Neerlandia. Jaargang 72
(1968)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 252]
| |
Kroniek Noord-ZuidGroot-Kempische CultuurdagenDe Hilvarenbeekse literatuurprijs is op de Groot-Kempische Cultuurdagen, die 29 en 30 juni werden gehouden, aan Anton van Duinkerken toegekend voor zijn werk ‘Nijmeegse colleges.’ De jury bestond uit Bernard Kempen uit Brussel, Emiel van Hemeldonck uit Vosselaar en Carel Swinckels uit Rosmalen. Burgemeester J.P.M. Meuwese van Hilvarenbeek, voorzitter van de Cultuurdagen, getuigde in zijn welkomstwoord van zijn grote medeleven met de ernstige ziekte van Anton van Duinkerken, die altijd een hooggewaardeerde gast was en die het cultureel festival zo na aan het hart lag.Ga naar voetnoot*) De zoon van Van Duinkerken, Fons van Asselbergs, nam de prijs voor zijn vader in ontvangst en las een brief voor, waarin Van Duinkerken zijn dank betuigde voor de hem gebrachte hulde en de prijs van f 1000. -, waarvan hij niet kon profiteren, maar meende ‘vrijelijk over te kunnen beschikken.’ En met het laatste gaf hij te kennen de prijs te schenken aan Jan Naaijkens voor zijn werk ‘Leer mij ze kennen, de Brabanders.’ De debuutprijs van f 500 werd gegeven aan de heer J. Verstegen uit Roosendaal voor zijn werk ‘Ligt uw hart daarop.’
Het thema van de Groot-Kempische Cultuurdagen luidde ditmaal ‘Democratisering van de kunst?’ Inleiders waren Annemarie Prins, Constant Nieuwenhuis en Peter Schat. Het feit dat zij een niet mis te verstane propaganda voerden voor het communisme wierp een schaduw op het geheel. Peter Schat wilde een protest versturen naar de Belgische minister van justitie wegens de vervolging en veroordeling van Hugo Claus. De Beigische ambassadeur, die te gast was, weigerde het protest in ontvangst te nemen en burgemeester Meuwese wees het protest van de hand omdat het de steun van een kleine meerderheid had. Niettemin maakte Peter Schat op de laatste dag bekend dat er toch, namens een honderdtal deelnemers aan de minister een telegram was verzonden.
Op de zaterdag werd in het gemeentehuis van Hilvarenbeek de expositie ‘Multiepel’ geopend. De openluchtkoffietafel, Kempische gildedansen, een concert en een openluchtspel vormden de niet onbelangrijke entourage van de cultuurdagen 1968. | |
[pagina 253]
| |
Internationaal BeiaardconcoursJo Haazen, beiaardier en hoofd van de jeugdmuziekschool ‘Tielman Susato’ te Antwerpen, heeft voor de derde keer - en thans definitief - in het Internationaal Beiaardconcours, in het kader van het Holland Festival, de wisselprijs der gemeente Hilversum gewonnen. De prijs is een werkstuk van de Amsterdamse edelsmid Archibald Dumbar. Burgemeester dr. Platteel van Hilversum reikte zaterdag 6 juli de prijs uit. De jury bestond uit Leen 't Hart, Piet van den Broek en Willem Vogel. | |
Kijk van Belgische attaché op Noord-ZuidverhoudingenIn de ‘Gazet van Antwerpen’ van 5 juni wordt een vraaggesprek gepubliceerd van Gaston Claes met de cultureel attaché aan de Belgische ambassade in Den Haag, de heer Guido Vansina. De heer Vansina brengt daarbij in herinnering, dat op 16 mei 1946 België zijn tweede culturele akkoord ondertekende en wel met Nederland. Het eerste dateerde van 22 februari van datzelfde jaar en werd met Frankrijk aangegaan. Met waardering spreekt hij van het goede werk dat Z. Exc. baron van de Straeten Waillet heeft verricht als Belgische ambassadeur in Den Haag, ter bevordering van de integratie Noord-Zuid.
