Misschien wordt het zelfs mogelijk - wij wagen het te hopen - dagelijks enkele minuten ter beschikking te stellen voor uitzendingen van radio en televisie in onze minderheidstalen. Op deze wijze zou wellicht, op taalgebied, de herinnering worden weggevaagd aan de lange reeks ongerechtigheden die de koninklijke weg van Montségur naar Cassel en van Quimper naar Straatsburg afgebakend hebben.
Elk separatistisch streven is ons vreemd, maar wij zijn van mening, dat onder uw bescherming een einde zal worden bereid aan het proces van de culturele genocide dat thans aan de gang is. Wij zijn ervan overtuigd dat onze gevoelens beantwoorden aan die van de Bretonnen, de Basken, de Catalanen, de Elzassers, de Lotharingers en de Corsicanen, die hun eigen persoonlijkheid trouw zijn gebleven.’
Frankrijk moge als het land van de hoffelijkheid gelden - president De Gaulle heeft deze brief niet beantwoord of laten beantwoorden. Hij blijkt echter iets anders te hebben gedaan: Hij heeft (het blijkt uit een brief, die o.a. de Nieuwe Rotterdamse Courant ontving van dr. Luc Carton uit Oostvleteren in (Belgisch) West-Vlaanderen) zijn minister van binnenlandse zaken opgedragen het hoofd van de Franse veiligheidsdienst te gelasten strenger toezicht te oefenen op alle regionalistische en autonomistisch gezinde bewegingen en op de houding van leiders van dit streven nauwkeurig te letten.
Aan het slot van zijn brief stelt dr. Carton de duidelijke vraag: ‘Wat doen Zuid- en Noord-Nederland als steun voor de strijd voor het behoud van de Nederlandse volks- en cultuureigenheid van Zuid-Vlaanderen?’
M.