| |
| |
| |
Kroniek Noord-Zuid
Poëzieprijs Heideland
De uitgeverij Heideland te Hasselt heeft van de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen een bedrag ter beschikking gesteld, om, in overleg met de Nederlandse Vereniging van Letterkundigen, een poëzieprijsvraag uit te schrijven voor Zuid en Noord. Elke oorspronkelijk in het Nederlands geschreven, nog niet gepubliceerde Dichtbundel van minimaal 25 en maximaal 30 gedichten, komt in aanmerking voor bekroning.
De jury bestaat uit Luc Indestege, Mars Galle, Wim Hazeu, Halbo C. Kool en Paul de Wispelaere. De prijs bedraagt 50.000 fr..
Uiterste datum van inzending volgens poststempel: 30 april 1968.
Nadere inlichtingen verschaft het secretariaat: Marcel Beerten, Havermarkt 1, Hasselt (België).
| |
Nederlanders aan weerszijden van de grens
Maarten van Nierop, de Nederlandse verzorger in ‘De Standaard’ van de altijd interessante ‘Taaltuin’ (deze maand reeds de twee duizendste) heeft in de Kontaktclub te Antwerpen gesproken over: Vlamingen en Hollanders, de Nederlanders langs de grens.
Uit zijn geestige, luchtig gehouden betoog stippen we aan, dat hij zo graag zou zien, dat er een nieuw klimaat tussen de beide zo sterk verwante groepen werd geschapen, zó, dat men de tijd gekomen achtte om voor beide volksdelen één naam te vinden, die als vlag de collectieve lading dekt.
Vlamingen en Hollanders verschillen z.i. niet zo veel. Door die volkomen willekeurig getrokken landsgrens zijn die beide groepen langs geheel andere richtingen zich gaan oriënteren.
Er bestaan geen aangeboren karakter-verschillen, maar wel zijn er verworven verschillen, die echter kunnen worden weggewerkt.
Ieder verschil in taal, dat bepaald wordt door het bestaan van de Belgisch-Nederlandse grens moet worden weggewerkt. Want wat historisch ontstaan is kan ook historisch verdwijnen.
Om de verschillen te overwinnen bestaat er maar één werkelijk houvast: de taal.
De Hollander speelt met de taal, maar voor een Vlaming is het moeilijk te spelen met iets, waarvoor hij iedere dag vechten moet.
| |
| |
Van Nierop trachtte zijn publiek duidelijk te maken dat het voor de Nederlander, die niet begrijpen kan dat er conflicten kunnen bestaan tussen iemands volk-zijn en staatsburger-zijn, moeilijk is echt begrip op te brengen voor de Vlaamse taalstrijd. Maar, dat begrip ontwaakt z.i. al meer en meer.
We moeten allen - zo besloot spreker - aansturen op een Nederlandse leefgemeenschap in het kader van de Lage landen en meteen van het nieuwe Europa.
| |
De nieuwe spelling
De ‘Gazet van Antwerpen’ van 11 januari jl. merkt over de nieuwe spelliing o.a. het volgende op:
De commissie, belast met de voorbereiding van de uiteindelijke tekst van het spellingsontwerp, komt om de zes weken bij elkaar beurtelings in België en Nederland.
Beide regeringen hebben aan de commissie advies gevraagd o.a. over de spelling van ei of ij, au of ou en de uitgang van de werkwoorden.
Voor België is alleen een K.B. nodig om de nieuwe spelling van kracht te maken, voor Nederland is een parlementaire goedkeuring nodig.
De ‘Gazet van Antwerpen’ acht het volkomen onlogisch, dat politici, uitspraak hebben te doen over een probleem, zoals de nieuwe spelling; dit moet voortaan het terrein zijn van een bepaalde instelling, die men Hoger Instituut of Academie voor Nederlandse Taal en Cultuur kan noemen, een instituut dus van deskundigen, die zich doorlopend met de taal kunnen bezighouden.
