een woordenboek natuurlijk sterk tot uiting. Het tweede congres vond plaats in Amsterdam. Weer dreigde het gevaar van gebrek aan coördinatie, totdat Alberdingk Thijm aandrong op de benoeming van een woordenboekcommissie: drie Vlamingen (David, Snellaert, Van Duyse) en drie Nederlanders (Koenen, De Jager, De Vries). Op het volgende congres te Brussel bracht Mathijs de Vries verslag uit over het gedane werk: 90 pagina's. Het werk kwam nu op gang. Er werd een redaktie voor het W.N.T. benoemd.
Daarin hadden zitting: De Vries, David en Te Winkel. Op de vier congressen tussen 1854 en 1862 bracht De Vries telkens verslag uit over: hoe het aandragen van de bouwstoffen voor het woordenboek vorderde. Men voorzag echter een grote moeilijkheid, namelijk de spelling.
Bilderdijk bestreed de spelling van Siegenbeek vanaf 1823 steeds heftiger. De Vries, David en Te Winkel bestudeerden het ortografisch vraagstuk terdege. De resultaten van deze studie werden door Te Winkel te boek gesteld in Grondbeginselen der Nederlandsche Spelling, in 1865 herzien, terwijl in 1866 de Woordenlijst voor de Spelling verscheen.
Deze spelling werd in België meteen in 1865 ingevoerd, in Nederland werden de nieuwe regels pas in 1885 toegepast. Door deze spellingeenheid stonden Nederland en Vlaanderen weer wat dichter bij elkaar (een Duitser sprak zelfs van: ‘Die sprachliche Rückübung Belgiens’.). Na deze regeling van de spelling kon begonnen worden met de samenstelling van het W.N.T., waarvan in 1864 een eerste uitgave tot stand was gekomen, een heel klein deel van een enorm omvangrijk werk. De uitgave van het W.N.T. werd en wordt gesteund door de regeringen van België en Nederland. Aan dit woordenboek wordt dus al meer dan een eeuw gewerkt.
Elk jaar verschijnen er enige katerntjes. De huidige redaktie van het W.N.T. wordt gevormd door dr. C. Kruyskamp, F. de Tollenaere, N. Bakker, dr. A. Crena de longh. Sedert 1889 wordt de W.N.T.-redaktie bijgestaan door een commissie van bijstand, die momenteel voorgezeten wordt door mr. de Ranitz, burgemeester van Utrecht.
Een vijfentwintigtal duizenden kolommen tellende delen zijn gereed. Daarnaast zijn er bronnenlijsten. Bijzonder informatief over de begingeschiedenis van het W.N.T. is de inleiding die Mathijs de Vries schreef bij het eerste deel, dat in 1882 helemaal klaar kwam: 2078 pagina's van het W.N.T. waren toen gedrukt. Het W.N.T. is een taalmonument van uitzonderlijk formaat.