Neerlandia. Jaargang 72
(1968)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Spiegel Vlaamse bewegingLeuven: een tweede 13 meiNiet helemaal onvoorzien, maar wél onverwacht heftig is het op 15 januari in Leuven tot een uitbarsting gekomen die de opstand tegen het bisschoppelijk mandement van 13 mei 1966 in belangrijkheid nog schijnt te zullen overtreffen. Het is op het ogenblik dat wij dit schrijven nog helemaal niet duidelijk welke wending de gebeurtenissen uiteindelijk zullen nemen, maar één zaak staat vast: gans Vlaanderen is opnieuw in beweging gekomen, net als 20 maanden geleden, om de oproep te beantwoorden van de Vlaamse professoren die een volledige staking uitriepen ‘Om de aandacht van het ganse land te vestigen op de dramatische situatie waarin Leuven - Nederlands zich bevindt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Historisch overzichtLaten we even de voorgeschiedenis doorlopen. Op 13 mei 1966 vaardigden de Belgische bisschoppen in de 19e eeuwse klerikale geest het beruchte mandement inzake de Katholieke Universiteit van Leuven uit. Als één man wees Vlaanderen de bisschoppelijke oekaze van de hand. Het kwam tot de bekende mei-opstand en de bisschoppen zagen met ontsteltenis hoe zij door hun optreden het eigen gezag en dat van de Belgische kerk zo goed als uitgewist hadden. De bisschoppen zochten voorlopig heil in een gedeeltelijke tegemoetkoming aan de Vlaamse eisen. De K.U.L. werd gesplitst in een Nederlandse en een Franse afdeling, elk met een eigen prorector, maar beide afhankelijk van de centrale raad van beheer die onder het voorzitterschap van mgr. Descamps de eenheid der beide afdelingen naar buiten moest vertegenwoordigen. Het innerlijk beleid was weliswaar aan de afdelingen toevertrouwd, doch het financieel beheer en de algemene leiding van de universiteit berustten nog steeds bij de centrale raad van beheer (Neerlandia, november 1966, p. 176). Inzake het probleem van de overheveling en de daarmee gepaard gaande planning van de Nederlandse afdeling bleef Leuven-Nederlands machteloos: afhankelijk van de goede wil van de Franse afdeling. Er was fundamenteel niets opgelost. Het mandement zelf, dat in gans Vlaanderen ook nu nog als een belediging wordt aangevoeld, werd door de bisschoppen niet herroepen. Op 15 juli verschijnt echter een nieuwe verklaring van de bisschoppen die zeer vaag is en voor zeer uiteenlopende interpretaties vatbaar. De bisschoppen schrijven dat zij ‘wat de problemen met politieke inslag betreft vertrouwen stellen in de akademische | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
overheid. Het is hun vaste overtuiging dat deze problemen kunnen opgelost worden door onderlinge contacten tussen beide afdelingen en door een dialoog tussen de akademische overheid en de politieke instanties, rekening houdend met de kulturele en technische implicaties van deze problemen’. Het is op deze verklaring dat Leuven-Nederlands zich voortaan beroepen zal om voor de overheveling van Leuven-Frans te ijveren. De verklaring van 13 mei bestaat door de verklaring van 15 juli niet meer, redeneert Leuven-Nederlands en mét haar de Vlaamse katholieke dagbladen. De bisschoppen wensen dat wij zelf een oplossing uitwerken. Wij kunnen dus aan het werk gaan. De Franse pers schrikt hierbij wel even op en vraagt het oordeel van de Franse prorector mgr. Massaux en secretaris-generaal Woitrin. Zij antwoorden dat de verklaring van 15 juli niets verandert aan die van 13 mei, die dus onverminderd gehandhaafd blijft. Men gelieve dit goed voor ogen te houden, want de Nederlandse universiteit zal zich voortaan steeds op 15 juli beroepen, de Franse universiteit op 13 mei. De bisschoppen hebben nooit medegedeeld wie het nu eigenlijk juist voorhad. Katholieke kranten schreven af en toe wel eens dat een en andere nooit genoemde bisschop zou gezegd hebben dat het mandement in feite voorbijgestreefd was, niet meer bestond. Maar geen enkele bisschop bleek zich ooit te herinneren zoiets gezegd te hebben. De Franstalige kranten lieten er trouwens geen twijfel over bestaan: het mandement van 13 mei behield voor hen zijn volle waarde. En dat werd nooit tegengesproken. Hebben de Belgische bisschoppen zelf nooit beseft dat zij op die manier de toekomst van de katholieke universiteit en het ganse Belgische politieke leven met een tijdbom belastten? Wisten zij echt niet dat de Franstalige afdeling het nooit ingetrokken mandement vroeg of laat opnieuw als strijdwapen opgraven zou? Of wensten zij dit omdat hun doel, vóór als na, hetzelfde was gebleven? Eén feit slechts: ten overstaan van de Vlaamse professoren heeft mgr. Onclin verklaard dat kardinaal Suenens hem persoonlijk bevestigd had dat het mandement van 13 mei volledig van kracht blijft. Op het aartsbisschoppelijk paleis weigerde men alle kommentaar. Maar de vice-rector van Leuven-Nederlands, mgr. Maertens, verklaarde