[Neerlandia]
De Nederlandistiek in het buitenland
Het derde colloquium van hoogleraren en lectoren in de nederlandistiek aan buitenlandse universiteiten, dat in het begin van deze maand in 's-Gravenhage plaats vond, is een onmiskenbaar succes geworden. Er waren bijna tweemaal zoveel deelnemers als op het vorige colloquium, drie jaar geleden in Brussel gehouden. Een verslag met de aangenomen resoluties vindt men op blz. 138. Een dergelijk colloquium is in de eerste plaats een samenkomst van vakmensen, die gekomen zijn om van gedachten te wisselen over hun vak, het doceren van Nederlandse taal- en letterkunde aan buitenlandse studenten. Het biedt vele docenten, vooral hun, die niet in de buurt wonen, tevens een gelegenheid weer in contact te komen met hun ‘achterland’, het Nederlandse taalgebied. Het is verheugend, dat subsidies van de Nederlandse en Belgische regeringen hen hiertoe in staat stellen. Zonder enige twijfel staan de Nederlandse en Belgische ministers van Onderwijs zeer positief tegenover het werk van de werkcommissie van hoogleraren en lectoren in de nederlandistiek aan buitenlandse universiteiten en tegenover de colloquia. Van overheidswege is men zeker bereid de nederlandisten buitengaats steun te verlenen.
Niettemin is het nog steeds noodzakelijk, dat op colloquia enkele primaire eisen naar voren gebracht worden, die onzes inziens allang vervuld hadden moeten zijn. Het is helaas nog steeds nodig, dat de colloquia behalve als een ontmoetingspunt van vakgenoten moeten dienen als forum om de aandacht te vestigen op de noden van de nederlandisten aan buitenlandse universiteiten. Helaas, want de situatie zal pas gezond zijn, als de colloquia deze laatste functie niet meer behoeven te vervullen. Om enkele primaire eisen te noemen - in de resoluties van het colloquium in diplomatieke bewoordingen gesteld -: Steun vanuit het ‘achterland’ bij de totstandkoming van didactisch materiaal, steun op bibliografisch gebied, meer studiebeurzen en beurzen voor een langere periode voor hen, die in het buitenland Nederlands studeren. Er is in feite grote behoefte - in de resoluties wordt hierover niet gerept, maar het is een conclusie die wij uit de opgesomde verlangens trekken - aan een centrale instelling in het ‘achterland’ voor dienstverlening aan de docenten Nederlands in het buitenland, een instelling, die over ruime middelen zou beschikken. Wij willen niet vervelend worden door nogmaals de aandacht te vestigen op de noodzaak van de oprichting van een Belgisch-Nederlandse Raad of Instituut voor de Nederlandse cultuur.
Tenslotte de kwestie van de status van de docenten Nederlands in het buitenland (zie resolutie 8). Van regeringswege houdt men zich daar nu mee bezig. Het zou een bijzonder beschamende zaak zijn, als nu niet spoedig een bevredigende oplossing voor deze kwestie tot stand zou komen.