land evengoed zijn nood aan programma's zou kunnen lenigen. Maar zouden de Vlamingen zichzelf niet tekort doen indien zij bijv. de Nederlandse TV-spelen zouden uitschakelen? Zou men dan niet terecht kunnen zeggen, dat de B.R.T. zijn opdracht om mee te werken aan de culturele verrijking en verheffing van het Vlaamse volk zou verwaarlozen? Bang hoeft men gelukkig niet te zijn, want de B.R.T. heeft welbewust gekozen voor een zo nauw mogelijke samenwerking met Nederland, ja voor integratie: kijk maar naar de gemeenschappelijke reportage-ploegen in de Ronde van Frankrijk, in de Olympische Spelen van Rome, Tokio en volgend jaar Mexico, naar co-produkties in de televisie en hoe langer hoe meer ook in de radio.
De problemen rond de herstructurering van de Nederlandse omroep, de zendtijdverdeling (hoeveel uren mag iedere zendgemachtigde uitzenden?) en de zendtijdindeling (wie zendt wanneer uit?) hebben het de jongste jaren voor de samenwerking tussen de Belgische en de Nederlandse radio en televisie niet gemakkelijker gemaakt. Enkele jaren geleden zijn werkgroepen ingesteld, in de radio voor muziek en voor hoorspelen, in de televisie voor drama, amusement, jeugd- en documentaire programma's. De ontwikkelingen in het Nederlandse omroepbestel hebben niet alleen de regelmaat van de werkgroepvergaderingen, maar ook de resultaten van dergelijke besprekingen ongunstig beïnvloed.
In dat licht ook moet men de cijfers van de programmauitwisseling tussen de Nederlandse en de Vlaamse Televisie bekijken. In 1966 relayeerde de B.R.T. 94 uur en 23 minuten Nederlandse programma's, dat is 12 uur meer dan in 1965. In omgekeerde richting is een tegenovergestelde
Maquette nieuw B.R.T.-complex.
ontwikkeling merkbaar: Nederland nam in 1966 van de B.R.T. 24 uur en 17 minuten over, tegen 31 uur en 56 minuten in 1965. Het is echter nodig rekening te houden met de steeds in aantal toenemende co-produkties, die, door het persoonlijk contact, van enorm belang zijn voor de ontwikkeling van de samenwerking: de co-produkties brachten bijna 26 uur zendtijd op.
Op radio-gebied levert de Conferentie van de Nederlandse Letteren reeds sedert vele jaren een basis voor afspraken, zij het dan vooral in de literaire sector. Daarnaast heeft een recente vergadering van de programmaleidingen van de Nederlandse en de Belgische radio een nieuwe impuls opgeleverd voor de uitvoering van een aantal wensen: uitwisseling van lichte muziek, compositie-opdrachten, enz.. Besprekingen zijn gaande om in het komende winterseizoen geregeld een quiz-programma uit te zenden waaraan vertegenwoordigers van Belgische en Nederlandse provincies zullen deelnemen. Daaruit zullen ongetwijfeld veel nieuwe persoonlijke contacten voortvloeien. En ook dat is uiteindelijk de bedoeling.
Evenals bij het huwelijk van Prinses Beatrix en Prins Claus verleende de Belgische radio en televisie bij het huwelijk van Prinses Margriet en de heer P. van Vollenhoven ‘technische bijstand’ aan de N.T.S. door een aantal reportagewagens ter beschikking te stellen. De Belgische bemanning van deze reportagewagens, ongeveer zeventig in getal, mocht, zodra de wagens weer in orde waren, d.w.z. omstreeks 17 uur, naar België terugkeren ofwel die avond aanzitten aan een afscheidsetentje, dat door de N.T.S. aan alle Belgische, Duitse en Nederlandse medewerkers aan de huwelijksreportage werd aangeboden. Tegen de vaste verwachting van ‘ingewijden’ in, gaven de Belgische technici, op enkele uitzonderingen na, toe aan hun wens om het prettige contact dat tijdens het werk, tijdens de reportage over het huwelijk was ontstaan, zo lang mogelijk te laten duren. Onlangs hebben ze elkaar weergezien: bij de reportages van de wereldkampioenschappen wielrennen op de weg in Zuid-Limburg.
Zo groeit op alle fronten van radio en televisie - en door hen - een nieuw begrip voor elkaars moeilijkheden en mogelijkheden. Het komt erop aan de eerste niet te veronachtzamen en de tweede niet te snel te willen uitbuiten. Zo er ergens geduld en geleidelijkheid vereist zijn, dan is het wel op het gebied van samenwerking tussen Vlamingen en Nederlanders.
Maar wie de opgaande lijn in de resultaten van de jongste vijftien jaar bekijkt, zal moeten toegeven dat niet pessimisme maar een realistisch optimisme op zijn plaats is.