Het jaar 1972 als streefdatum genoemd door minister Grootjans, is volgens de commissie wel te verwezenlijken. Dan zal er hopenlijk eindelijk een spellingséénheid in beide landen bereikt zijn.
| |
Een Belgisch-Nederlands Instituut voor de Nederlandse Taal en Letterkunde
Dat een hierboven als noodzakelijkheid genoemd Instituut voor de Nederlandse Taal en Letterkunde geen hersenschim meer is, maar realiteit gaat worden, blijkt uit een mededeling van minister Van Elslande, minister van Nederlandse Cultuur, in antwoord op een parlementaire vraag van de heer Matteyssens (V.U.).
De minister deelde mede dat principieel instemming was bereikt met zijn Nederlandse ambtgenoot Veringa over de gemeenschappelijke oprichting van een Belgisch - Nederlands Instituut voor de Nederlandse Taal en Letterkunde. Over de bevoegdheden en de oplossing van sommige juridische problemen zal nog nader worden onderhandeld.
Is dit Instituut eenmaal werkelijkheid geworden dan zullen, zoals reeds eerder werd opgemerkt, álle spellingkwesties aan de politici dienen te worden onttrokken, omdat deze behoren tot het domein van de deskundigen, de filologen, die uiteraard leden van het Instituut zullen worden.
| |
Noord- en Zuidnederlandse zakenlieden
Bij het zakencontact tussen Noord- en Zuidnederlandse zakenlieden blijken nog vaak haken en ogen te zitten, vooral als die contacten nog op gang moeten komen.
Dr. L. Kympers snijdt dit voor beide partijen belangrijke onderwerp aan in ‘Real Estate Review’ van januari 1968 (3de jaargang nr. 1).
Gelukkig is het op het ogenblik al zo, constateert hij, dat Nederland voor de Belg is gaan betekenen: ‘beste klant’ en België voor de Nederlander onbetwistbaar ‘de beste vriend’.
Maar de zakenmentaliteit van Belgen en Nederlanders, de manier van handeldrijven, afwikkeling van transacties, de benaderingsfase, de verkoopgesprekken, stoelen op een andere zakenfilosofie en een andere zakenethiek. Anders, wat niet behoeft te betekenen beter.
Dr. Kympers geeft dan een uitvoerige schets van de Nederlander als zakenman in het bijzonder tegenover de buitenlanders, waaronder ook de Belg wordt gerekend. Wij zullen hem daarbij - we moeten ons beperken - niet volgen.
Twee lessen voor de Belgen trekt hij uit zijn ontleding van de Nederlandse zakenman, primo: rekening houden met de ‘Nederlandse’ zakenmentaliteit, secundo: met kennis van zaken en zonder complexen een goede tegenpartij leveren. Wie goed beslagen ten ijs komt behoeft niet bang te zijn voor een Hollands avontuurtje.
| |
| |
| |
Integratie Nederlandse en Belgische Kempen
In de ‘Gazet van Antwerpen’ van 11 januari jl. wordt een pleidooi gehouden voor het instellen op kortste termijn van een werkgroep, die op nationaal en op Beneluxvlak bepaalde zaken, betrekking hebbende op het Benelux middengebied, in het bijzonder de Nederlandse en Belgische Kempen, in volle realiteit en met gezag kan doorvoeren.
Daarnaast zou er gestreefd dienen te worden naar regionale contacten om bepaalde zaken te realiseren, die reeds nù mogelijk zijn.
Wij hebben al eerder op soortgelijke contacten gewezen tussen ettelijke gemeentebesturen aan weerszijden van de grens. Binnenkort zijn ook besprekingen te verwachten ter regeling van grensoverschrijdene waterlopen.
Onvermijdelijk is in de naaste toekomst een afdoende coördinatie tussen de sector van het economisch, technologisch en planologisch beleid en de sector van net sociaal en cultureel beleid.
Concrete mogelijkheden moeten direct in onderlinge samenwerking worden aangepakt.
Gedacht wordt ook aan het samenstellen van een vouwblad waarin een overzicht wordt gegeven van de mogelijkheden voor recreatie, ontspanning en sport in heei het Benelux middengebied.
Een hinderpaal bij de samenwerking is o.a. de minder vèrgaande bevoegdheden van de Vlaamse provincies, vergeleken bij die van de Nederlandse.