op 20 januari voor de Vlaamse televisie dat er twijfel bestond of deze uitlating van de kardinaal enkele dagen of enkele maanden oud was. In feite een bevestiging dus. Schoorvoetend en sceptisch heeft de Vlaamse publieke opinie 20 maanden lang die dubbelzinnige toestand aanvaard. Er moest in 1968 in elk geval een wet op de universitaire expansie tot stand komen en men achtte het niet onmogelijk dat door een dialoog tussen beide afdelingen een voor beide partijen aanvaardbare regeling zou gevonden worden. De ongelukkige slogan ‘Walen buiten’ werd vervangen door ‘geleidelijke overheveling’ en men was bereid de Franse afdeling op alle mogelijke manieren te hebben, opdat zij van de overheveling geen schade zou ondervinden. Daar kwam nog bij dat de katholieke Vlaamse pers zich inspande om de nare droom van 13 mei zo spoedig mogelijk te laten vergeten door te wijzen op de totale nieuwe aanpak van de ‘bekeerde’ bisschoppen die voortaan nog alleen het welzijn van hun volk op het oog hadden. De Standaard bezocht zelfs de terreinen die in Waver voor de Franse universiteit zouden aangekocht worden en na een interview met de burgemeester van deze toekomstige universiteitstad kwam de geruststellende mededeling dat de overheveling een feit was, alles werd in stilte voorbereid en een nieuwe grote Vlaamse overwinning lag in het verschiet. Belangrijker dan dit alles was echter de benoeming aan het hoofd van Leuven-Nederlands van een zeer geacht en vereerd professor die zich vóór als na zijn benoeming steeds ondubbelzinnig voor overheveling van Leuven-Frans naar het Franse taalgebied uitgesproken had. Even dreigde de voettocht van de Vlaamse studenten door Vlaanderen opnieuw roet in het eten te gooien (Neerlandia, november 1966, p. 176). De studenten zagen duidelijk in dat men het Vlaamse oproer wilde laten uitdoven omdat de politici dit vuurtje niet aandurfden en de zaak door de akademische overheid wilden laten oplossen terwijl die akademische overheid feitelijk machteloos was. De studenten vreesden dat er vroeg of laat, nadat de publieke opinie gesust was, een compromisoplossing zou tot stand komen waar zijzelf, zonder steun van de publieke opinie, niets meer aan zouden kunnen veranderen. De feiten hebben de studenten gelijk gegeven. Eén zaak konden zij echter niet voorzien: dat de Franse akademische overheid zo onhandelbaar zou zijn dat de droom van een compromisoplossing 20 maanden later in een nieuw oproer zou ten onder gaan. Er volgde inderdaad een reeks maanden die betrekkelijk rustig waren. Het wetsvoorstel VerrokenGa naar voetnoot(1), in juni 1966 door het parlement niet eens in overweging genomen, werd | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Foto Anefo
De stoel van de professor is leeg... het bord staat er vol van. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in het najaar opnieuw ingediend door de Volksunie maar de regering had intussen een taalbestand uitgevaardigd en verwees alle voorstellen inzake Leuven naar de commissie-Meyers waar ze verder geen onheil zouden kunnen veroorzaken. Zo ontstond een lange periode van politiek immobilisme dat door de regeringskranten steeds opnieuw verdedigd werd door te verwijzen naar de nieuwe wet op de universitaire expansie die in elk geval in 1968 moest tot stand komen. Hoe funest dit alles geweest is kan men nu zelfs nog maar bij benadering beseffen en elke dag worden we opnieuw verrast door de hevigheid van de spanningen die zich tijdens deze 20 maanden hebben opgehoopt. En dan denken we aan de eerlijke taal van mgr. Maertens die voor de Vlaamse televisie verklaarde dat de reacties van de studenten thans heviger zijn dan tijdens de koningskwestie, de schoolstrijd, heviger zelfs dan in de bewogen meidagen van 1966. Tijdens de voorbije 20 maanden is de rust in Leuven slechts schijn geweest. De tegenstellingen hoopten zich elke dag meer op en slechts het vaak krampachtig optimisme van de regeringskranten slaagde erin de spanningen tijdelijk binnenskamers te houden. Niet volledig echter, want bijna maandelijks zorgde Leuven voor nieuwe discussiestof. Als we die evolutie doorlopen, vinden we hier toch een aantal gegevens die het ons gemakkelijker maken de ongelooflijk brutale verklaring van 15 januari te begrijpen. We zien zoals gezegd eerst een reeks afleidingsmanoeuvers tot stand komen (aankoop van gronden in Waals-Brabant) die de overheid van Leuven-Nederlands ervan overtuigden dat de Franse afdeling de geleidelijke overheveling ernstig voorbereidt. De Franse afdeling verbindt er zich trouwens toe om haar expansie einde april 1967 bekend te maken. In maart 1967 duiken echter verontrustende berichten op: de onteigeningsprocedure van de gronden in Ottignies-Waver, waar de Franse campus zal gevestigd worden, blijkt te worden afgeremd en er zou volstrekte voorrang worden verleend aan de oprichting van een Frans akademisch ziekenhuis te St.