Neerlandia. Jaargang 71
(1967)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermdSpiegel Vlaamse bewegingHet politieke leven in België werd in de afgelopen maand haast geheel beheerst door de zgn. ‘koepelwet’. In verband met deze volmachtenwet, bedoeld als heelmiddel tegen de slechte toestand van 's rijks schatkist, werd van Vlaamse zijde de vrees uitgesproken dat de regering er wel eens gebruik van zou kunnen maken de zieke Waalse gewesten (weer eens) wat nieuw leven in te spuiten ten koste van de dynamische expansie van de Vlaamse. Met het ‘taalbestand’ is deze koepelwet in de handen van de regering een machtig wapen, dat wegens het tijdelijk uitschakelen van parlementaire kontrole en parlementair initiatiefGa naar voetnoot1), wel eens zeer on-Vlaams zou kunnen gehanteerd worden. Het is alvast merkwaardig vast te stellen dat dergelijke maatregelen genomen worden op een ogenblik dat de Vlaamse bewustwording en de Vlaamse ekonomische ontwikkeling een voorheen nooit gekende graad bereikt hebben! Inmiddels hebben zich, taalbestand of niet, een aantal ontwikke lingen voorgedaan die het kwik van de Belgische koortsthermometer weer met enkele streepjes deden stijgen. | |
Brussel: de negers van Belgisch TexasDe deining verwekt door het rapport Kint is nog niet helemaal geluwd. Nadat R.T.B. en Franstalige pers op een weinig zindelijke wijze tegen het rapport van deze eminente socioloog te velde getrokken waren, hebben nu de Vlaamse kamerleden Anciaux (V.U.) en Lindemans (C.V.P.) er de aandacht op gevestigd dat dit rapport het aantal Vlamingen in het Brusselse eerder onderschat. De Brusselse P.V.V. heeft inmiddels aangekondigd dat zij binnenkort met een tegenrapport voor de dag zal komen. Ondertussen heeft de regering op de buitengewone begroting een bedrag van 136,7 miljoen ingeschreven voor de scholen die krachtens de taalwetten dienen gebouwd te worden. Hoeveel kwade trouw en vijandigheid bij de Brusselse gemeentebesturen moet overwonnen worden bleek eens te meer toen de gemeente Ukkel zich kantte tegen de oprichting door de regering van twee Vlaamse scholen die haar niets zullen kosten, en toen de gemeente Wemmel tegen de beslissing van vice-gouverneur Cappuyns en minister Grootjans in een Franstalige school opnieuw opende. Bepaald hysterisch werden de Brusselse liberalen die weer eens opkwamen voor de vrijheid van de peerdefamilieGa naar voetnoot2) en voor de wijziging van de taalwetten. ‘Wij willen niet de negers zijn van een Belgisch Texas’, aldus hun fantasierijke voorzitter Risopoulos. Gelukkiger was het geluid dat wij op dezelfde dag mochten horen op de jaarvergadering van het (eveneens liberale) Willemsfonds, waar een strijdvaardige professor Verhulst zich verzette tegen elke afbraak van de taalwetgeving, ons enige wapen om de Vlaamse kultuurgemeenschap te beveiligen. | |
Leuven: operatie ultimatumDe Vlaamse studenten te Leuven eisen dat de expansieplannen van Leuven-Frans tegen einde april zouden voorgelegd worden. Om deze eis kracht bij te zetten hebben zij hun ‘operatie ultimatum’ gelanceerd. Op de woensdagen 8 en 15 maart demonstreerden in de Leuvense straten steeds groter groepen studenten, hiertoe opgeroepen door toespraken vanuit ‘speech corners’ en door ‘muurkranten’ in onvervalste Mao-stijl. Men had de indruk dat de studenten op de stille steun van de akademische overheid van Leuven-Nederlands konden rekenenGa naar voetnoot1). Het is inderdaad duidelijk dat Leuven-Nederlands geen enkele planning kan maken zonder te weten wat de Franse sektie in het schild voert. Hiervan is echter nog zeer weinig bekend. Tegen einde april moeten de Franstaligen met een ‘pedagogisch en wetenschappelijk plan voor Ottignies’ voor de dag komen. Te Ottignies echter zou de ontergeningsprocedure vertraagd zijn, terwijl er in- | |
[pagina 70]
| |
