Algemene resolutie, namens de Bestendige Commissie voor de Nederlandse Congressen uitgebracht op de slotzitting van het 37e Nederlands Congres.
In aansluiting op het 36e Nederlands Congres, dat in november 1963 in Antwerpen plaatsvond, heeft de Bestendige Commissie voor de Nederlandse Congressen ook voor het 37e Nederlands Congres als thema gekozen de ‘culturele integratie van Nederland en Vlaanderen’.
Nog steeds zijn de voorwaarden voor een wezenlijk culturele integratie van de beide staatkundig gescheiden delen van het Nederlandse taalgebied zeer onvoldoende vervuld.
Reeds in 1962 heeft de Gemengde Commissie ter uitvoering van het Nederlands Belgisch Cultureel Akkoord in een nota de beide regeringen o.m. verzocht een ‘Hoge Raad voor de Nederlandse cultuur’ in te stellen, ter behartiging van de ‘culturele integratie van het Nederlandse taalgebied en de uitstraling van de Nederlandse cultuur in het buitenland’.
Op het 36e Nederlands Congres werd omstandig zowel de wenselijkheid van een ‘Belgisch-Nederlandse Raad voor de Nederlandse cultuur’ onderstreept als de mogelijkheid tot de instelling daarvan aangetoond.
Mede op grond van het besprokene tijdens het 37e Nederlands Congres, herhaalt de Bestendige Commissie voor de Nederlandse Congressen, namens de in deze commissie vertegenwoordigende verenigingen en instellingen, met klem haar drie jaar geleden tot de regeringen gericht beroep een ‘Belgisch-Nederlandse Raad voor de Nederlandse cultuur’ in te stellen.
De culturele integratie op het particuliere vlak zal voor een groot deel dienen te berusten op de zelfwerkzaamheid van verenigingen en andere organisaties, die de doelstellingen van deze integratie onderschrijven. Om de reeds bestaande samenwerking over de grenzen te intensiveren en om de in gemeenschappelijk overleg ontworpen plannen te kunnen verwezenlijken, is de oprichting van een gemeenschappelijk, goed uitgerust ‘Bestendig secretariaat voor de culturele integratie’ noodzakelijk. Ook hierop is tijdens het 36e Nederlands Congres reeds de aandacht gevestigd.
De werkzaamheden van dit secretariaat zullen vooral liggen op het terrein van het sociaal cultureel werk in de meest brede zin. Voor dit doel werd einde 1964 door vertegenwoordigers van een groot aantal representatieve organisaties in Nederland en Vlaanderen de ‘Stichting voor de culturele integratie van Nederland en Vlaanderen’ in het leven geroepen. Op dit congres is nader uitgewerkt hoe voor de inrichting van bedoeld Bestendig secretariaat binnen de kortst mogelijke termijn middelen gevonden kunnen worden. Voor de verdere uitbouw van dit secretariaat zal in de toekomst subsidiëring door de Nederlandse en Belgische overheid onontbeerlijk zijn.
Ter ondersteuning van de hierdoor bevorderde activiteiten zullen de subsidiemogelijkheden in het kader van het Belgisch-Nederlands Cultureel Akkoord en vanwege de lagere overheden in belangrijke mate moeten worden verruimd.
Vooruitlopend op de werkzaamheden van een Belgisch-Nederlandse Raad voor de Nederlandse Cultuur vraagt de Bestendige Commissie voor de Nederlandse Congressen reeds nu bijzondere aandacht voor de volgende taken.
Nu de Nederlandse Regering, bij beschikking van de Minister van Onderwijs en Wetenschappen van 4 mei 1966, onderwijsbevoegdheid in Nederland aan bezitters van in België behaalde universitaire diploma's verleend heeft en een soortgelijk besluit van de Belgische Regering binnenkort te verwachten is, is het van groot belang, dat de regeringen de consequenties, die de invoering van deze effectus civilis zal hebben voor de structuur in het bijzonder van het hoger onderwijs en daaraan verwante beroepsopleidingen in Nederland en Vlaanderen, reeds nu aan een grondig onderzoek onderwerpen. De vraag is immers, of bij een vrije tewerkstelling van leraren uit het ene land in het andere het niet geboden is, dat de onderling sterk van elkaar afwijkende stelsels in de twee delen van het Nederlands taalgebied beter op elkaar aansluiten. Gezamenlijke programmering inzake de uitbreiding van het hoger onderwijs, met name in de gebieden aan weerszijden van de grens, is uitermate wenselijk.
Voor het lager en middelbaar onderwijs zal de uitwisseling van leerkrachten intensief moeten worden gestimuleerd.
Een grote betekenis moet worden gehecht aan het gezamenlijk optreden van de Nederlandse en Belgische regeringen ter behartiging van de culturele belangen van het Nederlandse taalgebied in het buitenland. Ondermeer geldt dit voor het onderwijs van het Nederlands in diverse typen van scholen in de eerste plaats in de aan ons taalgebied grenzende landen.
Nederland en België moeten voor een belangrijk deel zorgen voor de benodigde leerkrachten en leermiddelen, zolang in het buitenland daar nog niet in voldoende mate in voorzien kan worden.
Het is verheugend te constateren, dat er aan buitenlandse universiteiten een groeiende belangstelling bestaat voor de studie
Bij de openingsrede van prof. M.I.A. Diepenhorst.