-Lambrechts-Woluwe in de Brusselse agglomeratie. De studenten reageren onder meer met betogingen op 8 en 15 maart (Neerlandia april 1967, p. 69). De akademische overheid van Leuven-Nederlands schijnt niet vijandig te staan t.o.v. deze betogingen en de Vlaamse katholieke pers laat er zich positief over uit. Op zichzelf niet ongewoon maar velen zien er een bewijs in dat de operatie dialoog in enge schoentjes geraakt is en dat er nieuwe spanning op komst is. Op 15 april is er nog steeds geen expansieplan. In een schrijven gericht tot de raad van beheer vraagt de Vereniging der Vlaamse studenten de vervanging van de unitaire beheerraad door een dubbele, dus gesplitste beheerraad. Er wordt door de beide afdelingen gevraagd de expansieplannen vóór 18 mei te publiceren. De Leuvense studenten voegen hieraan toe dat zij een algemene staking zullen uitroepen als het expansieplan van de Franse afdeling op 18 mei niet bekend is. De akademische raad van Leuven-Nederlands kan met medewerking van de Vlaamse pers de stakingsdreiging afwenden. Het heette toen dat de besprekingen door een staking in gevaar zouden gebracht worden. Wij hebben intussen ervaren hoe nuttig al die gesprekken wel geweest zijn. In Vlaanderen voelt men dat de zaak een verkeerde wending neemt en men wenst de Vlaamse standpunten opnieuw duidelijk te laten horen. Op 22 april wordt door het Koördinatiekomitee voor Taalregeling in het Hoger Onderwijs een colloquium ingericht waarop vertegenwoordigers van de vier Vlaamse partijen zich voorstander verklaren van de overheveling. Belangrijk is in dit geval de stellingname van de liberale senator Poma omdat zijn partij zich bij de indiening van het wetsvoorstel VerrokenGa naar voetnoot(1) zelfs tegen de inoverwegingneming van dit wetsvoorstel gekant had. In mei 1967 verschijnt het Manifest | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van de 30 inzake Vlaamse universitaire expansie (Neerlandia, mei 1967). Dit zeer belangrijke manifest komt als een waarschuwing voor hen die hopen via een koehandel bepaalde plannen door te voeren die in juni en juli stilaan uitlekken. In juni duiken inderdaad steeds meer berichten op over een poging om Leuven-Frans naar Brussel over te hevelen. Alhoewel er geen namen genoemd worden is het duidelijk dat het ganse Belgische establishment dit duivelse plan steunt omdat het onder het mom van het inwilligen van de Vlaamse eisen de verfransing van Brussel en de randgemeenten zou dienen en de wurgende greep van ‘le très grand Bruxelles’ op gans Vlaams Brabant zou verstevigen. De Vlaamse organisaties beseffen dat de strijd opnieuw moet aangebonden worden en er wordt een algemeen aktiekomitee opgericht, het huidige 5-novemberkomitee, dat als eerste programmapunt een grote betoging in Antwerpen organiseert (Neerlandia, juli 1967). In juli, in volle vakantieperiode zoals gewoonlijk wanneer een anti-Vlaams projekt beraamd wordt, lekt door een indiskretie het zogenaamde plan-Houben uit. Het moet inderdaad een echte koehandel worden. Volgens de bestaande Belgische wetgeving mag een universiteit geen inplantingen buiten haar eigen arrondissement uitvoeren. Dat betekent dat de K.U.L. geen vestiging in Brussel kan tot stand brengen en dat de vrije universiteit van Brussel op haar beurt niet buiten Brussel uitzwermen kan. Het plan-Houben nu, dat intussen allerlei wijzigingen onderging, komt in grote trekken hierop neer: Brabant wordt ontsloten voor de twee universiteiten. Leuven-Frans zal zich in Brussel kunnen vestigen en de V.U.B. kan een campus buiten Brussel openen. Dit laatste echter is oogverblindend, want de vrije universiteit is veel meer geïnteresseerd in Brussel zelf. Er is inderdaad binnen de Brusselse agglomeratie nog een terrein te vinden waarop een campus zou kunnen worden opgericht. Het is het voormalige militaire oefenterrein in Etterbeek dat uiteraard staatsbezit is. De V.U.B. zou het oefenterrein in Etterbeek van de staat ter beschikking krijgen als de P.V.V. op haar beurt er in toestemt dat Leuven-Frans zich in Brussel vestigt. Laten we dit even ontleden. Het lokaas voor de katholieke C.V.P.: de katholieke universiteit mag zich in Brussel vestigen. Het lokaas voor de P.V.V.: de V.U.B. krijgt het oefenterrein in Etterbeek. Lokaas voor de Vlamingen: Leuven-Frans wordt overgeheveld; de taalwet zal moeten geëerbiedigd worden: een Franstalige universiteit zal zich niet in Vlaams Brabant mogen vestigen. (Men gelieve hier bij te denken dat men geleidelijk gans Brabant tot tweetalig gebied wil uitroepen. Na de Brusselse P.V.V. en B.S.P. kon ook de Brusselse C.V.P. haar ongeduld niet meer bedwingen en vroeg zo pas - januari 1968 - de uitbreiding van de taalfaciliteiten voor een nieuwe reeks Brabantse gemeenten.) Er was nog meer stroop voor de Vlaamse baard: als de West-Vlaamse en Limburgse C.V.P.