Winkelcentrum in Willemstad, Curaçao.
de regering bij de geboorte van de jonge prins, wiens ouders nog in het afgelopen zittingsjaar in ons midden waren, heeft vertolkt’.
Overigens is het volk door de tijden heen sterk gebonden geweest aan Oranje: onder de koningen Willem I en Willem II zorgden Nederlandse paters en religieuzen voor onderwijs, sociale hulp en morele steun en onder koning Willem III voltrok zich de emancipatie van de niet-vrijen. Dit had wel tot gevolg dat er een politieke apathie bestond, reden ook waarom het maar liefst 14 jaren duurde voordat de Staten-Generaal, hiertoe in staat gesteld door een wijziging van de koloniale artikelen in de grondwet van 1922, een nieuwe staatsregeling aanvaardden ter vervanging van het regeringsreglement van 1865. Van laatstgenoemd jaar reeds dateert de instelling van eilandraden in hun vroegste vorm. Met uitzondering van Curaçao kregen de eilanden toen een soort gemeentebestuur, raad van politie genoemd, die bestond uit een gezaghebber en twee door de mannelijke ingezetenen volgens een beperkt kiesrecht telkens voor vier jaren gekozen landraden. Tot 1920 had elk eiland, behalve Curaçao, een gezaghebber, benoemd, geschorst en ontslagen door de koning. Hij voerde het bestuur overeenkomstig de instructies en met inachtneming van de bevelen van de gouverneur. De door de raden van politie vastgestelde keuren dienden door de gouverneur, gehoord de raad van bestuur, te worden bekrachtigd alvorens zij konden worden afgekondigd. Financieel waren de eilanden buiten Curaçao dus praktisch geheel afhankelijk van de door de gouverneur en de koloniale raad genomen beslissingen. In de loop der jaren werd de wenselijkheid van een plaatselijk bestuur voor het eiland Curaçao herhaaldelijk bepleit en uiteindelijk ook verkregen.
Evenals in Nederland berust ook in de Nederlandse Antillen de grondslag van alle bestuur op de wet, in de Antillen genaamd de staatsregeling. Zij geeft aan de voornaamste rechten en plichten van het volk, benevens de taak van de gouverneur, de regering, de raad van advies en de staten. Voorts geeft zij aan uit welke eilandgebieden de Nederlandse Antillen bestaan en hoe hun bestuur geregeld dient te worden. De Staten der Nederlandse Antillen vertegenwoordigen de gezamenlijke bevolking van de vier eilandgebieden Aruba, Bonaire, de Bovenwindse Eilanden en Curaçao. Op Aruba en Curaçao geschiedt de verkiezing op grondslag van evenredige vertegenwoordiging en in de andere eilandgebieden volgens het meerderheidsstelsel. De leden worden gekozen voor vier jaar. Zij treden tegelijk af en zijn dadelijk herkiesbaar. Bij het besturen van de Nederlandse Antillen wordt niet alles van één centraal punt uit - de regering in Willemstad - geregeld, maar is aan de vier eilandgebieden met betrekking tot de verzorging van eigen aangelegenheden zelfstandigheid verleend. De eilandenregeling bevat de grondslagen van het eilandbestuur. Dit bestuur wordt uitgeoefend door de eilandraad, het bestuurscollege en de gezaghebber. De wetgevende macht berust bij de eilandraad. Wat de staten aangaat moeten alle besluiten over zaken worden genomen bij volstrekte meerderheid van stemmende leden. Op het ogenblik zijn er krachten aan het werk die een aanpassing van het statuut aan de huidige omstandigheden beogen. Gouverneur Debrot verklaarde in dit verband in zijn rede: ‘Meer dan eens heeft de regering erop gewezen dat zij geen verbreking van de koninkrijksbanden wenst, doch dat zij de verzorging der buitenlandse betrekkingen op een zodanige wijze zou wensen te zien geregeld dat de zelfstandige positie van de Nederlandse Antillen ook in het interstatelijke verkeer volledig tot haar recht komt. Voorkomen moet worden dat deelname van de Nederlandse Antillen aan een
politieke en economische samenwerking binnen het Caraïbische en Amerikaanse gebied afstuit op onze staatsrechtelijke en volkenrechtelijke status. Reeds heeft de regering een aanvang gemaakt met gedachtenwisselingen in interne kring over deze aangelegenheid. Zij zal niet nalaten uwe staten op de hoogte te stellen van de voorstellen terzake waarmede zij te gelegener tijd de andere Koninkrijkspartners hoopt te benaderen’.
Het politieke leven in de Nederlandse Antillen is in beweging. Felle redevoeringen, vooral tijdens verkiezingscampagnes, leggen er getuigenis van af dat men - daaronder sinds betrekkelijk korte tijd mede begrepen de jeugd - medeverantwoordelijkheid wil dragen. Daarbij doet het echter goed te weten dat, zoals op 23 mei tijdens een vergadering van de eilandraad op Aruba bleek, men elkaar toch ook weet te vinden. Het verzoek van het bestuurscollege om twintigduizend gulden beschikbaar te stellen voor het plaatsen van een standbeeld van wijlen de heer Juancho Irausquin, in leven Minister van Financiën en partijleider van de Partido Patriotico Arubano, werd namelijk - ook door de oppositie - zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.