Maar waar dan ook de licht- en schaduw punten zitten, vóór alles dient er een werkgroep te komen, die al wat bij de integratie der Nederlandse en Belgische Kempen naar vorenkomt, inventariseert, bestudeert en straks reglementeert, althans de voorstellen voor reglementering indient.
| |
Op toonkunstgebied nog geen integratie
Maurits Monnikendam, muzikaal medewerker van ‘De Standaard’, vraagt zich niet zonder zorg af welk ijzeren gordijn toch Noord- van Zuid-Nederland scheidt om België en Nederland als twee vreemden naast elkaar te laten leven en dan in het bijzonder op het gebied der toonkunst, die zich bij uitstek leent voor een vreedzame integratie. En dat nog wel ondanks de culturele verdragen!
Welk orkest of welk koor in Nederland, behalve het LSO, voert ooit muziek uit van Belgische componisten, en omgekeerd: welk koor of orkest in België voert met enige regelmaat muziek uit Nederland uit?
Monnikendam wijst er op dat het jongste werk over Belgische toondichters van de hand van Floris van der Mueren al weer dateert van 1931; een eigen muziektijdschrift kent men er niet en dat veroorzaakt een bedenkelijk vacuüm in de sociale structuur van een muziekwereld, die juist na de dertiger jaren haar grote vlucht heeft genomen (1).
Uiterst welkom was hem dan ook een publikatie van CEBEDEM, een zusterorganisatie van DONEMUS in Nederland. Dit Cebedem: Belgisch centrum voor Muziek Organisatie publiceerde nl. een werkje over ‘Hedendaagse Belgische componisten’. Bijzonder enthousiast klinkt zijn critiek niet; deze beëindigt Monnikendam nl. met de volgende slotzin: ‘De publikatie heeft haar nut, maar wat meer oorspronkelijkheid in portrettering, wat scherper profilering en kernachtiger kleuren zouden de zaak onzer “zuiderse” vrienden stellig niet hebben geschaad’ (2).
(1) | De heer Monnikendam had o.i. wel moeten wijzen op het ‘Belgisch muziekleven’, voorlichtingsblad van de Nationale Muziekraad Brussel, dat z'n tweede jaargang reeds beleefde en o.a. activiteiten op muziekgebied in België vermeldt. (Zie ook rubriek ‘Publikaties’ in dit blad.) |
| |
(2) | In de critiek van de heer Monnikendam hadden we verwacht, dat hij terloops had gewezen op het Algemeen Nederlands Verbond dat geregeld prijzen uitlooft voor gecomponeerde melodieuse, dus niet hypermoderne muziek, waarvoor óók Zuidnederlandse componisten in aanmerking kunnen komen. Want ook dat is vreedzame integratie! (Red.) |
| |
Vlaamse toneelgezelschappen in Nederlandse schouwburgen
Werd in het voorgaande stuk met betrekking tot de toonkunstuitwisseling tussen Noord en Zuid in mineur geschreven, ten aanzien van de toneeluitwisseling mogen we gelukkig een ander en hoopvoller geluid laten horen.
Zo konden wij in jaargang-1967 van ‘Neerlandia’ melding maken van belang- | |
| |
rijke evenementen op toneelgebied. Wij verwijzen daarvoor naar het januarinummer (blz. 15), meinummer (blz. 89) en oktobernummer (blz. 168) waar aan de orde kwamen de rijkssubsidies aan het Groot Limburgs Toneel, de presentatie aan pers en publiek van dat toneelgezelschap en het verzoek van de Kultuurraad voor Vlaanderen om een wetenschappelijkacademische toneelopleiding te overwegen. Daarbij werd o.a. verwezen naar de universiteit van Amsterdam met twee cursussen voor toneelopleiding.
Deze berichten wijzen overtuigend op een moedgevende belangstelling voor elkaars activiteiten en mogelijkheden op toneelgebied.
‘De Tijd’ van 16 januari jl. noemt in het bijzonder de mogelijkheden van het Vlaams toneel voor Nederlands Brabant (Noord-Brabant).