-parlementsleden inschikkelijk wilden zijn, zouden er nieuwe kandidaturen aldaar opgericht worden. En ten slotte zou Leuven-Nederlands zich ook in Brussel mogen vestigen. Men voegde er niet aan toe dat Leuven-Nederlands dit helemaal niet wenste. Er bestaat een universiteit te Leuven. Als die universiteit thans 21.000 studenten telt, dan duurt het nog wel even voor er - na het vertrek van 10.000 Franstalige studenten - in Leuven weer ruimte te kort is. Leuven-Nederlands zou ten hoogste een akademisch ziekenhuis in Brussel kunnen wensen om het ontstellende tekort aan Vlaamse geneesheren in die stad te helpen opvangen. Het is tegen dit voor Vlaanderen levensgevaarlijke plan dat het 5-novemberkomitee voorgoed de strijd aanbindt. Prof. Verhulst, bestuurslid van het voornoemde komitee, verklaart zelfs uitdrukkelijk dat de betoging o.m. tegen het plan-Houben gericht is. De Vlaamse C.V.P., die erg verveeld zit met de vraag of zij al dan niet aan de betoging zal deelnemen, meent een stok gevonden te hebben om de hond te slaan. De Vlaamse C.V.P. kan niet deelnemen aan een betoging die tegen haar partijvoorzitter, de heer Houben, gericht is. Maar in de Vlaamse C.V.P.-afdelingen steekt een storm van protest op. Men beseft aan de basis van de partij beter dan aan de top dat de partij bij de verkiezingen zal weggeveegd worden als zij zich van deze grote manifestatie van Vlaamse eendracht afzijdig houdt. ‘De woorden van prof. Verhulst waren tegen het plan-Houben gericht, niet tegen de heer Houben. De C.V.P. moet mee betogen’, zo zegt men daar. Uiteindelijk zal één-derde van de Vlaamse C.V.P.-parlementsleden mee marsjeren op 5 november. De anderen, onder wie Jan Verroken, blijven thuis: ‘Omdat zij van mening zijn dat de doelstellingen van de betoging in het parlement moeten opgelost worden, niet op straat.’ We hebben hierop speciaal de aandacht willen vestigen omdat precies deze houding van de C.V.P. zou laten vermoeden dat de C.V.P. bij de eerste uitingen van het hernieuwde straatrumoer in Leuven haar belofte ten uitvoer zou brengen om in het parlement een oplossing af te dwingen voor de problemen in Leuven. Maar wat zien wij thans in januari 1968 gebeuren? De Vlaamse C.V.P. wenst nog een maand te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wachten vooraleer zij in het parlement opnieuw een wetsvoorstel inzake Leuven zal indienen. Eerst moet de unitaire beheerraad proberen de zaak op universitair vlak op te lossen. Het is gewoon tragisch wat hier aan het gebeuren is. Vertwijfeld vraagt rector De Somer reeds op 16 januari dat het parlement nu zijn verantwoordelijkheid zou opnemen. De Vlaamse kranten, de Vlaamse verenigingen, Leuven-Frans niet in het minst, iedereen is het erover eens dat een dialoog niet meer kán. Maar de Vlaamse C.V.P. besluit doodkalm dat men nog een maand zal aanzien. De eenheid van de C.V.P. loopt inderdaad gevaar als de Vlaamse vleugel het wetsvoorstel-Verroken opnieuw indienen wil. Maar intussen vallen er gekwetsten; meer dan 350 Vlaamse studenten worden gearresteerd, studentenleiders worden aangehouden. De akademische overheid roept in een soort van laatste wanhopige poging de unitaire raad bijeen voor zondag 21 januari. Maar wat te verwachten was gebeurt. Na afloop van de beheerraad leest commissaris-generaal Leemans een korte tekst voor waarin verklaard wordt dat de beide afdelingen het niet eens zijn kunnen worden. Onmiddellijk daarna komt de akademische raad van Leuven-Nederlands afzonderlijk samen. Omdat men machteloos staat tegenover de steeds feller om zich heengrijpende opstand, worden de colleges voor een week geschorst - overbodige maatregel trouwens, want zowel studenten als professoren hebben intussen de staking afgekondigd. Men hoopt evenwel dat de studenten niet naar Leuven zullen terugkeren en dat de politici intussen toch een of andere oplossing zullen hebben gevonden. Dezelfde zondag richten zowel de studenten van alle Vlaamse universiteiten als het katholieke Davidsfonds een nieuwe dringende oproep tot de C.V.P. om haar belofte de problemen in het parlement op te lossen dringend ten uitvoer te brengen. We weten op het ogenblik dat wij dit schrijven nog niet of de C.V.P. het straatrumoer nog een maand zal laten aanslepen of dat de fictieve eenheid van de partij eindelijk minder belangrijk zal worden geacht dan het brengen van een duurzame oplossing voor een van de dringendste Vlaamse en Belgische problemen. De Franse afdeling heeft van haar kant reeds duidelijk gezegd dat zij het voortbestaan van de C.V.P. minder belangrijk acht dan het voortbestaan van de Franse universiteit in Leuven. Zal de Vlaamse C.V.P. de handschoen eindelijk opnemen? Maar keren wij terug naar ons overzicht. Het wordt nu immers stilaan duidelijk waarom de Franse afdeling op 15 januari haar schijnbaar onbegrijpelijk ultimatum stelt. Daarvoor moeten wij nog even aandacht besteden