tegendeel absolute voorrang zou gaan naar het (Franstalig) aka demisch ziekenhuis te Woluwe, dit ten koste van de begroting voor Ottignies. Zolang de Franstaligen geen klare wijn schenken, kan ook Leuven-Nederlands weinig vaste plannen maken voor de infrastruktuur van de universiteit van de toekomst: noch met het oog op de huisvesting van de studenten, noch wat betreft de bestemming van de gebouwen is het mogelijk iets met zekerheid vast te leggen. Wil men misschien de Nederlandse afdeling verplichten telkens met een dubbele hypothese te werken, één voor het geval de Franstaligen vertrekken, een andere voor het geval ze beslissen te blijven? Dit alles toont voldoende aan in welke schizofrene atmosfeer een conservatief vasthouden aan ‘l'université de papa’ de zaak Leuven heeft gebracht. Positief klinkt het voorstel van de Waalse ‘Comités de défense de l'Université de Louvain’ om een campus te vestigen op Hamme-Mille, op 11 km ten zuiden van Leuven, aan de weg Leuven-Namen. Zij wensen dat de vestiging van Franstalige families van het personeel van de KUL te Hamme-Mille zou aangemoedigd worden en dat naar gelang van de groeiende behoeften de nieuwbouw van de Franstalige sektie daarheen zou worden georiënteerd. Zowel de toon als de geest van deze verklaring is aanmoedigend. Dit is niet zo verwonderlijk, als men weet dat de opstellers ervan pas tot publikatie overgingen na veelvuldige gesprekken met Vlaamse professoren, journalisten en studenten. De uitgevers van deze verklaring zijn Walen, met een veel grotere zin voor een federale oplossing van de zaak Leuven dan de Brusselaars die in de Franse sektie nog steeds het hoogste woord voeren. Typerend is ook dat zij samenwerking met gelijkaardige komitees te Gent of te Antwerpen weigeren, omdat zij hun zaak niet willen binden aan die van de franskiljons. Zij zien in, dat de onwrikbare Acapsulstelling ‘Louvain à Louvain’ zowel door de ideeën in Vlaanderen als door de groeiende infrastruktuur van de te grote universiteit is voorbijgestreefd. Ongetwijfeld pleiten een aantal argumenten voor dit voorstel. De eentaligheid van de Vlaamse stad Leuven zou niet langer moeten getemperd worden door allerlei wettelijke uitzonderingen. De overplanting zou trager kunnen verlopen en deze verhuizing zou de Franstaligen niet dat gevoel van verdrijving bezorgen dat zij nu als beledigend beschouwen, en hun de indruk geven dat de twee campussen, Leuven-Noord en Leuven-Zuid, op 11 km van elkaar twee organen blijven van de éne grote katholieke universiteit. Van Vlaamse zijde vreest men niettemin dat de ligging van Hamme-Mille, op slechts vier kilometer van die taalgrens, ondanks de natuurlijke bescherming van het Meerdaalbos, het gevaar voor verfransing van de Dijlestreek zou vergrotenGa naar voetnoot1). Bovendien is deze gemeente nogal klein voor een nieuwe campus, terwijl deze verkeerstechnisch opvallend zwak is. Ten slotte is de metode die de promotoren van het voorstel voorstaan niet erg efficiënt, vooral omdat ze in elk geval veel tijd zou vergen. Hoopgevend is in elk geval de geest waarin de voorstellen geformuleerd worden: zoals uit het akkoord tussen LOVAN en OCAL van 10 mei 1966 en dat tussen Vlaamse en Waalse professoren op 23 januari 11. blijkt dat een werkelijke dialoog tot de mogelijkheden behoort. Redelijkerwijze zou een oplossing binnen zeer afzienbare tijd moeten bereikt worden. Maar uit een eeuw Vlaamse Beweging weten wij dat de franskiljons en Brusselse tegenstrevers ook de meest gematigde oplossing trachten uit te stellen. En te Leuven dringt de tijd. | |
Wallonië: angst voor de toekomstWallonië is ziek. Terwijl Vlaanderen zijn demografische voorsprong aksentueert, investeerders aantrekt, en beschikt over een wereldhaven in volle opgang en een groeiend autowegennet, gaat de Waalse steenkolennijverheid ten onder, stagneert de staalnijverheid en blijft de demografische statistiek alleen dank zij een abnormaal hoog cijfer van Zuideuropese en Afrikaanse emigranten relatief toonbaar (provincie Luik, 38% van de huwelijken kinderloos!). Vanzelfsprekend zijn de grote pressiegroepen, partijen en vakbonden, bekommerd om de ongunstige evolutie. Deze bezorgdheid leidt tot onderlinge toenadering van de verschillende Waalse politieke formaties: alle zijn het er roerend over eens te verklaren dat er een einde moet komen aan de ‘bevoorrechting’ van het noordelijk gedeelte van het land, die o.m. zou tot uiting gekomen zijn door de vestiging van het Amerikaans chemisch bedrijf Amoco te Geel en niet te Hermalle bij Hoei. Op 11 en 12 maart vergaderden zowel de federalistische Waalse B.S.P.