheid van meningsuiting en -verspreiding (art. 10), terwijl art. 14 al die rechten en vrijheden verzekert ‘zonder enig onderscheid van geslacht, ras, kleur, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte of andere status’. Driehonderd vierentwintig Belgische Franstaligen uit de Brusselse omgeving, uit Gent, Antwerpen en Leuven beriepen zich op deze artikelen toen ze tussen 16 juni 1962 en 28 januari 1964 hun klachten neerlegden tegen de Belgische taalwetgeving. Ze verwezen daarbij ook naar art. 2 van het bijkomend Protocol, dat zegt dat ‘niemand het recht op onderwijs zal worden ontzegd’ en dat de staat het recht van de ouders moet eerbiedigen om hun kinderen ‘die opvoeding en onderwijs te verzekeren welke overeenstemt met hun godsdienstige en filosofische overtuiging’. Wat de aanklagers bijzonder dwars zit: dat er in de (Vlaamse) gemeenten waar ze wonen geen, of niet voldoende Franstalig onderwijs is, dat de Franstalige (privé) scholen geen staatssubsidies krijgen omdat ze niet voldoen aan de taalwet, dat de getuigschriften die ze afleveren niet gehomologeerd worden, en dat niet alle kinderen toegang krijgen tot sommige bestaande gesubsidieerde scholen, zoals de ‘kasteschool’ te Heverlee. De Belgische regering was er niet gerust in en beklemtoonde in een brief dat de uitspraak ‘een uitzonderlijke heftige politieke deining zou veroorzaken en een weerslag hebben op de structuur van de staat’. Vlaamse kranten oordeelden een eventuele veroordeling ‘strijdig met het rechtsgevoel van de Vlaamse gemeenschap’, die er ‘de nodige politieke conclusies’ uit zou trekken. Waarmee dan gezinspeeld werd op diepgaande federale hervormingen. Uit de pleidooren te Straatsburg bleek namelijk dat de Belgische taalwetgeving volledig normaal zou geacht worden, indien België een federale staat zou zijn. Vlaamse kringen verspreidden te Straatsburg informatie over het waarom van de Vlaamse Beweging, over de moeizame weg van rechtsherstel ‘binnen unitair verband’, die leidde tot de taalwetten. Ze betoogden dat ‘entre le faible et le fort, entre le pauvre et le riche, c'est la liberté qui opprime et la loi qui affranchit’, zoals Lacordaire reeds lapidair uitdrukte. En die ‘zwakke en arme’ was zeker niet te vinden in de kringen van de Franstalige aanklagers... Vlaamse juristen toonden aan - met juridische argumenten - dat de tekst van de Conventie nergens uitdrukkelijk de ingeroepen ‘rechten’ waarborgt, dat de klachten dus buiten het toepassingsveld van het Europees Verdrag vallen. Wat ook de stelling was van de advocaten van de Belgische regering - mr. Bayart en de Zwitserse prof. Guggenheim - die voor de ‘onbevoegdheid’ van het Hof pleitten. De Europese Commissie onderzocht eerst de ontvankelijkheid van de klachten, en stelde vast dat de artikelen 9 en 10 van de Conventie inderdaad niets te maken hadden met het voorwerp van de taalwetgeving. Maar op het eerste gezicht leek dit niet zo voor de andere ingeroepen artikelen. Toen de verzoeningspoging mislukte werd dan ook in die zin een advies gegeven - een verslag van 447 blz. - aan het Hof. Volgens de Commissie zouden sommige aspecten van de taalwetgeving onverenigbaar zijn met de eerste zin van art. 2 van het Protocol, gelezen in samenhang met art. 14 van de Conventie. De Belgische taalwetgeving zou dus in overeenstemming zijn met alle afzonderlijke artikelen van de Conventie, maar strijdig met een bepaald artikel in samenhang met een ander... Het Hof heeft deze interpretatie van de Commissie uiteindelijk niet gevolgd. De 15 rechters van het Europese Hof hebben op 23 juli bij monde van de voorzitter, de Fransman René Cassin, een definitief oordeel bekend gemaakt over de Belgische taalwetgeving in onderwijszaken. Het Hof acht het principe van de eentaligheid ten noorden zowel als ten zuiden van de taalgrens volkomen verenigbaar met de tekst van de Europese Conventie. Zelfs in een unitaire staat veroorzaakt een taalgrens, vastgelegd of veranderlijk, niet automatisch ongeoorloofde discriminaties. In de tweede plaats hebben alle rechters vrijwel de hele taalwetgeving in onderwijszaken conform bevonden aan de Konventie. Acht van hen menen evenwel in één regeling een ongeoorloofde discriminatie aan te treffen: de strikte reservering van de Franstalige scholen in Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, St.