aan een mededeling van het Vlaams Koördinatiekomitee Taalregeling Hoger Onderwijs en het Waalse ‘Comité Central des comités de défense de l'université de Louvain’. Beide verenigingen kondigen in oktober aan een dialoog met betrekking tot het universitair onderwijs te zullen hervatten. Beide verenigingen zijn het er over eens dat het plan voor ontsluiting van geheel Brabant voor de universiteit van Leuven zou neerkomen op de versnippering van de Franse sectie en derhalve onaanvaardbaar is. Daarmee komt voor de aanhangers van het plan Houben het sein op onveilig te staan. Want als de Waalse publieke opnie de katholieke universiteit ook al in Wallonië wil, dan zullen de Franse professoren hun dure villa's in Leuven of in Brussel in de steek moeten laten. Nu is het merkwaardig dat verschillende Franse professoren een verhuizing naar Wallonië niet ongenegen zijn. Deze professoren, onder wie prof. Genicot een van de voornaamste is, worden echter door de oudere professoren geboycot. Een groep van deze professoren, die het gewaagd had zich te organiseren en contact met Vlaamse collegae op te nemen, kreeg van de Franse akademische overheid spreekverbod. Alleen de akademische overheid mocht inzake de expansie naar een oplossing zoeken. Slechter verging het de Waalse student die deze week op een vergadering van de Vlaamse studenten namens een groep Waalse federalistische studenten mededeelde, dat niet alle Waalse studenten in Leuven wilden blijven en dat sommigen onder hen het met de expansieplannen van Leuven-Frans grondig oneens waren. De student werd achteraf door Franstalige commilitones zo grondig bewerkt dat hij in een gasthuis diende te worden opgenomen. De oude conservatieve professorenorganisatie van Leuven-Frans ziet plots in okt. - nov. het spookbeeld van een Waals - Vlaamse verstandhouding opduiken. De 5-november-betoging wordt een sukses zonder weerga en brengt een zware slag toe aan het plan-Houben. Anderzijds zijn er steeds meer Waalse stemmen aan het opgaan die de katholieke universiteit in Wallonië welkom heten. Zowel de burgemeester van Namen als die van Charleroi bieden de gastvrijheid van hun stad aan, de Waalse Mouvement Populaire Wallon (socialistisch) vraagt de overheveling naar Wallonië, de Vlaamse partijfederaties van de socialistische partij spreken zich uit in dezelfde zin. Leuven-Frans voelt zich bedreigd en besluit zich terug te trekken op het veilige mandement van 13 mei. Beschermd door de bisschoppen en het conservatieve Belgische establishment, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
steunend op het immobilisme van de politieke partijen en de machteloosheid van Leuven-Nederlands zoekt men zijn heil in het bestendigen van de bestaande situatie. Dat is het wat op 15 januari gebeurd is. Het voornemen hiertoe bestond echter sinds enige tijd. In november toont pro-rector De Somer zich voor het eerst moedeloos. De dialoog met de Franse afdeling blijkt plots onmogelijk te worden. De pro-rector zegt dat hij niet meer inziet hoe men uit het slop kan geraken. 16 maanden dialoog hebben tot niets geleid. De algemene rector mgr. Descamps heeft zelfs geweigerd een eigen vertegenwoordiging voor Leuven-Nederlands op te eisen in het N.F.W.O. (Neerlandia, december 1967). In het licht van de recente gebeurtenissen is het vrij eenvoudig te verklaren wat er percies gebeurd is. De Acapsul (vereniging van de Franse professoren) heeft 16 maanden gedialogeerd, was bereid Leuven te verlaten: een paar kandidaturen in Ottignies de universiteit in Brussel, capitale de l'Europe. Dit plan was voor de Franse professoren - 60% woont in Brussel - nog voordeliger dan in Leuven te blijven. Dáárom was rector De Somer 16 maanden lang zo optimistisch, dáárom mocht de Vlaamse studentenstaking niet doorgaan, het overleg had er door kunnen geschaad worden. Al die tijd waren de Franse professoren bereid Leuven te verlaten... voor Brussel. Maar dát vertelde Leuven-Frans niet. Het expansieplan bleef geheim. Toen, in november, werd het roer van schouder veranderd. 15 januari werd voorbereid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het ultimatum van 15 januariOp 15 januari maakte Leuven-Frans eindelijk haar lang verwachte expansieprogramma bekend. Wij brengen het hieronder in de samenvatting van de Gazet van Antwerpen en De Standaard. De akademische raad van Leuven-Frans heeft maandagavond te Brussel een verklaring vrijgegeven, waarin het standpunt van deze instantie nopens de toekomst van de Leuvense Franstalige afdeling, op duidelijke, zelfs arrogante wijze wordt weergegeven. Leuven-Frans moet volledig in Leuven blijven. Die eis wordt vooropgezet en zolang men die niet aanvaardt, weigert de akademische raad te praten over de universitaire expansie. Het is een ultimatum. De eis wordt goedgepraat door te verwijzen naar het mandement van de bisschoppen van mei 1966. Omwille