Onderwijs is de belangrijkste troef
In ‘Neerlandia’ no. 9/'67 heeft u kunnen lezen dat de voorzitter van de koninklijke Vlaamse Academie voor Taal en Letterkunde, prof. dr. Vanacker, geruime tijd door de Frans-Vlaamse agrarische Westhoek heeft gereisd om de huidige toestand inzake het gebruik van Vlaamse dialecten als moedertaal der autochtone bevolking te bestuderen en dat hij tot de conclusie kwam dat er nog in 92 gemeenten Nederlands dialect wordt gesproken, meer bij de ouderen dan bij de jongeren, meer op het platteland dan in de stad.
Toen de leerplicht nog niet bestond en het volkskind dus ook geen Frans onderwijs genoot, bleef het Vlaams gemakkelijk standhouden in de Franse Westhoek, die slechts drie tot vier honderd jaar geleden Frans grondgebied werd. Het kind leerde de huistaal van vader en moeder en die huistaal was sinds eeuwen het Vlaams; zijnde een veelheid van Nederlandse dialecten.
Het onderwijs, in het Frans, heeft de Frans-Vlaming verfranst. Die verfransing was ook de opzet van de Franse centralizerende staat. Ze ging des te sneller omdat Frans-Vlaanderen geen cultureel en economisch sterk achterland had in Belgisch Vlaanderen, dat zelf slechts van Belgische verfransing gered werd grotendeels omdat het volkskind geen onderwijs kreeg. Alle onderwijs was ook in België immers Frans en slechts de gegoeden konden ervan genieten. De Duitssprekende Fransen hebben en hadden wel een achterland achter zich, de Frans-Canadezen ook, wat een van de redenen is waarom ze als taalgemeenschap zichzelf bleven.
Een ander bewijs dat het de school is die het kind verfranste, vinden we in het feit dat het platteland langer stand hield en nog houdt dan de stad. Boerenkinderen gingen indertijd vaak vroeg van school af om te helpen in het bedrijf. Sinds de jongste oorlog is daar gevoelig verandering in gekomen. Het gevolg is dat de Frans-Vlaamse jeugd van heden voor een groot deel van huis uit Franssprekend geworden is en dat de volgende generatie volledig eentalig zal zijn. De democratizering van het onderwijs heeft de aloude Vlaamse moedertaal verdrongen door het Frans.
Toch schieten er in 92 gemeenten nog kernen over en men mag zonder overdrijving aannemen dat nog iets meer dan 150.000 Frans-Vlamingen hun Nederlands dialect spreken wanneer ze in kleine kring bijeen zijn. Hun woordenschat is niet groot en wegens gebrek aan contacten met het huidige Nederlands sterk verouderd. Hun dialect kunnen ze niet lezen en ook niet schrijven, noch minder dan het A.B.N.. Die taalarmoede is te wijten aan het feit dat ze sinds drie eeuwen verstoken zijn van onderwijs in de Nederlandse taal.
De geest echter blijft Vlaams. ‘Nous sommes des flamands’ - waarmee ze geenszins hun Franse staatsburgerschap willen verloochenen - hoort men evenveel in de agrarische Vlaamse Westhoek als in de onlangs verfranste havenstad Duinkerke en het vanouds Franssprekende Rijsel. Er leeft een ‘esprit flamand’.