Met voldoening wordt daar geconstateerd dat de Kon. Ned. Schouwburg van Brussel telken jare minstens drie, vier keer in Eindhoven en Tilburg voorstellingen geeft. In Eindhoven is men - en dat was uiteraard ook ons bekend - al jaren actief met het bijeenbrengen van Nederlandse toneelliefhebbers en Vlaamse toneelspelers, als onderdeel van verder reikende acties op het terrein van de kunsten. De gedachten gaan uit naar het ten tonele brengen van het hele repertoire van de grote Vlaamse toneelgezelschappen in de schouwburgen, gelegen in het zuiden van Nederland en omgekeerd het repertoire van het toneelgezelschap ‘Ensemble’ (Nederland) naar de grote Vlaamse schouwburgen.
Men denkt echter niet alleen aan Vlaanderen, maar ook aan Wallonië, dat naar mentaliteit toch wel degelijk verwant is aan Vlaanderen.
Aan het slot van haar artikel wijst ‘De Tijd’ nog op de snelle ontwikkeling van het toneel in Vlaanderen alsook op de verrassende toeneming van het schouwburgbezoek en de aanzienlijke stijging van het peil der toneelvoorstellingen.
De integratie is hier wel ‘en route’.
| |
Nederland-Vlaanderen in de literatuur
Vrijdag, 19 januari hield de voorzitter van de afdeling Brussel, van het Algemeen Nederlands Verbond, dr. Van Vlierden (alias Bernard Kemp) voor die afdeling en voor het Verbond van Vlaamse Academici, afd. Brabant, een inleiding over de Nederlandse en Vlaamse literatuur, aldus ‘De Standaard’ van 22 januari 1968.
Drs. M.J.J. van Loosdrecht, raad voor culturele zaken bij de Nederlandse ambassade te Brussel, leidde de spreker in.
Dr. van Vlierden nam zijn aanloop bij 1830, toen de huidige rijksgrens werd vastgesteld en tevens een barricade werd opgeworpen tussen twee gebieden, die op cultureel gebied eigenlijk geen grens konden aanvaarden. Tijdens de 15-jarige periode van koning Willem I was nl. de eenheid van taal- en letterkunde in Noord en Zuid buiten kijf en betwisting.
Sindsdien werd er steeds onderscheid gemaakt tussen de Vlaamse en de Nederlandse letterkunde. Daartegen hebben zich o.a.G. Knuvelder, Garmt Stuyveling en Karel Jonckheere gekant.
Gelukkig mocht worden vastgesteld dat sinds 1950, zowel de jonge literatoren, als de jonge lezers rijp zijn voor een volkomen toenadering, overtuigd van de noodzaak van de integratie tussen Noord en Zuid.
Ook in de publikaties, zelfs in de boekbesprekingen in Nederlandse en Vlaamse kranten, komt deze geest meer en meer tot uiting.
De quintessence in sprekers eindconclusie komt hierop neer ‘dat tot nu toe de tweeledige identiteit van literatuur boven en onder de Moerdijk niet werd beklemtoond, maar dat in de geest en het klimaat een verheugende tendens tot toenadering en zelfs tot integratie komt. De verwezenlijking van deze integratie zou z.i. tot kristallisering kunnen worden gebracht, indien de wens van wijlen Julien Kuypers voor één enkele Nederlandse academie werkelijkheid wordt’.
| |
Negenentwintig contactmiddelen tussen beide Limburgen
In ‘Grenzen Open’ (drietalig blad voor Overmaas en Oostgebieden) van januari 1968 troffen we een lijst aan van niet minder dan 29 contactmiddelen tussen Belgisch en Nederlands Limburg, afkomstig van de Culturele Raad van Oost-Limburg.
Wij zullen ze hier niet alle noemen en doen een keus:
Periodiek contact tussen de Bestendige Deputatie en de Gedeputeerde Staten
| |
| |
van resp. Belgisch- en Nederlands Limburg.
Benelux-comité van de beide Limburgen.
Samenwerking wederzijdse culturele raden.
Jaarlijks Groot-Limburgse Dagen.
Festival van de Jeugd van het Limburgse Land.
Samenwerking op toeristisch gebied.
Juliana-Boudewijnprijs.
Vereniging van Limburgse schrijvers (betr. beide Limburgen).
Algemeen Nederlands Verbond.
Algemeen tijdschrift ‘Maasland’.
Stichting Mathias Kempprijs.
Groot Limburgs Toneel.
Toneel Tournooi der Lage Landen (te Elsloo).