van de overbelasting van Leuven, wil de akademische overheid van Leuven-Frans wel denken aan uitzwerming, meer nog naar Brussel dan naar Ottignies, maar dan slechts van nevenafdelingen of van de medische fakulteit. Het maandag bekendgemaakte ‘dossier’ werd voorbereid tijdens het voorbije akademische jaar, door de akademische overheden van Leuven-Frans. De akademische raad, zo staat in de verklaring, is eensgezind over wat zij thans bekend wenst te maken. Vooreerst beweert deze Franstalige instantie dat de Nederlandstalige afdeling van de Leuvense universiteit ‘de pretentie’ heeft elke vorm van ontwikkeling van Leuven-Frans in het Leuvense te beletten en bepaalt elke nieuwe investering in Leuven tegen te gaan. Op deze wijze, zo beweren de Franstalige instanties, heeft men Leuven-Frans willen dwingen zichzelf uit te spreken voor de overheveling naar Wallonië, ofwel zich neer te leggen bij een trage dood, omdat er geen plaats meer zou zijn voor nieuwe studenten. Deze pretentie (van Leuven-Nederlands) is volgens de Franstalige instanties strijdig met de wil van de bisschoppen en ook met de ‘fundamentele rechten’ van de Franstalige sektie. De akademische raad van Leuven-Frans voelt zich daarom gedwongen om op kategorieke wijze te verklaren ‘dat de ontwerpen tot uitbreiding van de Franstalige sektie voorafgaand de waarborg moeten krijgen dat er te Leuven een volledige Franstalige afdeling zal blijven, meester over haar eigen laten, vrij zich daar te ontwikkelen zonder belemmering, volgens de noden door haar eigen akademische instanties bepaald’. Zonder dergelijke waarborg, zo gaat het verder, zouden de akademische overheden van Leuven-Frans zich medeplichtig maken aan een plan tot algemene ontmanteling, dat op korte tijd zou neerkomen op echte zelfmoord, rekening houdend met de financiële gegevens van het probleem. De akademische raad ziet wel in, aldus de verklaring, dat de politieke instanties toch tot de ontmanteling kunnen besluiten ‘in weerwil van onze grondwettelijke vrijheden’, maar waarschuwt alvast dat een dergelijke beslissing fataal zou zijn voor de katholieke universiteit(?), voor het geheel van het universitair onderwijs en (natuurlijk) ook voor de eenheid van het land. ‘Als kristenen en universitairen, leden van de Franstalige afdeling van de katholieke universiteit van Leuven, doen wij daar nooit aan mee.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het behoud van de Franstalige afdeling houdt volgens Leuven-Frans in dat alle fakulteiten, met mogelijke uitzondering voor de medische, en alle kandidaturen, licentiaten en doctoraten in Leuven moeten blijven. Pas als dit wordt gewaarborgd, kan gepraat worden over de expansieproblemen. Er kan maar gepraat worden met hen, die deze voorafgaande eisen inwilligen. In de verklaring wordt dan gewag gemaakt van de voorgeschiedenis, te beginnen met de verklaring van de bisschoppen van 13 mei 1966. De akademische instanties van Leuven-Frans onderstrepen vooral de passus, waarin staat dat er geen sprake kan zijn van oprichting van een nieuwe Franstalige of Nederlandstalige universiteit, noch van splitsing van het patrimonium, noch van een andere vorm van onttakeling van de Leuvense universiteit.
Het laatste en belangrijkste hoofdstuk beschrijft de ‘Oriëntations choisies’, de gekozen marsrichting:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BeschouwingenWat sindsdien gebeurd is, is uiterst belangrijk. Wij hebben in ons historisch overzicht hierboven gewezen op de eerste mislukte poging om via het wetsvoorstel-Verroken de zaak-Leuven reeds in 1966 op parlementair vlak tot een logische oplossing te brengen. Er bestond op dat ogenblik niet eens een meerderheid voor de inoverwegingneming van het wetsvoorstel, laat staan voor de goedkeuring ervan. De voorbije 20 maanden hebben althans dit voordeel gehad dat een politieke oplossing thans niet meer ondenkbaar is. De Vlaamse C.V.P., de Vlaamse B.S.P., de Volksunie, de Belgische Kommunistische partij (6 Franstalige kamerleden) hebben zich vroeger reeds duidelijk voor overheveling uitgesproken. Daar komt nu een nieuw feit bij: In een hoofdartikel van de socialistische partijkrant Le Peuple heeft de politieke direkteur van deze krant, de heer Albert Housiaux, zaterdag 20 januari een nieuw standpunt ingenomen in de kwestie-Leuven. Tot nog toe stonden de Franstalige socialisten aan de kant van de verdedigers van ‘Louvain-Français’. Ten tijde van de inoverwegingneming van het wetsvoorstel-Verroken, stemde slechts één enkel B.S.P.