Neerlandia. Jaargang 72
(1968)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Middelbaar onderwijs: aanpassing en uitwisseling in Nederland en België
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2. InhoudDe inhoud van het middelbaar onderwijs sluit fundamenteel aan bij de humanistische traditie, aangepast aan de moderne vereisten en dit hoofdzakelijk in verband met de wiskunde en de wetenschappen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het middelbaar onderwijs omvat de oude en de moderne humanoria, met ieder een steeds uitgebreider wordende waaier van afdelingen. In de lagere graad kunnen, naast een moderne afdeling, een Latijnse afdeling (gesplitst in Latijn-Griekse en Latijn-wiskundige klassen vanaf het derde jaar), een technische afdeling voor jongens en een technische afdeling voor meisjes bestaan.
Sedert 1957 werd deze lagere graad in een aantal scholen omgevormd in observatie- en oriëntatiecyclus. De kenmerken ervan zijn de volgende:
In de hogere graad wordt de specialisatie versterkt die in de lagere graad begonnen wasGa naar voetnoot**). Volgende afdelingen kunnen naast elkaar bestaan: Latijn-Grieks (basis: Latijn en Grieks) Latijn-wiskunde (basis: Latijn, wiskunde, wetenschappen) Latijn-wetenschappen (basis: wetenschappen, wiskunde, Latijn) Wetenschappelijke (basis: wiskunde en natuurkunde) Wetenschappelijke B (basis: natuurwetenschappen en wiskunde) Economische (basis: economie en moderne talen). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.3. Getuigschrift en diplomaDe volledige, zesjarige cyclus (lagere graad + hogere graad) van het middelbaar onderwijs wordt bekroond met een getuigschrift van hoger middelbaar onderwijs (getuigschrift van volledige humanoria) dat moet goedgekeurd (gehomologeerd) worden door een centrale te Brussel zetelende commissie (Commissie voor homologatie). De leerlingen die universitair onderwijs wensen te volgen om een academische graad (wettelijke graad) te verkrijgen, moeten behalve dit gehomologeerd getuigschrift een diploma voor toelating tot hoger onderwijs behalen via een maturiteitsproef die in de school zelf wordt afgenomen (wet van 8 juni 1964). Dit diploma verleent de omnivalentie, d.i. het geeft toegang tot alle faculteiten. Alleen voor de studies van burgerlijk ingenieur is een supplementair toelatingsexamen tot de universiteit vereist. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.4. HervormingsplannenDe ministers Grootjans en Toussaint, respectievelijk Minister van Nationale Opvoeding (Nederlandstalig) en Minister-Staatssecretaris voor Nationale Opvoeding (Franstalig) planden, vóór de val van de regering Vanden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Boeynants-De Clercq, een hervorming van het secundair onderwijs. Deze ging in de richting van een structurele hervorming, d.i. drie cycli met elk twee leerjaren, van een hervorming van het lesrooster, d.i. maximum 32 in de plaats van 36 wekelijkse lesuren en van een hervorming van de inhoud der structuren, d.i. één gemeenschappelijk aanvangsjaar met opties gevolgd, in het tweede leerjaar, door de keuze met een wel bepaalde afdeling. Van deze plannen blijft voorlopig behouden en uitvoerbaar het nieuwe corset van 32 wekelijkse lesuren, waarin een modificatie van het aantal per leervak te besteden lesuren voorzien wordt. Per 1 september 1968 moet de nieuwe lesrooster voor het 1e leerjaar toegepast worden, doch over de inhoud is vooralsnog niets definitiefs bekend. De grote tendens gaat dus naar een verlaging der lesuren en naar het verlichten der lesroosters. Daardoor ook is de strijd voor de verhouding tussen ‘literaire’ vakken en ‘wetenschappelijke’ vakken weer ontbrand. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.5. Inrichtende machtenDe scholen kunnen afhangen van verschillende ‘inrichtende machten’. Officiële scholen zijn scholen ingericht en beheerd door Rijk, provincie, gemeente of een publiekrechtelijke macht. Vrije scholen zijn scholen die ingericht en beheerd worden door privé personen; het zijn vnl. katholieke inrichtingen. Alhoewel de wet alleen de vakken voorschrijft die dienen bestudeerd te worden en in scholen die van verschillende inrichtende machten afhangen verschillende leerplannen kunnen gevolgd worden, is de inhoud der leerplannen voor de meeste vakken zeer verwant. