Terug uit Zuid-Afrika
Op 11 november zijn mijn vrouw en ik met een ‘Springbok’ op Schiphol geland na een prachtige zesweekse reis door Zuid-Afrika.
Wij zijn daar geweest als toeristen en hebben achtereenvolgens bezocht Pretoria, twee wildreservaten en Durban. Daarna rustten we enige dagen uit in de Drakensbergen en reden verder door Swaziland en de Transkei, via de Tuinroute (Oost-Londen, Port Elisabeth, Oudshoorn) naar Kaapstad. Tot zover alles per bus van de Zuidafrikaanse Spoorwegen. Per trein van Kaapstad naar Kimberley, verder per vliegtuig naar Johannesburg. Na een kort verblijf aldaar gevlogen naar de Victoria-Watervallen en twee dagen later naar Salisbury in Rhodesië. Vandaar met een toestel van de Suid-Afrikaanse Lugdiens na ongeveer twintig uur vliegen terug in ons land.
Onvergetelijk zijn onze dagenlange bezoeken aan het Krugerpark en het Hluhluwepark, waar mijn vrouw olifanten, giraffen, rinocerossen en nog veel meer dieren kiekte.
In dit ‘met zon overgoten’ land hebben we de lenteflora bewonderd en in het bijzonder genoten van de bloeiende jacaranda's in Pretoria en de protea's in Kaapland.
's Avonds zaten we in heel goede hotels, waar men uitstekend eet, en lazen Afrikaanse en Engelse kranten om op de hoogte te komen van wat er in dit land gebeurt en dat is heel wat.
Behalve in onze hotels hebben we, in hun gezellige huizen, gesprekken gevoerd met Afrikaanssprekenden, onder wie bestuursleden en leden van het A.N.V., die ons gastvrij hebben ontvangen en rondgeleid in hun stad of door hun landstreek.
In ons hotel in Pretoria heb ik ons lid dr. Jan Ploeger, die u allen kent o.a. door zijn artikelen in Neerlandia, gevraagd hoe het toch komt dat er zo weinig contact is tussen ons secretariaat en de honderden leden in Zuid-Afrika en dat men daar geen belangstelling heeft voor Neerlandia. Zijn antwoord luidde, en dat kwam overeen met dat van vele A.N.V.'ers: ‘We hebben zo veel te doen met onze eigen problemen en hebben weinig belangstelling voor de integratie Noord-Zuid’.
Op dezelfde dag dat wij in Kaapstad aankwamen gaf onze afdeling aldaar een Vlaamse avond, waar een paar honderd Nederlanders en Vlamingen aanwezig waren. Er werden dia's vertoond, gemaakt op gedichten van Guido Gezelle, de tekst werd gezegd door de Vlaming R. de Haeck. Na de pauze werd de zestiende eeuwse klucht Playerwater opgevoerd, door de ‘Vlaamse Vriendenkring Stellenbosch’. Hierin speelde mee mw. Tine Engelen-Balder. Zij nodigde ons uit enige dagen later in Stellenbosch ‘Die H.B. Thom-teater’ te bezoeken. Dit hebben we graag gedaan en het was een openbaring (over dit bezoek later misschien meer).
Diezelfde avond maakte ik kennis met bijna alle bestuursleden van het A.N.V. en enige leden uit Kaapstad. Een paar dagen later was er een ontvangst door het bestuur en heb ik de betrekkingen met de Kaapse afdeling besproken.
Bladzijden zou ik vol kunnen schrijven over het leven in de steden en op het platteland, het gebruik van het Afrikaans en het Engels, de verhouding blanken- bantoeskleurlingen, Indiërs, de fauna en de flora. Dit kan nu eenmaal niet in een maandblad, liever vertel ik (toegelicht met dia's) op bijeenkomsten van onze afdelingen in Noord en Zuid over ‘mijn eerste indrukken van Zuid-Afrika’. Ik stel me voor dit te doen in 1968, als ik voorzitter af ben.
Mocht u binnenkort zin hebben als toerist naar dit mooie land te gaan om u op de hoogte te stellen hoe het daar is, richt u zich dan gerust tot mij of tot het bureau van de Suid-Afrikaanse Lugdiens (Leidsestraat 19, Amsterdam). Vraagt u me echter geen inlichtingen over emigreren, want daar kan ik u na ons korte verblijf niet voldoende gegevens over verschaffen. Dan moet u zich liever wenden tot de Zuidafrikaanse Ambassade in Den Haag.
F.K.
De Protea, Zuid-Afrika's nationale bloem.