-kamerlid met de Vlaamse C.V.P.. Thans stelt de heer Housiaux voor, dat alle fakulteiten van Leuven-Frans naar het Franstalige landsgedeelte zouden verhuizen, gelet op de strekking tot eentaligheid van de gemeenschappen. Te Leuven zouden alleen nog de teologische en filosofische fakulteiten van het Frans taalstelsel blijven ‘omdat Leuven nu eenmaal in de wereld bekend is wegens de uitstraling van deze takken van wetenschap’. Ook zou de stad het centrum blijven van de akademische plechtigheden. Als men uit dit artikel politieke conclusies mag trekken, dan zou de Waalse B.S.P. eveneens voor de overheveling gewonnen zijn. Dat zou meteen betekenen dat er thans in het parlement een stevige meerderheid bestaat voor een taalwet op het hoger onderwijs. Het grote struikelblok ligt evenwel in het feit dat Leuven het symbool dreigt te worden van de strijd tussen Belgische unitaristen en federalisten. Wij kunnen ons volledig aansluiten bij het hoofdartikel van de Standaard van 22 januari 1968 dat wij hier (ingekort) laten volgen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met het definitieve vastlopen van de raad van beheer is de zaak-Leuven nu een politieke kwestie geworden; voor die realiteit hebben het hof, de regering, de partijen lange tijd de ogen gesloten. Zij zijn afkerig van enig ingrijpen, omdat zij vrezen dat de struktuur van de K.U.L. bepalend zal zijn voor de ofwel unitaire ofwel federale inrichting van België. Maar dat is een gevaarlijke theorie, niet slechts omdat het niet de taak van een universiteit is als sluitsteen van een unitaire staatsvorm te fungeren, maar omdat men door verder immobilisme de konfliktstof slechts aandikt. Men mag Leuven niet tot het symbool maken, hetzij van een unitaire hetzij van een federale staat. Dat wordt dan slechts een uitnodiging om de beslissing uit te stellen. Welnu, op het nationale vlak is een principiële keuze nog niet rijp, maar op het universitaire vlak dreigt zij te verrotten. Indien de politici dus thans niet de moed bijeenrapen om Leuven de enige aanvaardbare oplossing aan te bieden, te weten de geleidelijke en gewaarborgde overheveling, dan zal men niet alleen niet over de drempel van het ware universitaire-expansieprobleem heen geraken, maar veel meer dan het bestaan van de katholieke universiteit op het spel zetten. Zelfs met de rijkswacht kan men geen ideeën tgenhouden. De vraag is echter of het Belgisch establishment eveneens van mening is dat Leuven nog kan opgelost worden zonder dat de struktuur van de Belgische staat geraakt wordt. Als men La Libre Belgique leest, ervaart men duidelijk dat men in deze kringen Leuven wel degelijk tot een symbool van het unitaire België gemaakt heeft. Het is een zeer gevaarlijk spel dat hier gespeeld wordt. De C.V.P. dreigt zoals hierboven uiteengezet het eerste slachtoffer te worden, maar anderen vrezen een militaire machtsgreep om het Belgique de papa te redden. Een muurkrant in Leuven opgehangen brengt een uit de gevangenis gesmokkelde boodschap van de verleden week aangehouden studentenleider Pol Goossens. Pol Goossens is voorzitter van de studentenvakbond, een groepering die volgens in Nederland gangbare begrippen progressieve standpunten inneemt, in België door velen echter als ‘gevaarlijk links’ beschouwd wordt. Het is een waarschuwing die wel even doet nadenken. De tekst luidt als volgt: ‘Er is een gigantische economische en financiële macht geconcentreerd bij zeer weinig mensen. We begrijpen gemakkelijk dat deze gigantische macht zijn invloed ook wil gaan uitoefenen in de politiek, de massamedia, het leger en de massa-organisaties: een zeer beperkt aantal mensen, zonder controle, die zich omwille van hun financieel economische positie overal de macht verzekeren. Vlaamse vrienden, dit gaat regelrecht naar fascisatie en fascisatie komt reeds in vele concrete feiten tot uiting. Het is voor ons allen een pijnlijke taak, het is voor ons allen een gewetensplicht deze symptomen van fascisatie en hun konsekwenties uit te spreken. Wat staat de studenten te wachten, wanneer ze revolteren tegen prijsstijgingen, verminderingen van studiebeurzen, tegen het bedrog inzake universitaire expansie? Weten onze Vlaamse vrienden dat een zeer hoog geplaatst Leuvens ambtenaar de rijkswacht heeft uitgescholden, omdat ze niet in die vuile ‘Leuvense communisten’ hebben geschoten? Laten we bedenken dat Andreas Papandreoe 14 dagen vóór de staatsgreep nog verklaarde ‘ik geloof niet in een fascistische staatsgreep’. En hiermede zijn wij dan bij een ander opvallend verschijnsel terecht gekomen: de radikalisering van de Vlaamse publieke opinie. De opstand die wij op dit ogenblik meemaken is nog radikaler dan die van mei 1966. De Vlaamse studenten schrikken niet meer terug voor de slogan ‘revolutie’. Op de muurkranten leest men ‘Leuven moet branden’. Er steekt hier zeker heel wat ‘diplomatisch’ geweld achter, maar het is alle waarnemers opgevallen dat er met de studenten deze keer niet te spotten valt. De rijkswacht treedt net als in mei ongenadig hard op, maar de studenten wijken niet. Het aantal opgebrachte studenten stijgt elke dag. Verschillende studenten zijn nu reeds een week opgesloten maar de betogingen nemen toe. Ze breiden zich ook uit over het ganse land. Het begon met een aanval op het bureau van de vice-rector. Meubels en inschrijvingsformulieren werden verbrand. Er ontstonden hevige vechtpartijen, met de rijkswacht zowel als met Franstalige studentenGa naar voetnoot(1), | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