-ers als de katolieke federalisten van ‘Rénovation Wallone’: alleen in een zo groot mogelijke autonomie voor Wallonië zien zij mogelijkheid om hun gebied van de ondergang te redden. In Vlaanderen, waar men ongetwijfelt begrip kan opbrengen voor de reële noden van Wallonië, maakt het echter een bijzonder slechte indruk dat de Waalse klachten gepaard gaan met scherpe anti-Vlaamse reflexen. En dat de Waalse federalisten aansluiting zoeken bij de Brusselse frankofone extremisten maakt een dialoog met de Vlaamse federalisten zeker niet gemakkelijker. In Vlaanderen heeft men de indruk dat de Waalse federalistische eis vooral bedoeld is als drukkingsmiddel, om van de centrale machten een zo groot mogelijk aantal gunstmaatregelen te verkrijgen. Het lijdt weinig twijfel dat de regering van haar volmachten zal gebruik maken om extra-investeringen in Wallonië aan te moedigen, allicht ten koste van de nog niet op een behoorlijk niveau geraakte Vlaamse ontwikkeling. | |
De Voerstreek: weer voer voor psychologen!De Waalse onrust heeft een bijzonder dankbare uitlaatklep gevonden in de behandeling van het wetsontwerp tot oprichting van het bisdom Hasselt. Met de oprichting van dit bisdom voor de Limburgers gaat een sinds jaren door vele Vlamingen gekoesterde wens in vervulling. Dit ontwerp zou weinig moeilijkheden opgeleverd hebben, ware het niet dat het ook voorziet in de overheveling van de zes voerdorpen van het bisdom Luik naar het nieuwe bisdom Hasselt, wat volkomen overeenstemt met de wens van het concilie om de grenzen van de bisdommen te laten samenvallen met de politieke en administratieve grenzen. Doch de meeste Walen hebben met de overheveling van de Voerstreek naar Limburg in 1963 nooit vrede genomen. Zij beschouwen dit gebied nog steeds als een ‘terra irredenta’ en dit heeft reeds tot heel wat gekke demonstraties en groteske uitbarstingen geleid. Het valt dan wel te begrijpen dat de niet-katolieke kamerleden van B.S.P. en P.V.V. in heftig verzet kwamen tegen dit wetsontwerp. Van de Waalse katolieken had men toch wel meer begrip verwacht voor de louter pastorale motieven die bij de oprichting van dit bisdom hebben voorgezeten. Maar het Waalse elektorale hemdje was blijkbaar nader dan het katolieke rokje. De hele zaak werd weer eens aanleiding tot een voor het Belgisch politiek leven typische koehandel. Slechts na belofte van de minister van Justitie Wigny, die de hele zaak erg onhandig en blijkbaar met weinig overtuiging had aangepakt, dat de H. Stoel de grens van het bisdom zou wijzigen, indien de grens van de provincie gewijzigd wordt, en dat eerlang ook de streek van het sinds 1963 Waalse gebied Komen-Moeskroen van het Vlaamse bisdom Brugge naar het bisdom Doornik zal overgaan, aanvaardden de Waalse kamerleden van C.V.P. en P.V.V. het ontwerp. Daar het bisdom Doornik reeds nu met een aanzienlijk priestertekort heeft te kampen, zijn het zeker niet motieven van pastorale aard doch louter politieke overwegingen die tot die overheveling aanleiding zullen geven. De belangen van de universele Kerk interesseren bepaalde politici blijkbaar alleen als het om de verwezenlijking van Vlaamse wensen gaat, bv. in verband met Leuven. Mag men uit de verklaring van de minister ook afleiden dat men in de hoogste kringen de vastlegging van de taalgrens - een na vele jaren harde strijd en ten koste van enorme offers verwezenlijkte Vlaamse eis - blijkbaar niet als definitief beschouwt? Zou het er alleen op aankomen een meerderheid te vinden om te gelegener tijd de hele taalwetgeving te wijzigen? Caveant consules!
Joris de Deurwaerder |
|