Een overgangsregering?
Algemeen beschouwt men het als een zware handicap voor het kabinet Eyskens dat de Brusselse (franstalige) federatie van de BSP elke steun en elke medewerking heeft geweigerd. De vrees bestaat dat de regering precies daarom tot een grote toegeeflijkheid tegenover de Brusselse frankofonen zal geniegd zijn. Voor de heer Vanden Boeynants was het bovendien een tegenvaller dat de PVV op het ogenblik dat hij met zijn plannen voor de dag kwam door innerlijke verdeeldheid niet tot regeringsdeelname in staat was. Bij de bespreking van de regeringsverklaring heeft PVV-voorzitter Van Audenhove zich nochtans bereid verklaard aan de hervorming van de staat mee te werken en opnieuw een pakt tussen ‘nationale’ partijen voorgesteld.
Op een perskonferentie, in de stijl van een bekend Europees staatshoofd, heeft de heer Vanden Boeynants afscheid genomen van het publiek. Hij heeft zijn ambt als schepen van de stad Brussel weer opgenomen en aangekondigd dat hij in de komende maanden een ‘pelgrimstocht van de vernieuwing’ door het land zal ondernemen.
Van Vlaamse zijde heeft men ontgoocheid geconstateerd dat het departement van Buitenlandse Zaken nog steeds niet door een Vlaming kan geleid worden. (Een traditie sinds 1830....) En dat de wallongantische socialist Harmegnies als minister van Binnenlandse Zaken met de toepassing van de taalwetten en.... de handhaving van de orde belast wordt, is al evenmin bijzonder geruststellend.
Dat deze regering tenslotte toch het vertrouwen van het Parlement heeft gekregen, is eerder te verklaren door het feit dat de vakantie voor de deur staat. Zal men na de zomer tot een verruiming, eventueel toch tot een driepartijenregering komen? Het toetreden van de PVV zou allicht leiden tot het verder afzwakken van het kultuurfederalisme, waarop de Vlaamse CVP al haar hoop heeft gesteld.
Het is bedenkelijk, dat de oogst van jaren agitatie en groeiende bewustwording van de Vlaamse gemeenschap zo ontzettend mager uitvalt. De bewustwording van de Vlamingen, die het voorlopig nog mogelijk maken de verzuchtingen van de nog steeds eisende Vlaamse partij in allerlei Brusselse konklaven te verstikken. Het vertrouwen dat vele Vlamingen nog in de parlementaire demokratie stellen is echter niet meer bestand tegen veel klappen. De partijleiders die de lessen van de verkiezingen van 1961, 1965 en 1968 nog steeds niet willen begrijpen, zouden zich wel eens ernstig kunnen misrekenen. En het ongeduld van de jongere generaties zou tot een krachtproef kunnen leiden, waartegen de staat zelf niet meer bestand zal zijn.
J.d.D.