Cultureel centrum Maastricht, met sterke bindingen over de grens.
Maastrichts Theater centrum, met bestuursleden uit Belgisch Limburg.
Limburgs Symphonie Orkest (Maastricht), krijgt subsidie van Belgisch Limburg.
Werkgroep voor Hoger Onderwijs in beide Limburgen.
Kunnen we ergens anders wijzen op een intense integratie als hier tussen de beide Limburgen?
| |
Jeugdcontact in het Nederlands taalgebied
De Werkgroep der Nederlanden, die als doel heeft gesteld betere en meer jeugdcontacten tussen Noord en Zuid, beëindigde in 1967 zijn 15e werkjaar.
In het informatieblad 1967 nr. 2 vinden wij een overzicht van de evolutie in die 15 jaren. Een voorbereidende periode van 1952-1955 door een lokale studentenactie (KSA) te Brugge met contacten in Zeeuws-Vlaanderen.
Een werkgroep Zeeuws-Vlaanderen (1955-1957) bevorderde het uitzwermen van Zuid naar Noord door het inrichten van kampementen rond Hulst, het organiseren van trektochten, waarover het in 1958 verschenen ‘JONG VLAANDEREN ontdekt Hulst’ uitvoerig verslag uitbracht. In dat jaar werd ook voor het eerst de naam ‘Werkgroep Nederland’ gehoord.
Dan volgt de periode 1957-1960: De werkgroep ‘Nederland’, die niet alleen betrekkingen onderhield met Zeeuws-Vlaanderen, maar ook met Frans-Vlaanderen, de Voerstreek en de Vlaamse Ardennen. Er kwamen relaties met het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur, het Algemeen Nederlands Verbond, de Nationale Dienst voor de Jeugd. de Provincieraden enz. Er verschenen werknota's en er kwam een splitsing in drie subgroepen: Werkgroep Zeeuws-Vlaanderen, Vlaanderen en Frans-Vlaanderen.
Op 23 januari 1960 verscheen in het Belgisch Staatsblad de VZWO ‘Werkgroep Nederland’, dus de officiële erkenning, ook door het ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur. Later werd de naam ‘Werkgroep der Nederlanden’.
Voor 1968 staan op het programma: Kadervorming, Vakantiecursus voor Vlaamse Jongeren uit Wallonië, Jeugdontmoeting Noord-Zuid, Vakantiecursus voor Zuid-Vlaamse Jongeren en Kamphuizen in Frans-Vlaanderen.
Dan zijn er nog de volgende initiatieven: Nederlandse volksdansbeweging te Groningen van 3 tot 6 januari (Yoegoslavische en Israëlische dansen) en voordrachten over het thema ‘De tijd waarin wij leven’ te Cadzand (Zeeuws-Vlaanderen), van 27-28 januari en 2 tot 3 maart 1968.
| |
Jeugdklubhuis ‘La Verna’ in Izegem
Dit clubhuis, dat onder leiding staat van een raad van beheer, een presidium en een jongerenraad, stelt zich ten doel op cultureel en ander gebied, z.a. sport, muziek en kunst, de belangstelling hiervoor onder de jongeren te stimuleren. Daartoe heeft het clubhuis zijn poorten geopend voor verschillende jongerenorganisaties, o.m. voor ‘Klub 2’, een vereniging, die in het kader van de doelstelling van het Klubhuis activiteiten organiseert en contacten onderhoudt met jongeren in Frans-Vlaanderen, Zuid- en Noord-Nederland.
Zo werden door deze club in haar eerste werkjaar 1966-1967 reeds verschillende activiteiten ontplooid, o.a. een dia-avond over Frans-Vlaanderen en een discussiebijeenkomst over het onderwerp ‘ABN, behoefte, ideaal of illusie?’.
Voorts organiseerde ‘Klub 2’ contactdagen over en weer met jongeren uit Frans-Vlaanderen. Deze ontmoetingen zullen zeker bijdragen de belangstelling voor de Nederlandse taal bij de Frans-Vlamingen te doen groeien.
Dit eerste werkjaar van ‘Klub 2’ werd afgesloten met een gezamenlijke fietstocht naar de IJzerbedevaart in Diksmuide. |
|