Neerlandia. Jaargang 71
(1967)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||
periode - verklaard heeft dat Brabant dient ontsloten te worden zowel voor de Katholieke Universiteit van Leuven als voor de Vrije Universiteit van Brussel, is de onrust weer gaan groeien. De heer Houben had wel verduidelijkt dat hij het vanzelfsprekend achtte dat bij alle universitaire inplantingen overeenstemming zou bestaan tussen de taal van de leergangen en de taal van de streek van de vestiging, maar van Franstalige zijde concludeerde men daaruit desondanks dat ipso facto de Franstalige afdeling van de K.U.L. te Leuven zou blijven. Wat van Vlaams oogpunt uit bekeken al onaanvaardbaar is.
Bovendien kan de vestiging van Leuven-Frans te Brussel niet als een aanvaardbare oplossing worden beschouwd, zomin voor de Walen als voor de Vlamingen. Voor de eersten omdat “hun” universiteit, waaarop ze recht hebben, door de Brusselse sfeer zou worden opgeslorpt, voor de tweeden omdat er een versterking van het Franstalig element in de hoofdstad uit zou groeien, wat het taalvraagstuk te Brussel nog zou verscherpen. De Vereniging van Vlaamse Professoren, afdeling Leuven, heeft, nu het politieke leven stilaan hervat wordt, haar standpunt bekend gemaakt. Het luidt als volgt: De ontsluiting van HEEL de provincie Brabant, zowel voor Leuven-Nederlands als voor Leuven-Frans, is geen geschikte oplossing om in de wet op de universitaire expansie van 1968 te worden opgenomen.
Wegens haar vaagheid houdt deze formule vele mogelijkheden, doch meteen verscheidene risico's in. Ze zou o.m. tot gevolg kunnen hebben:
Het is duidelijk dat verscheidene van die mogelijkheden onaanvaardbaar zijn. Men mag niet verwachten dat de Vlamingen bereid zouden zijn een vage regeling, waarbij dat alles mogelijk wordt, tot wet te maken. Ze zouden immers naïef zijn zich te vergenoegen met de verzekering dat het gevreesde wel niet zal geschieden. Zodra het in de wet staat, is het mogelijk en kan het vroeg of laat werkelijkheid worden.’
Het Vlaamse standpunt werd dus nog steeds niet aanvaard.
Zal men ook hier via volmachten het land voor een voldongen feit trachten te plaatsen?
Zo lijkt, met nog 18 maanden voor de boeg, voor de regering Van den Boeynants het uur van de waarheid snel dichterbij te komen. Na twee jaar alle taalvraagstukken ontweken te hebben, schijnt de regering het er nu op aan te leggen de zaak op ministerieel niveau te beslechten en het land een diktaat op te leggen. Daar is in de Nederlanden nog nooit iemand in geslaagd. L.U. |
|