Voor de opbouw van de contacten Vlaanderen-Nederland behoeft hij niet meer te zorgen. Die zijn er. Er moet alleen aan worden voortgewerkt. Met voldoening constateerde hij - sedert zijn plaatsing bij de ambassade - een groeiende belangstelling in Nederland voor België. En het begrip ‘Brussel hoofdstad van Europa’ stimuleert die belangstelling nog.
Vansina's taak is uiteraard niet alleen de Nederlands-Vlaamse verhoudingen te bestendigen en de Nederlandse cultuur te bevorderen, hij dient ook contacten tussen Nederland en de Franse cultuur te leggen. Er is op dat gebied ook vooruitgang te bespeuren, waarop hij met voorbeelden wijst.
De heer Vansina wijst dan met bekommernis op het bedroevende feit, dat in Nederland geen enkel Belgisch beroepsjournalist te vinden is, die er een Belgisch dagblad vertegenwoordigt. Er is in Nederland de man van ‘Belga’, maar die zorgt alleen voor lopende en korte informatie. Daar staat tegenover dat Nederland alléén te Brussel al twaalf journalisten heeft, die er een dagblad vertegenwoordigen.
Die belangstelling van de Nederlandse pers dateert reeds van lang vóór de tijd dat Brussel haar grote internationale rol ging spelen.
Het gevolg is, dat België over Nederland niet zó bijzonder goed is geïnformeerd, hetgeen gepaard gaat met een aan Belgische zijde vooral heersend gebrek aan begrip ten opzichte van de culturele integratie tussen Noord en Zuid.
Met voldoening constateert hij dan weer, dat de Vlaamse literatuur in Nederland een niet te loochenen doorbraak heeft geforceerd. Voor de verspreiding van Zuidnederlandse literatuur legt de attaché dan ook de nodige contacten. Daarbij is samenwerking met uitgevers, schrijvers, met schouwburgdirecties en inrichters van concerten, van tentoonstellingen onontbeerlijk.
De resultaten van die contacten somde de heer Vansina op: vijf tentoonstellingen, zeven voorstellingen van de Kon. Nederl. Schouwburg te Antwerpen, elf van de Kon. VI. Schouwburg te Brussel, acht muziekuitvoeringen, culturele congressen, cursussen enz., allen binnen het kader van het culturele akkoord.
Daarbuiten noemde de heer Vansina nog 32 lezingen, 29 tentoonstellingen, een dertigtal toneelvoorstellingen, 54 muziekuitvoeringen en 32 diverse culturele kunstmanifestaties.
De attaché werkt op het ogenblik aan de voorbereiding van een ‘rondreizende tentoonstelling van de jongste Zuidnederlandse literatuur’ met zowat 150 topboeken, die in de voornaamste Nederlandse steden zal worden ingericht.