er vielen gewonden, auditoria van de universiteit werden beschadigd en in de nacht van 20 op 21 januari werd een universiteitsgebouw in brand gestoken. Het is helemaal niet zeker dat studenten hier de hand in hebben gehad, maar het lijkt ons toch wel symptomatisch voor de hevigheid van het verzet. Ook de Vlaamse professoren zijn er zich terdege van bewust dat een beslissing deze keer met man en macht moet afgedwongen worden. Naast de scherpe stellingname van de Koninklijke Vlaamse Akademie en de Kultuurraad voor Vlaanderen heeft het protest van de Vlaamse professoren het Vlaams verzet een indrukwekkend moreel gezag verleend. We geven hier de moedige stellingname van de V.V.P.:
De Vereniging van Vlaamse Professoren, afdeling Leuven, in algemene spoedvergadering bijeengekomen op 19 januari:
Samen met deze verklaring werd ook door Lovan (Leuvense Organisatie van Assistenten en Navorsers) medegedeeld dat deze vereniging staken zou. Er is op die manier een eenheidsfront tot stand gekomen tussen professoren, assistenten, navorsers en studenten. Vertegenwoordigers van de drie groepen zijn maandag 22 januari voor het eerst bijeengekomen om te onderzoeken hoe men de actie nu verder coördineren zal. Veelbetekenend is ook het feit dat een Nationale Studentenraad werd opgericht die alle inrichtingen voor hoger onderwijs in Vlaanderen groepeert. Er werd besloten tot een reeks stakingen in alle hogere onderwijsinstellingen. Ook het middelbaar onderwijs zou bij de actie betrokken worden. Dagelijks zal voortaan in een of andere Vlaamse stad betoogd worden. Het begon op 22 januari alvast in Tienen, Mechelen, Aarschot, Mechelen aan de Maas en Brussel. Op 23 januari werd betoogd in Leuven zelf, in Mol, in Gent, in Mechelen, in Oostende en in Antwerpen. In al deze plaatsen kwamen niet alleen studenten op straat maar ook de leerlingen van de hoogste klassen van het middelbaar onderwijs. En de reeks betogingen die voor de volgende dagen aangekondigd wordt neemt elk uur toe. Het is dan ook niet denkbaar dat het parlement een maand passief zou blijven toezien. Zulke houding zou het vertrouwen in ons demokratisch regime ernstig ondermijnen. Om die reden alleen al achten wij het gelukkig dat het Volksunieparlementslid Coppieters het wetsvoorstel tot uitbreiding van de taalwet tot het hoger onderwijs opnieuw ingediend heeft en de Kamer zich op 24 januari over de inoverwegingneming van dit wetsvoorstel zal moeten uitspreken. De heer Coppieters heeft de heren Verroken (C.V.P.), Craeybeckx (B.S.P.) en D'Haeseleer (P.V.V.) uitgenodigd het wetsvoorstel mede te ondertekenen. Wij twijfelen er niet aan of het wetsvoorstel zal deze keer in overweging genomen worden en al ligt een oplossing daarom nog niet in het verschiet, toch zou dit een eerste bescheiden sukses betekenen. Wij willen deze eerste bedenkingen niet beëindigen zonder de hoop en de overtuiging uit te spreken dat de zaak-Leuven eindelijk een oplossing tegemoet gaat die de rust | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in het land kan herstellen. Premier Van de Boeynants heeft gelijk als hij zegt, dat een reeks uiterst belangrijke problemen dringend een oplossing vergt, dat de kracht van de natie verloren gaat in twisten die feitelijk al lang een oplossing hadden moeten krijgen. Maar het is ook waar dat het de taak van de regering is er voor te zorgen dat die oplossing er komt, snel en radikaal. Men kan er toch niet meer aan twijfelen dat Vlaanderen het juk van het kolonialisme heeft afgegooid. Hoe vlugger men nu de resten van dit kolonialisme opdoekt, hoe sneller dit land eindelijk de broodnodige rust zal kennen. (23 januari) L.U. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Naschrift: 4 februariBij het ter perse gaan van ‘Neerlandia’ is de toestand fundamenteel ongewijzigd gebleven. Hoe de spanning groeit moge uit volgende feiten blijken:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Naschrift: 20 februariZoals bekend, is de Belgische regering op de kwestie-Leuven gestruikeld en afgetreden. De partijen hebben zich zo in hun posities vast gebeten, dat er nieuwe verkiezingen moeten worden gehouden, die einde maart zullen plaatsvinden. Als nooit tevoren zou de ‘taalkwestie’ inzet bij deze verkiezingen worden. In de volgende ‘Spiegel’ komen wij uiteraard op deze zaak terug. Duidelijk lijkt wel, dat een uitermate scherp twistpunt in de verhoudingen tussen de beide taalgemeenschappen is aangebroken. De kwestie-Leuven is een breekpunt, maar vormt niet het enige twistpunt. Denken wij alleen maar aan het vraagstuk-Brussel. |
|