-Genesius - Rode, Wemmel en Wezembeek-Oppem voor kinderen van Franstalige inwoners uit die gemeenten. De nipte minderheid | |||||||||||
[pagina 289]
| |||||||||||
van de vele rechters - de Zweedse, Noorse en Deense, de Benelux-rechters en de Griekse - is nochtans van oordeel dat zelfs die regeling geen enkele discriminatie bevat in de zin van het door art. 14 van de Konventie verboden onderscheid. Het arrest kwam voor de Franstaligen in België als een koud stortbad. Zij rekenden zo vast op een veroordeling van de taalwetten dat het offensief feitelijk reeds ingezet werd nog vóór de uitspraak bekend werd. Het arrest zou het beslissende argument worden om in Vlaanderen opnieuw een stelsel van tweetaligheid in te voeren. De rechters van het Europese Hof hebben die hoop nu wel voorgoed verijdeld. Men luistere even naar een paar Franstalige persstemmen. Eerst Le Matin (Antwerpen). ‘In ons artikel van gisteren, in afwachting van het arrest dat het Hof voor de rechten van de mens moest uitgeven, schreven wij dat we dit arrest, hoe het ook zou uitvallen, zouden aanvaarden. Het besluit is nu gevallen. We hebben het hier onder onze ogen. Het kwam snijdend neer, zo scherp en zo brutaal als een guillotine-mes, met nog één troost, die een groot aantal Belgen toelaat het licht der individuele vrijheden nog eens te zien. Wij denken, voor alles en voor allen aan de enige honderdduizenden Franstaligen van Vlaanderen. Voor hen is de nederlaag totaal, het kwaad onherstelbaar, de opgelopen verbittering onmetelijk.’
Het rabiaat franskiljonse weekblad ‘Pourquoi Pas’ (Brussel) blokletterde:
‘Straatsburg: een doodvonnis voor de frankofonen in Vlaanderen’.
Symbolisch voor de opluchting langs Vlaamse zijde is het hoofdartikel van ‘De Nieuwe’:
‘Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens te Straatsburg heeft een klacht van Belgische Franstaligen tegen de taalwetgeving unaniem afgewezen omdat het van oordeel is dat het louter bestaan van een taalwetgeving, ook indien die de door Brusselse Franstaligen tot hoogste waarde verheven “vrijheid van de familievader” beperkt, geen discriminatie betekent. Met acht tegen zeven stemmen acht het Hof wel de onderwijswetgeving in het zgn. arrondissement van de zes Brusselse randgemeenten met faciliteiten onaanvaardbaar, omdat alleen inwoners van de betrokken gemeenten het recht hebben om hun kinderen naar de plaatselijke Franstalige scholen te sturen. Volgens het Hof mag de Belgische wetgever gerust het Franstalig onderwijs in Vlaanderen afschaffen, maar wanneer hij een dergelijk onderwijs toelaat, moet het ook openstaan voor alle Franstaligen. Vlaanderen behoort dit arrest toe te juichen. In 1963 werd door een aantal vermoeide staatslieden op Hertoginnedal een politiek kompromis gesloten dat leidde tot de “zes randgemeenten met faciliteiten”. Het was een beschamend resultaat van Belgisch geven en nemen, en het is jammer dat de roep “geen faciliteiten” die in 1963 in Vlaanderen weerklonk, sindsdien zo weinig gehoord werd. Straatsburg bevestigt thans dat dit Belgisch geknoei een einde moet nemen, en daar kan men alleen maar blij mee zijn. Indien de faciliteiten-wetgeving wordt afgeschaft, hoeft de regering geen klachten te Straatsburg meer te vrezen. Als de Vlaamse volksvertegenwoordiging wil, dan wórdt ook een einde gesteld aan het faciele geknoei met mensen. Men heeft alleen het wachten op deze wilsuiting.’