Uit dit alles blijkt dat op de Belgische ambassade de culturele integratie van Noord en Zuid in bekwame handen is. | |
Tentoonstelling ‘Noord- en Zuidnederlandse literatuur in vertaling’ in de Kursaal van OstendeIn de Kursaal van Oostende werd zaterdag 22 juni geopend: de tentoonstelling van de Vlaamse Argentijn Victor Delhez (105 houtsneden), een tweede tentoonstelling van Nederlands letterkundig werk in vertaling en dan de Zomerboekenbeurs. Bij de opening waren o.a. aanwezig de burgemeester van Oostende, de heer Piers, vergezeld van enkele schepenen, de gouverneur van West-Vlaanderen, rid- | |
[pagina 254]
| |
der P. van Outryve d'Ydewalle, Karel Jonckheere, namens zijn minister van de Nederlandse cultuur, en vele andere sommiteiten. De ‘Vlaamse Club Kunst’ mag met trots terugzien op de organisatie van dit evenement, dat juist werd getypeerd met ‘een stuk volksopleiding in de beste zin van het woord.’ De 70-jarige Gerard Walschap voerde daar het woord, waarbij hij o.a. opmerkte, dat de Vlaming niet behoefde te blozen over zijn taal en dat Vlaanderen toch al zóver is gekomen, dat op goede gronden mag verwacht worden, dat de taal van Vlaanderen een goede toekomst tegemoet gaat. De tentoonstelling ‘Noord- en Zuidnederlandse literatuur uit de negentiende en twintigste eeuw’ die maar tot 4 juli duurde, gaf een zeer complete kijk op de Nederlandse letterkunde in Noord en Zuid. | |
Tentoonstelling ‘Het Nederlandse boek in vertaling’ te KortrijkTer gelegenheid van de 11-juliviering werd te Kortrijk in de Hallen de tentoonstelling ‘Het Nederlandse boek in vertaling’ geopend door directeur-generaal P. Rock van het ministerie van cultuur. De heer Rock noemde deze opmerkelijke tentoonstelling een positieve bijdrage tot de Nederlandse cultuur in België en de gehele wereld. Deze tentoonstelling, die 400 lopende meter omvat, geeft een beeld van de letterkunde sedert 1830 en werd ingericht aan de hand van gegevens uit de Kon. Bibliotheek van Brussel en van Den Haag. De heer Deleu, U weet wel: van ‘Ons Erfdeel’, gaf een omschrijving van de politiek, die in Nederland en in België wordt gevoerd inzake de vertaling van de eigen boekenproduktie en deze verspreid zien te krijgen in het buitenland. Hij gaf een zeer belangwekkend overzicht van alle officiële en particuliere instanties, die zich met die verspreiding bezig houden om daarna te wijzen op de toenemende belangstelling voor het Nederlands in het buitenland, waar aan menige universiteit onze taal wordt gedoceerd. | |
Documentatie Noord- en Zuidnederlandse kunstIn het bij duizenden inwoners van Den Haag en omgeving gratis aangeboden zaterdagblad ‘De Posthoorn’, dat over het algemeen hoofdartikelen van formaat bevat, troffen wij in het nummer van 13 juni een bijzondere bijdrage aan, gewijd aan het Rijksbureau voor kunsthistorische documentatie, ondergebracht in het statige pand aan de Korte Vijverberg, hoek Tournooiveld. Dit artikel, dat werd overgenomen door de ‘Knipselkrant van het ministerie van C., R. en M.’ van 14 juni, verhaalt ons van een uiterst nauwkeurige classificatie en rangschikking van reprodukties van schilderijen, teken- en grafeerkunst uit de noordelijke èn zuidelijke Nederlanden. Een verzameling van tussen de 600.000 en 700.000 afbeeldingen. Op de ganse wereld zijn maar twee instituten, die hetzelfde werk doen: in New York en Londen, maar wat nauwkeurigheid en volledigheid betreft gaat niets boven het Haagse instituut. Het is geen bureau om van de schone kunsten te genieten. Dit Rijksbureau is geen museum, maar een documentatiebureau bestemd voor studie, waar men dan ook alles kan vinden over