Nederlands aan Zuid-Afrikaanse universiteiten
Dr. W. Jonckheere Universiteit Grahamstad
Aan al de universiteiten in Zuid-Afrika (voor blanken en niet-blanken) wordt de studie van de Nederlandse taal- en letterkunde gecombineerd met de Afriaanse taalen letterkunde: het vak heet gewoon Afrikaans Nederlands. De studenten komen dus heel wat over de groot-Nederlandse cultuur te weten.
Wat het Nederlands betreft, sluit het programma van de driejarige B.A.-studie o.m. een overzicht van de letterkunde in, evenals intensieve bestudering van bijvoorbeeld de 17de eeuwse poëzie en het drama, de poëzie der 80ers en de moderne letterkunde vanaf 1890.
In de taalstudie behandelt men o.m. de ontwikkelingsgang van het Nederlands, de verschillen tussen Afrikaans en Nederlands en dies meer. Maar deze taalstudie is, opnieuw wat betreft het Nederlands, wat ik zou noemen passief ingesteld: taalverschijnselen (in ruime zin) worden bestudeerd, maar de moderne taal zelf wordt niet aangeleerd, terwijl men hier wél bijvoorbeeld Frans, Duits, Engels en heel wat andere talen op de universiteit kan leren. De autoriteiten schijnen nog steeds van mening te zijn dat diegene die Afrikaans kent, zeker ook het Nederlands beheerst. Dit kon in de twintiger jaren het geval geweest zijn toen het Nederlands nog maar pas afgeschaft was (1926), toen velen nog Nederlandse brieven schreven en hun Bijbel en gezangen ook slechts in die taal kenden. Nu is het echter anders gesteld. Wat men ook beweert, Nederlands en Afrikaans zijn uit elkaar gegroeid: het zijn, ondanks hun grote verwantschap, twee zelfstandig ontwikkelde talen geworden. Zij die Nederlands kennen, kunnen het gesproken Afrikaans verstaan, en vice versa.
Met de geschreven taal is het echter anders gesteld. Hoeveel Nederlandssprekenden kunnen zich erop beroemen dat zij ooit een Afriaanse roman volledig uitgelezen hebben? Hier, daarentegen, zijn de studenten in onze faculteit verplicht Nederlandse boeken te lezen, hetgeen nog niet betekent, dat de gemiddelde Afrikaner veel Nederlands leest. Mijns inziens wordt er hier te weinig met de Engelssprekende studenten aan de Engelse universiteiten rekening gehouden. Ook zij vallen onder dezelfde kategorie, waarvan verondersteld wordt dat zij automatisch het Nederlands verstaan als zij het vak Afrikaans Nederlands nemen. Dat dit niet zo is, daarvan ben ik op deze Engelse universiteit maar al te zeer overtuigd.
Om de studenten, die met het Nederlands zo veel moeite hadden, tegemoet te komen ben ik in augustus, op eigen initiatief - en misschien wel als enige lector in het land - begonnen met een cursus Nederlandse taal. Voorlopig had ik nog maar een handjevol enthousiaste studenten en slechts eenmaal per week konden wij bijeenkomen. In het volgende academische jaar (vanaf februari 1968) hopen wij echter meer klassen te kunnen organiseren.
Tot ik onlangs van het A.N.V. de nuttige boekjes van Shetterman en Smit en Meyer ontving, stelde ik de lessen maar zelf op. Door het feit, dat de meeste studenten een middelmatige tot goede kennis van het Afrikaans hebben, is het Nederlands natuurlijk geen vreemde taal en dit is van groot belang voor het aanleren van zinsconstructie en woordenschat.
Na drie maanden moesten wij de lessen helaas staken vanwege de komende examens. Toch hebben wij al merkwaardige resultaten bereikt. Eén van mijn studenten, een jonge non, schrijft al aardige (zij het eenvoudige) opstelletjes van een paar bladzijden, met ten hoogste twee à drie taalfouten. Zij, zowel als de anderen kunnen zich ook al mondeling uitdrukken in korte zinnetjes. Een eenvoudig begin, maar hoopgevend. Ter afwisseling maken wij soms ook gebruik van literaire platen. Door studenten thuis uit te nodigen, probeer ik ze ertoe aan te zetten iets van die nare academische schroom te verliezen en ze aan te sporen zelf Nederlands te praten onder elkaar. Boeken napraten in een klaslokaal is nu eenmaal niet moeilijk, maar dit is passieve taalkennis. Deze wordt pas actief, wanneer de student scheppend te werk moet gaan. De aangeleerde dingen moet hij in de praktijk leren gebruiken, zonder bang te zijn om te praten.
Zo is het dat ik, op bescheiden wijze, belangstelling voor onze taal en cultuur probeer op te wekken. Het zou ideaal zijn, als men in de Nederlanden ook wat meer belangstelling zou betonen voor de Zuidafrikaanse taal en cultuur.