En Manu Ruys in ‘De Standaard’:
‘Men stelt dus vast dat het enige verwijt, dat die zeer kleine meerderheid van de rechters de taalwetgeving aanwrijft, betrekking heeft op een gunstmaatregel, die de Vlamingen hebben toegestaan aan Franstaligen die zich in Vlaamse gemeenten komen vestigen.
Er zijn hierop drie reakties mogelijk:
Wat dit laatste punt betreft, is het vrijwel zeker dat op die manier de verfransing wordt versterkt in die randgemeenten (Tervuren, Meise, Grimbergen, enz.) waar geen faciliteiten bestaan. | |||||||||||
[pagina 290]
| |||||||||||
Men kan ook de vraag stellen, of de wetgeving wel moet worden aangepast? De Vlaamse C.V.P. vertoont de neiging om helemaal geen rekening te houden met het arrest. Hierover zal de e.k. dagen in regerings- en partijkringen nader beraadslaagd worden. Nu echter kan reeds worden besloten, dat Straatsburg in opvallend sterke bewoordingen de taalwetgeving bekrachtigd heeft. De jarenlange campagne van een handvol personen, die misleid en opgehitst werden door het F.D.F., eindigt op een fiasko.’ We kunnen hier nog slechts één bedenking aan toevoegen: Een halve eeuw Vlaamse strijd is thans bekroond met het fiat van het Europese gerechtshof. Het is voor tal van vergrijsde flaminganten de internationale erkenning waarvan ze zolang gedroomd hebben. | |||||||||||
LeuvenOok inzake Leuven is het nieuws gunstiger dan we dit de laatste tijd gewoon zijn geworden. In hun jaarlijkse bijeenkomst hebben de Belgische bisschoppen die nog steeds de inrichtende macht van de Leuvense Universiteit vormen, een nieuwe verklaring opgesteld die als een definitief verzaken aan het onzalige mei-mandement mag beschouwd worden. De bisschoppen verklaren dat de toekomst van de Franstalige afdeling gezien moet worden in het verlangen om aan beide taalgroepen in het land een verregaande mate van kulturele autonomie te verlenen. De bisschoppen hebben zich ook laten leiden door ‘de gevolgen van de recente politieke ontwikkelingen’. Erg duidelijk is het allemaal niet, maar het zo bevelend afgekondigde beginsel van de geografische eenheid te Leuven wordt wel degelijk opgedoekt. Er komt dus toch een overheveling. Hoe, waar, wanneer? Dat zijn vragen die op het ogenblik niet kunnen beantwoord worden. Het is duidelijk dat hier zeer tegenovergestelde opvattingen over bestaan. De oude droom van de driehoek Brussel - Leuven - Taalgrens is bij velen nog niet uitgedroomd. De dreigende vestiging van de gehele Franstalige medische faculteit in Woluwe samen met een gedeelte van de faculteit wetenschappen (5.000 studenten dus) zal de verfransing van de Vlaamse gemeenten in het oosten van Brussel stellig in de hand werken. Aangezien wij verder niet weten wanneer Leuven-Frans zal overgeheveld worden - men kan zich achter geldgebrek verschuilen om dit zeer lang uit te stellen en intussen verwerft Leuven-Frans in Leuven zelf het recht op ongehinderde expansie tot en met die overheveling - wordt het gevaar voor verfransing van de as Leuven - Woluwe wel zeer dreigend. Men kan rustig voorspellen dat de Vlamingen hier zeer waakzaam zullen moeten zijn en dat het antwoord op de hierboven gestelde vragen uiteindelijk van de vastberadenheid zal afhangen waarmee de Vlaamse publieke opinie het Vlaamse standpunt terzake zal blijven verdedigen. Maar wij willen niet pessimistisch worden nu er eindelijk een klein lichtpunt is. De reactie van La Libre Belgique en vooral van de Acapsul wijst er inderdaad op dat de jarenlange verbeten strijd voor Leuven niet nutteloos geweest is. Daarom graag een echo van deze reactie. De Libre is ‘vervuld met bitterheid’, de krant zal nochtans wat voorheen ‘totaal onaanvaardbaar’ werd genoemd nu toch aanvaarden omdat de bisschoppen zelf een bladzijde van het geschiedenisboek voorgoed hebben omgekeerd. Toch kan de redactie niet nalaten nog eens medelijden