de Noord- en Zuidnederlandse schilders, en tekenaars, over hun leven en werken. Alles wat op Rembrandt of Rubens betrekking heeft vindt men daar bijeen. Talloze andere documentaties (catalogi, foto's, krantenknipsels en echte oorkonden) vindt men er evenzeer. Voor de gehele wereld is dit instituut van een niet te schatten waarde. Zou er onder de tienduizenden Hagenaars, die dagelijks langs dit monumentale pand komen, één zijn, die weet welk een schat achter die uit 1634 daterende muren is bijeengebracht! Tussen de drie en vier duizend personen bezoeken jaarlijks dit instituut. Eén maal in de twee jaar wordt er een cursus gegeven, waar niet zelden zelfs studenten van achter het IJzeren gordijn aan deelnemen. | |
Onwelgevallige typering van de Vlaming door 'n NederlanderDe heer Van Itterbeek gevoelt zich, blijkens zijn kritiek in ‘Kultuurleven’ van juni 1968, tegen de haren ingestreken door het boekje van Godfried Bomans: ‘Denkend aan Vlaanderen.’ Hij kan geen bijzondere waardering opbrengen voor de wijze waarop Bomans het Vlaamse meisje ziet: schuchter, vanwege haar ‘kloosterrijke’ opvoeding, op wat oudere leeftijd: ongenaakbaar, mengeling van nederigheid, vrouwelijke charme, deugd en imponerende presentie, met | |
[pagina 255]
| |
een Franse zangerigheid van de Vlaamse intonatie. Naast enige complimentjes, die de heer Van Itterbeek toch wat wrang smaken, schildert Bomans de ‘liefde van de Vlaming voor het pathos’, zijn oer-germaanse behoefte aan brallen, met zijn karakter van ‘dorpsbewoner’ en zijn neiging ‘kleine grootheden mateloos op te blazen, maar de werkelijk Europese stemmen uit hun midden te laat te herkennen.’ En het summum in Vlaamse oren was de uitspraak: ‘De Vlaamse strijd is “padvinderij”.’ Van Itterbeek zegt: de toon van Bomans is iets te vernederend en te superieur. Het is de hekelende, kritische toon van de Hollander en de Vlaming zal er zich door gegriefd gevoelen; velen lopen de kans weer een sterker minderwaardigheidscomplex tegenover de Hollander te gevoelen en dàt nb. door Bomans, die zich een vriend der Vlamingen en van Vlaanderen noemt. Denkelijk ‘de vriend, die mij mijn feilen toont.’ | |
Vlaamse romans worden in Nederland verfilmdDe roman ‘Villa des Roses’ van de Vlaamse auteur Willem Elsschot wordt in de NTS-studio's te Hiversum verfilmd voor de T.V. De eer van deze moeilijke verfilming komt toe aan Walter van der Camp. In het a.s. najaar kan de uitzending verwacht worden. De NCRV heeft de roman ‘Kaas’ van dezelfde schrijver, die in Nederland altijd zeer sterk in trek is geweest, voor verfilming op haar programma genomen. De bewerking van deze roman is, aldus ‘De Gazet van Antwerpen’ in handen van Gerard Rekers. | |
Havenpolitiek en havenconcurrentieIn een toespraak, die de heer mr. Delwaide, schepen van de Antwerpse haven, hield t.g.v. de ontvangst op het stadhuis van een delegatie van het Algemeen Nederlands Verbond, afd. Breda, ging hij niet alleen uitvoerig in op de Beneluxstructuur, maar merkte hij tevens op, dat de havenconcurrentie tussen Rotterdam en Antwerpen in het teken van ‘fair play’ moet staan en z.i. dat in het algemeen ook doet. Rotterdam is vooral kittelorig op het gebied van de industrialisatie, maar met betrekking tot het havenverkeer is voor naijver geen enkele reden. Antwerpen maakte een sprong van 58,5 miljoen ton goederen in 1966 naar 62,5 miljoen in 1967, een toename van 4 miljoen ton. Rotterdam echter deed een sprong van 130 naar 141 miljoen, of een toename van 11 miljoen ton. De Rotterdamse havenindustrie beschikt over een areaal dat 1½ maal groter is dan het havengebied in Antwerpen voor