Neerlandia. Jaargang 72
(1968)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 80]
| |
Koe-de-theatreMerkwaardig, welke eenvoudige maar wondermooie voorstellingen men als kleuter op een Vlaamse school soms voorgeschoteld krijgt. Zo hangt bijvoorbeeld, wat Nederland betreft, nog steeds het prille beeld in mijn geest van een meer-dan-rustig, klompendragend, Zilveren Vloten uitsturend, molenwiekend, tulpen-kwekend, thé † één protestants-zuinig-maar-juist-daardoor-dubbel-lekker speculaasje nuttigend landje, dat door een zekere zwijgzame Willem (met bloedend gaatje in de hals en met andermans vinger erop) op een o.i. betwistbare wijze aan de katholieke Koning van Spanje werd ontfutseld. Een landje, dat juist daarom door God werd gestraft met een grootscheepse waterplaag. (Trouwens, wat dit voorlaatste betreft, komt er nog elk jaar een Spaanse gezant, de genaamde Sinter Klaas, even kijken in Nederland en probeert dan de Nederlandse jeugd, die toch niet ten eeuwige dage kan blijven boeten voor de zonden van haar voorouders, door het uitdelen van geschenken terug te winnen voor de herderlijke Spaanse stal van herkomst. Deze poging wordt door deze speciale Spaanse gezant steeds doelbewust op 6 december aangewend, wetende dat het dan in Nederland altijd bar koud is en de hunkering naar de warme Spaanse zon dan wel gemakkelijker kan worden losgewoeld in de bibberende Hollandse harten.) | |
[pagina 81]
| |
Alle bovenvermelde geografische en historische gegevens betreffende Nederland, die ons op theoretische wijze door brave nonnetjes en dito r.k. juffrouwen werden aangeleerd, bleken trouwens ook in de praktijk juist te zijn. Want - na schooltijd - thuisgekomen, vonden wij in onze kleurprentenboeken de konkrete bevestiging van deze feiten: op geen enkele Nederlandse prent ontbraken noch de klompen, noch het water (met trekschuit, van de Zilveren Vloot?). Ook de rustige tulpenvelden, waarboven de molen klapwiekt en waarnaast een zuinig koetje blijkbaar reeds dagen aan één stuk door hetzelfde protestantse speculaasje herkauwt, waren er inderdaad - tot aan de horizon, waarachter ietwat dreigend de zwijgzame Willem moest verborgen zijn. En diep in ons kinderhart waren wij gelukkig te kunnen vaststellen, hoe netjes theorie en praktijk in elkaar pasten, zodat wij van pure tevredenheid onmiddellijk met het kleuren begonnen: eerst het rood voor tulpen en trekschuit; dan het blauw voor water en horizon; dan het groen rónd de koe en het bruin plaatselijk op de koe; het zwart voor de molen en de onzichtbare Willem. Hierbij vergaten wij onze vlijtige tongetjes in het hoekje van onze mond te plaatsen en zongen vol vitale vreugde het lied van Piet Hein en van ‘Ik hou van Holland, met de koetjes in de wei’. Dit alles om u te vertellen hoe wij, thans volwassen zijnde, ons geloof in het mooie Nederland op tragische wijze hebben verloren. Wij kunnen wèl aanvaarden, dat de klompen door Klompé werden verdrongen en dat zwijgzame Willem het niet meer kan halen tegen boer Koekoek. Soit. Wij leggen er ons bij neer, dat de zwierige molenwieken worden vervangen door aardgasinstallaties. Naast de tulpen nemen wij er de fresia's en de orchideeën op de (goed)koop toe bij. Dat er naast de Zilveren Vloot ook gezongen wordt over de angelsaksische ‘Yellow submarine’ stellen wij zonder meer vast. Zelfs het indijken van het water (nochtans door God als straf gezonden), kunnen wij nog accepteren. Maar dàt, wat thans te Oegstgeest gebeurde, nemen wij niet! Dat een boer (wij durven zelfs veronderstellen dat hij geen klompen meer draagt, de afvallige!) een onschuldige Hollandse koe mag misbruiken om in zijn weide reklame te voeren voor god-weet-welk prozaïsch produkt, tart onze verbeelding en onze emotie. En dat deze boer, na het protest van het gezond gebleven gedeelte van de Nederlandse bevolking, door het gerecht wordt vrijgesproken, gaat niet alleen onze emotie en onze verbeelding, maar ook ons (nochtans uitmuntend) incasserings- en bevattingsvermogen te boven. Onbegrijpelijk blijft het inmiddels, dat dit juist in Oegstgeest kan gebeuren, waarvan wij nochtans na de bucolische beschrijvingen van Jan Wolkers, zo'n hoogstaande indruk hadden opgedaan. Dat de koe in kwestie, verkleed en geschminkt met allerlei reklame-attributen als een vulgaire comediante, de idyllische scène van het Nederlandse landschap mocht ontsieren, lijkt ons een wansmakelijk koe-de-theatre. Daarenboven is zij een vlek en een vloek op het dromerige Nederland van onze kindertijd en betekent zij tevens een wezenlijke ondermijning van de Groot-Nederlandse gedachte, want hoe kunnen wij, zowel Vlamingen als Nederlanders, in deze omstandigheden nog blijven zingen van ‘Ik hou van Holland, met z'n koetjes in de wei’? Uw diets makkertje. |
|