te hebben met de Vlamingen die in hun onwetendheid zichzelf toch zoveel schade toebrengen. Verder heeft La Libre Belgique ook ontdekt dat bij de jongste verkiezingen amper 16% van de Vlaamse kiezers voor partijen gestemd hebben die het status quo in Leuven willen handhaven en in het licht van dit alles en hoe spijtig het ook zij... enz.... Nog ‘verbitterder’ is de redactie van de Acapsul (een vereniging van Franstalige hoogleraren te Leuven). In een woedende uitval heeft de Acapsul aangekondigd voortaan geen gezamenlijke academische plechtigheid nog te zullen bijwonen en haar inspanningen onverminderd te blijven voortzetten. En die dubbele reactie bewijst dat er inderdaad wel iets ten voordele van de Vlamingen veranderd is. | |||||||||||
BrusselEn tenslotte nog iets over het manifest van de Brusselse Franstalige parlementsleden. 29 Franstalige Brusselse parlementsleden hebben een manifest ondertekend waarin op initiatief van de socialist Simonet gepleit wordt voor een ‘front’ van de Brusselse Franstaligen. Het front zal ijveren voor de vrijheid van taalkeuze, de uitbreiding van de agglomeratie, de eentaligheid van het gemeentepersoneel, enz.. Het is duidelijk dat de tekst geïnspireerd werd door het reactionaire Front Démocratique des Francophones dat | |||||||||||
[pagina 291]
| |||||||||||
na een overrompelend verkiezingssukses sterk genoeg staat om druk uit te oefenen op alle Franstalige parlementsleden in Brussel. Het is even duidelijk dat de Franstaligen met dit manifest de gemeenteverkiezingen van 1970 op het oog hebben. Mede daarom is er inderdaad reden tot bezorgdheid. Als de Franstaligen werkelijk de politieke passies rondom dit voor Vlaanderen totaal onaanvaardbare programma verder opzwepen, dan ziet de toekomst van België er wel zeer somber uit. Méér willen we hier voorlopig niet over zeggen. Alleen dit nog: het zijn niet de Vlamingen die de toekomst van België bedreigen, de bedreiging komt van elders en we zijn niet zeker of dit thans niet uitdrukkelijk gewild is. | |||||||||||
DiksmuideOp de 41e IJzerbedevaart te Diksmuide werd door mr. H. Borginon, voorzitter van het IJzerbedevaartkomitee, uitdrukkelijk gewaarschuwd tegen het Franstalige offensief dat zich zeer duidelijk in Brussel aftekent. Ook het IJzerbedevaartkomitee meent dat Franstalige Brusselaars de eenheid van België in gevaar brengen. Om zich over de nieuwe situatie te beraden zal het 5-novemberkomitee in het najaar een Staten-Generaal van alle Vlaamse kultuurverenigingen bij elkaar roepen. Uiteraard houden wij u hiervan op de hoogte.
‘De Standaard’ schrijft over deze 41ste IJzerbedevaart o.a.:
‘Een herdenking van de gesneuvelde èn een politieke wekgroep tot de levenden. De ontvoogding, waartoe de spreker van deze dag opwekte, is nog niet geheel voltooid, hoewel de jeugd het Vlaming-zijn een van de natuurlijkste zaken van de wereld vindt; zij hebben daarom ook weinig behoefte aan strijdbare Vlaamsgezindheid. De jeugd is Vlaams, door en door, de grote winst van een taalwetgeving, en vooral van de vernederlandsing van het onderwijs. Een der grootste taken voor de Vlaming noemde Borgignon: de Franstalige Brusselaars en de Walen ervan te doordringen, dat zij niet de officiële hoeders zijn van de Belgische burgerzin, noch de natuurlijke voogden van onmondige Vlamingen; kortom er moet aangetoond worden, dat België een leefgemeenschap is, waarin, als normale gang van zaken, in elke gemeenschap, de Vlaamse opinie over alles op gelijke voet met Franssprekende Brusselaars en Walen meepraat en beslist. Middelen ter bevordering van dat streven noemde de heer Borgignon. O.a.: vernederlandsing van het bedrijfsleven; grotere Vlaamse aanwezigheid in administratie, magistratuur, leger enz.. En er moet en zal een einde komen aan de verdere verfransing van Vlamingen door de Franstaligen.’ L.U. |