industrievestigingen. Gèèn motief dus voor Rotterdam om kritisch te staan tegenover de vestiging van nieuwe industrieën in het Antwerpse havengebied, zoals B.A.S.F., Bayer of Degussa. Er is z.i. alle reden voor beide havensteden om te streven naar een meer gecöordineerde havenpolitiek, daar wederzijdse belangen door elkaar heen gevlochten zijn. De inspecteur van bruggen en wegen, ir. Verschaeven, gaf een uiteenzetting over een nieuw plan voor het graven van een kanaal dwars door het verdronken land van Saeftingen, met handhaving van de normale loop van de Schelde door het Nauw van Bath voor de binnenscheepvaart. Daarnaast wees hij op het plan voor de nieuwe havens op de linker Scheldeoever, die eveneens met een kanaal door het Land van Saeftinge, via zeesluizen, met de Westerschelde verbonden zullen worden. (Zie ook de rubriek ‘Uit de veronigingen’, blz. 264.) | |
Brederoherdenking en Amsterdamse eredoctoratenTer herdenking van de 350ste verjaardag van de sterfdag van de dichter Gerbrand Adriaensz. Bredero werd in de aula van de Universiteit van Amsterdam een plechtige openbare Senaatszitting gehouden, waarin eredoctoraten in de Letteren werden verleend aan Willem Gehrels, de bekende muziekpedagoog en dr. G. Schmook, uit Antwerpen (zie meinummer ‘Neerlandia’ blz. 175). | |
Cursussen in Nederlands voor Belgische leerkrachtenVan 2 tot 16 en van 16 tot 30 juli werden in Amsterdam twee cursussen gehouden voor Belgische leerkrachten, georganiseerd door het ministerie van O. en W. De algemene leiding was in handen van prof. dr. W.J.H. Caron (Amsterdam) en prof. dr. A.A. Weijnen (Nijmegen). | |
[pagina 256]
| |
Naast de eigenlijke taalcursussen werden talrijke voordrachten gehouden, o.a. over landwinning, de moderne Nederlandse schilderkunst, de Belgisch-Nederlandse samenwerking (door mevr. Corver van Haaften, die in het januarinummer van ‘Neerlandia’ 1968 een artikel schreef over Benelux-integratie), voorts Nederlandse scholenbouw, het voortgezet onderwijs in Nederland, de effectus civilis enz. enz. | |
Karel Jonckheere en de NederlandenKarel Jonckheere heeft een alleraardigst en geestig (kan het anders?) boekje geschreven, uitgegeven door Manteau, in zakformaat van 80 bladzijden, onder de mysterieuse titel van ‘Nacht? zei de zon, nooit van gehoord!’ In dat boekje houdt hij zich bezig met tien onderwerpen; onderwerp no. 2 heet ‘Noord-Zuid: ongelijkbenige delta’. Wij kunnen niet nalaten enkele van zijn rake opmerkingen over Noord-Zuid hier ten beste te geven:
Belgen leren gaarne vreemde talen. De Vlamingen: Nederlands, Frans en Engels. De Walen Frans.
Nederland wijst altijd op de verschillen tussen Noord en Zuid, Vlaanderen op de overeenkomsten. Dit is het bitterste onderscheid.
In Nederland is alles verboden, zelfs wat toegelaten is. In België is vooral toegelaten wat verboden is.
In Nederland is humor medikament. In België ingrediënt.
Waarom is Nederland zo'n vlak land? Omdat het geloof er àlle bergen heeft verzet.
Geen enkele Nederlander weet raad met de Vlaamse taalstrijd. De ene uit hooghartigheid, de andere uit onbegrip, een derde uit gemakzucht, een vierde, omdat hij denkt, dat het om een besmettelijke ziekte gaat, een vijfde, omdat hij denkt, dat het een lager volksspel is.
Wat heeft Nederland gedaan met de universiteit te Franeker, die de Vlamingen in 1585 hielpen stichten? In 1843 is het een krankzinnigengesticht geworden. Wij mogen het Noorden nooit tè lang alleen laten.
Holland is vitamineloos witbrood, Vlaams: gezond boerenbrood, het eerste elektrisch gebakken, het tweede in een gestookte oven. Waarom onze maag niet vullen met een sneetje van èlk? |