Neerlandia. Jaargang 72
(1968)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 168]
| |
Volkse vertegenwoordigersNaar het schijnt verwijt men de Nederlandse parlementariërs, dat zij te ver staan van het volk dat zij nochtans vertegenwoordigen. Zij heten volksvreemd, beleefd en aristokratisch te zijn. In België staan wij er - wat dat betreft - veel beter voor. De Belgische parlementariërs vertegenwoordigen het volk vooral daardoor, dat zij zich gedragen op een heerlijke volkse wijze. Zo wordt er bijvoorbeeld in de Belgische Kamers heel wat dialekt gesproken. En dit niet alleen door de gewone leden. Zelfs de primus inter pares, kamervoorzitter en gewezen eerste minister Achilles Van Acker, bedient zich van een uiterst sappig Westvlaams dialekt, daarenboven ook van een uiterst grappig Frans jargon. Spraakkundige talenten, die hij dikwijls gebruikt voor het verkondigen van prettige volkse spreuken en anekdoten. Enkele maanden geleden gebeurde het zelfs, dat de Belgische minister van Franse kultuur himself, zijn kulturele taak onderlijnde door het slingeren van een klinkende vloek midden een entousiaste en opgetogen Tweede Kamer, die voor deze gelegenheid voltallig aanwezig was. | |
[pagina 169]
| |
(Hoe schril steekt hierbij af de hoogdravende taal van de Nederlandse kamerleden, die voortdurend op een verfoeilijke wijze de ‘h’ aanblazen, terwijl zij tot overmaat van ramp hoogstaande theorieën menen te moeten verkondigen.) In het Belgische Parlement zijn ook openhangende hemdskragen, fladderende vesten (met al dan niet een pakje boterhammen in de binnenzak), niet geperste broekspijpen, niet gepoetste schoenen (niet te verwarren met wèl gelikte zolen!) dagelijkse kost... En tussen twee debatten door, maar vooral tijdens de debatten zelf, drinken de waarachtige volksmenners een kopje koffie door speciale parlementaire garçons geserveerd, of ze gaan in de bar een pintje pakken en moppen tappen. Want - dat is ook zo een heerlijke volkse gewoonte - wanneer de tegenstander spreekt, doet men àlles, behalve luisteren. Dat zou tijdverknoeien zijn. (Hoe schril steken hierbij af de stijve boorden, glad geschoren kinnen en grijs-gestreepte kostuums van de Nederlandse mandatarissen, terwijl zij, met een profijtig glaasje water vóór zich, het edele woord richten tot een aandachtig luisterend publiek. Zelfs boer Koekoek waagt het niet zich van zijn zondagse broek te ontdoen, wanneer hij zijn parlementaire eieren in andermans nesten legt.) Aansluitend bij wat ergens voorafgaat, gebeurt het soms in de Belgische Kamers dat een geacht medelid (liefst van de oppositie) voor een publiek van twee (of minder) luisterende collega's het woord moet voeren. De uitdrukking ‘het woord voeren’ is wel wat overdreven, want het is nu eenmaal een Belgische gewoonte - en is ook dàt niet heerlijk populair? - dat de parlementaire sprekers hun tekst hortend en stotend van een verkreukt stukje papier aflezen, zoals echte gezonde en wat onwennige volksjongens, die een klassespreekbeurt moeten vervullen. (Hoe schril steekt hierbij het voorstel af, van een aantal Nederlandse verkozenen des volks, die er een drietal maanden geleden op aandrongen, dat de tussenkomsten van de parlementariërs zouden worden gehouden onder de vorm van een oratorische hoogstaande improvisatie. Zelfs een populair spiekbriefje of een snaaks résumé op de manchetten vinden zij uit den boze. Dat schaadt aan de waardigheid van de hoge funktie! Arm Nederland! Bestaat de waardigheid van een echt volksvertegenwoordiger niet juist dáárin, dat hij zich zo met het volk weet te vereenzelvigen, dat elk verschil tussen een kamerlid en bijvoorbeeld een straatjongen ophoudt te bestaan?) Hoe schril ook, die dwaze Nederlandse gewoonte zich eerst tot de kamervoorzitter te richten, vooraleer men zich wendt tot zijn tegenstander. In België is men mans genoeg, zodat men de hulp van de voorzitter kan ontberen. Men pakt zijn tegenstander rechtstreeks aan, men onderbreekt hem krachtig, men haalt hem uit zijn zetel en men slingert hem harde waarheden - liefst van vóór, tijdens of kort nà de Tweede Wereldoorlog - in het gezicht. Men overstelpt hem met allerlei gebruikelijke epiteta ornantia, zoals daar zijn: verrader, idioot, lammeling, gatlikker, fascist, enz.. (Hoe schril steken hierbij af de Nederlandse aanspreektitels: geacht medelid, weledelgeleerde collega, mijnheer de minister, enz..) Uw diets makkertje. |
|