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.6. Onderwijzend personeelHet onderwijzend personeel in de scholen voor middelbaar onderwijs bestaat uit geaggregeerden voor het lager secundair onderwijs (‘regenten’ en ‘regentessen’, volgens de oude terminologie) in de middelbare scholen en uit licentiaten-geaggregeerden voor het hoger secundair onderwijs in de athenea, colleges en lycea. Bijzondere leermeesters verzorgen het onderwijs in de muziek. Voor hen bestaat nog geen specifieke opleiding. In het vrij onderwijs kunnen ook andere bevoegdheidsbewijzen voldoende geacht worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.7. Pedagogische leiding en controleDe pedagogische leiding en controle wordt uitgeoefend door inspecteursvakspecialisten, onder de leiding van inspecteurs-generaal (één per taalrol). De inspecteur is verantwoordelijk voor het peil van het onderwijs in zijn discipline. Hij geeft advies in alle pedagogische aangelegenheden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.- Nederlands-Belgische aanpassing2.1. Gelijkwaardigheid van het middelbaar onderwijsIn het raam van het Nederlands-Belgisch cultureel akkoord (Art. 9 en 10)Ga naar voetnoot*) wordt sinds jaar en dag gelaboreerd aan het vastleggen van principes voor uitwisseling en aanpassing van beide onderwijsstelsels. Een eerste stap in die richting werd gezet door het erkennen van de gelijkwaardigheid van Nederlandse en Belgische diploma's of getuigschriften van middelbare studiën van de hogere graad. Een Regentsbesluit van 25 mei 1949 trof een eerste regeling vanwege België ten gunste van de Nederlandse diploma's. Na het stemmen van de reeds vermelde wet van 8 juni 1964, was het nodig geworden dit Besluit te herzien. Dit gebeurde bij het Ministerieel Besluit van 15 maart 1967. Dit K.B. verleent aan de houders van Nederlandse getuigschriften en diploma's van secundair onderwijs toelating tot de examens voor het behalen van de academische graden aan Belgische universiteiten in volgende mate:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een gelijkaardige equivalentie werd verleend van Nederlandse zijde aan de Belgische getuigschriften. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2. Gelijkwaardigheid der onderwijsbevoegdheden in het middelbaar onderwijsEen tweede belangrijke stap op dezelfde weg werd gezet door het verlenen van onderwijsbevoegdheid in Nederland aan het diploma van geaggregeerden voor het secundair onderwijs van de hogere graad verkregen aan een universiteit in België, bij het Nederlandse Ministerieel Besluit van 4 mei 1966: ‘Aan het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs van de hogere graad, verkregen aan een universiteit in België in de hieronder nader aangeduide groepen van wetenschappen, is de bevoegdheid verbonden tot het geven van onderwijs aan een school van voorbereidend hoger of middelbaar onderwijs danwel aan een kweekschool in Nederland in de achter die groepen vermelde vakken:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een gelijkaardig Koninklijk Besluit wordt thans van Belgische zijde verwacht. Het liet langer op zich wachten omdat in België het verlenen van de effectus civilis gepaard ging met wettelijke bezwaren in verband met de nationaliteitsvereiste voor de onderwijskrachten. De laatste moeilijkheden blijken thans opgeruimd. Men kan dus binnen afzienbare tijd de publikatie verwachten van een document ad hoc. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.3. Gelijkwaardigheid der gedeeltelijke middelbare studiënDe bekroning van de middelbare studiën van de hogere graad wordt in België verkregen door het bezit van het getuigschrift van volledige humaniora, eerste vereiste op de weg naar de universiteit en voldoende vereiste voor staatsambten van de 2e categorieGa naar voetnoot*) en voor toelating tot de studies van onderwijzer en regent. Dit getuigschrift vereist het volgende met vrucht gedurende zes leerjaren van één der humaniora-afdelingen of van een combinatie van verschillende dezer afdelingen. Dit is de reden waarom een leerling uit Nederland, die zijn middelbare studies in België komt voortzetten, zijn in Nederland aangevangen middelbare studies moet erkend zien als gelijkwaardig met de leerstof der Belgische parallele studiejaren. De grote moeilijkheid, die ook voor een eventueel wettelijke regeling heel wat hindernissen zal opwerpen, ligt in de uiteenlopende inhoud van de leervakken en in de diversiteit der structuren in beide landen. Nochtans kan in België vaak, voor ieder specifiek en individueel