onze kosten en op zijn gezondheid de Gentse cafégangers met zijn dolle speeches blij te maken. Inmiddels bleven wij, nl. de studenten, wel zo klaar van geest, dat wij Bomans zodanig doorheen de Gentse straten lieten manoeuvreren, dat hij ons in zijn geografische naïviteit één voor één aan onze deur afzette. (Het is mogelijk dat Bomans Vlaanderen kent, maar de straten van Gent kende hij beslist niet.) Dat heeft ons veel bier, maar hem veel benzine gekost. Ik was de laatste in de rij, met het gevolg dat Bomans in mijn bed, en ik op het matje terecht kwam. Bomans sliep gelukzalig als een bedwelmde roos, terwijl ik wat verder op het matje een beetje bibberde van de kou. Maar toch was ik van binnen warm en gelukkig in het groot-Nederlands besef dat Bomans tussen mijn lakens droomde van Vlaanderen. Vlaanderen dat nu naast zoveel Napoleon-bedden, ook over een Bomans-bed beschikt.
Een andere anekdote, óók wis- en waarachtig. Ik moest Bomans - weer eens! - inleiden te Gent. Afgestudeerd zijnde, werkte ik inmiddels als een goed Vlaming te Brussel. Ook op woensdag. En op zo een woensdag stond ik in het Zuid-station te Brussel op de trein te wachten, richting Gent. In mijn achterhoofd de onheilspellende gedachte, vanavond moet ik Bomans inleiden! Wat nu verteld?
Plots komt iemand het perron op: een grote, donkere gestalte met een zwarte, zware bril en een nog zwaardere zwarte boekentas. Een ietwat onzekere stap en een ietwat gebogen rug. Het was Bomans himself, eveneens richting Gent. Plots werd ik door een boosaardig opzet overvallen. Ik zou mij wat verborgen houden en Bomans bespioneren tot in Gent. En dan al zijn gedragingen noteren, ook de kleinste en de gekste. En dit verslag als inleiding voorlezen. Zo gezegd, zo gedaan. Ik kon mij in de trein verdekt neerzetten schuin tegenover mijn slachtoffer. Alles werd pijnlijk-minutieus opgeschreven: zijn kleding, zijn bewegingen, de inhoud van de boekentas, de kaas tussen zijn boterham, de titels van de boeken die hij las, de plaatsen waar hij zich krabde (foei!), het uur waarop hij naar het toilet ging, de duur van deze aktiviteit, de vragen die hij aan de kaartjesknipper stelde (‘Rijdt deze trein naar Gent?’), de kleur van zijn neusdoek en de manier waarop hij het station verliet. (De nederige man verkoos de achterdeur. Of dacht hij als goede Nederlander, dat het daar goedkoper was?).
Het verslag van een Nederlander op een Belgische trein werd als inleiding ten zeerste geapprecieerd. Bomans zat er een beetje verbouwereerd bij en bekende dat hij waarschijnlijk de enige was in de zaal die kon geloven dat de inleiding géén fantasie was. Hij toonde de geciteerde boeken en zijn neusdoek als bewijsstukken. De geste om zich voor een volle zaal nog eens onwelvoeglijk te krabben, wist hij nog tijdig te onderdrukken.
Uw Diets makkertje.