partij-instanties op paritaire basis worden samengesteld. Daarvoor moeten de noodzakelijke wijzigingen in de nationale statuten worden doorgevoerd.
De kommissie voor Brussel-hoofdstad keurde een resolutie goed waarin o.m. wordt gezegd dat in het statuut van Brussel rekening moet worden gehouden met lokale, supragemeentelijke, nationale en internationale imperatieven.
Men moet uitgaan van de beginselen van de meerledigheid van het land, de evenwaardigheid van Nederlands- en Franstaligen en de homogeniteit van de taalgebieden. Een uitbreiding van het huidige taalregime van het arrondissement tot andere gemeenten is onaanvaardbaar.
Opdat Brussel zijn hoofdstedelijke en Europese plichten zou kunnen vervullen dient een paritaire hoofdstedelijke raad met kulturele bevoegdheid opgericht te worden. Wat het kiesarrondissement Brussel betreft eist het L.V.V. dat de Vlamingen in evenredigheid tot het aantal Vlaamse kiezers zouden vertegenwoordigd zijn in Kamer, Senaat en Provincieraad.
De universitaire expansie moet volgens het L.V.V. geregeld worden door een nieuwe expansiewet die de evenwaardige ontwikkeling van de rijks- en vrije instellingen waarborgt op grond van een billijke verdeling van de middelen.
De Franstalige fakulteiten van de KUL dienen ingeplant te worden volgens het beginsel van de homogeniteit van de taalgebieden en per fakulteit, en de tweeledigheid van de VUB moet geregeld worden door een wet die de evenwaardige ontwikkeling van beide taalafdelingen verzekert. Het Antwerps universitair onderwijs moet één volwaardige universiteit worden.
Het L.V.V. eist dat de financiële middelen voorlopig volgens een 50-50 verhouding verdeeld worden over de kultuurgemeenschappen, in afwachting dat de verdeelsleutel ook voor andere staatstussenkomsten zal worden vastgesteld op demografische basis.’
Het was duidelijk dat het Vlaamse standpunt voortaan sterker dan voorheen in de P.V.V. aan bod zou komen. Vreesden de franstaligen de invloed van het L.V.V. of hebben zij de invloed ervan daarentegen zo geminacht dat zij gemeend hebben het L.V.V. totaal over het hoofd te mogen zien? Wij weten het niet. Maar amper twee dagen na het congres van Knokke werd door de Brusselse partijfederatie het tegenoffensief ingezet. De franstalige Brusselaars schreven de verkiezingsnederlaag toe aan het feit dat de Vlaamse P.V.V. ministers de uitvoeringsbesluiten bij de taalwetten van 1963 hadden helpen uitvaardigen. Tegelijk verwierp men het voorstel van de nieuwe formateur, de nog steeds regerende eerste minister Vanden Boeynants, omdat dit plan (dat voor Vlaanderen heel wat onaanvaardbare punten bevat) onder meer ook een nieuwe uitbreiding van de Brusselse agglomeratie verwerpt.
Men had echter buiten de waard gerekend. De Vlaamse Brusselaars toonden zich onverwacht strijdvaardig en het ongelooflijke gebeurde. Op 15 mei blokletterde Het Laatste Nieuws (P.V.V. strekking) op de voorpagina:
MINISTER DE WINTER EN ANDERE VLAMINGEN VERLATEN ZITTING
BREUK IN DE BRUSSELSE P.V.V.
De bom is gebarsten in de Brusselse P.V.V.. De Vlaamse afgevaardigden hebben in groep de vergadering van de federale raad van de Brusselse P.V.V. verlaten, nadat voorzitter Demuyter een door de heer Emiel Janssens ingediende motie zonder enige bespreking ter stemming had gelegd. De Vlaamse P.V.V.-parlementsleden A. de Winter, L. Cantillon en J. Bascour alsook de heer Février, voorzitter van de provinciale raad, en verscheidene provinciale raadsleden bevonden zich bij de Vlaamse groep van nagenoeg 100 afgevaardigden, die de Atrium-zaal als ‘blauwe leeuwen’ verlieten uit protest tegen de houding van de Franstaligen.
Wat vóór de parlementsverkiezingen ondenkbaar leek was dus een feit geworden. Ook in de P.V.V. waren de Vlaams-Waalse tegenstellingen sterker gebleken dan de unitaire structuur van de partij. De verdeeldheid in de P.V.V. nam onmiddellijk zulke afmetingen aan dat voorzitter Van Audenhove zich verplicht zag een nationaal kongres bijeen te