geval, deze gelijkwaardigheid worden erkend. Inderdaad, de reeds vermelde Commissie voor homologatie oordeelt soeverein over de gelijkwaardigheid van gedeeltelijke studiën in het buitenland, d.w.z. van de studiën, gevolgd in klassen tot en met het niveau van de laatste klasse van het Belgisch secundair onderwijs, met uitsluiting van een volledige cursus bekrachtigd door een getuigschrift of diploma waarop het reeds vermelde K.B. van 15 maart 1967 van toepassing is. Ingevolge deze soevereine macht heeft de Commissie voor homologatie gedurende de voorafgaande jaren talrijke Nederlandse aanvragen tot gelijkwaardigheid van studiën van middelbaar onderwijs in Nederland te onderzoeken gekregen. Dit gebeurde door vergelijking van de Nederlandse studiën, klas per klas, met de overeenstemmende studiën in België. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.4. Jurisprudentie van de Commissie voor homologatieAldus ontstond een jurisprudentie die hoofdzakelijk betrekking heeft op de programma's gymnasium alpha en beta, h.b.s. A en B en m.u.l.o.. Uit de door de Belgische commissie voor homologatie gevolgde jurisprudentie blijkt dat een ganse reeks normale overgangsmogelijkheden bestaan, mits eventueel het bijwerken van sommige leemten. Ziehier een beknopte lijst van overgangen die onmogelijk of moeilijk blijken te zijn, wegens de te zeer afwijkende inhoud der leerstofGa naar voetnoot*).
De overgang van een Nederlandse klas zonder Latijn en/of Grieks naar een klas mèt Latijn in België werd niet beschouwd. Hieruit mag echter niet besloten worden dat een dergelijke overgang niet mogelijk is, doch deze gevallen worden steeds als ‘speciale gevallen’ door de Commissie onderzocht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er moet eveneens rekening gehouden worden met de wettelijke verplichting in België de laatste twee leerjaren van de humaniora te doorlopen in dezelfde afdeling, wat dan ook voor de uit Nederland komende leerlingen geldt. Indien geen gelijkwaardigheid mogelijk is, blijft de leerling uit Nederland niets anders over dan de examens af te leggen voor een Centrale examencommissie, na het beëindigen van zijn middelbare studiën, teneinde het gehomologeerd humanioragetuigschrift en eventueel het diploma tot toelating tot hoger onderwijs te verkrijgenGa naar voetnoot*). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. - Besluit3.1. Het vraagstuk van de gelijkwaardigheid der Nederlandse en Belgische eindgetuigschriften voor de toelating tot de universitaire studiën is voor de meeste gevallen wettelijk geregeld. Van Nederlandse zijde zal men tot een herziening dienen over te gaan, nu in België een diploma tot toelating tot het hoger onderwijs werd ingevoerd.
3.2. Het toekennen van de effectus civilis aan de diploma's met middelbare onderwijsbevoegdheid is geregeld in Nederland voor de universitair gediplomeerden en zal in België geregeld worden binnen afzienbare tijd voor dezelfde categorie gediplomeerden.
3.3. Het vraagstuk van de gelijkwaardigheid van gedeeltelijke middelbare studiën gevolgd in Nederland, met parallele studiën in België, wordt eventueel pragmatisch opgelost door het toepassen van een door de Commissie voor homologatie gevolgde jurisprudentie. Ieder geval dient echter afzonderlijk voorgelegd en onderzocht.
Een wettelijke regeling t.a.v. van de gelijkstelling van gedeeltelijke middelbare studiën gevolgd in Nederland, met parallele studiën in België, lijkt vooralsnog zeer moeilijk te vinden, wegens de grote verscheidenheid aan vakinhoud en structuren; nochtans werkt een Subcommissie van de vaste gemengde commissie van het Nederlands-Belgisch cultureel akkoord reeds geruime tijd aan een voorbereidende studie ter zake. Een conditio sine qua non is het uitwerken van gelijkaardige vakinhoud en structuren in de beide onderwijsstelsels. Men kan alleen betreuren dat bij de behandeling van de Mammoetwet in Nederland en van de huidige hervormingsplannen voor de secundaire studiën in België, daaraan zeer weinig (of geen) aandacht wordt verleend. Het vraagstuk der gelijkwaardigheid der gedeeltelijke middelbare studiën stelt zich echter voor de leerling die uit België naar Nederland gaat studeren minder acuut, vermits in Nederland enkel het eindexamen van belang is voor de toelating tot de universiteit en niet het aantal met vrucht gevolgde jaren. Hier is dus vooral het bijwerken van eventuele leemten in de vakkennis van belang. |
|