zetten in de hogere graad respectievelijk in een hogere secundaire beroepsschool of in een hogere secundaire technische school. Het wordt telkens een driejarige cyclus, indien nodig aangevuld door een specialisatiejaar. Zij die komen van een technische school kunnen na het derde jaar een getuigschrift behalen of een diploma onder zekere voorwaarden. Zij die een diploma behaald hebben, kunnen verder gaan in het onderwijs van het derde niveau (b.v. aanvullende secundaire beroepsschool, hogere technische school, middelbare normaalschool of zelfs de wettelijke graden van de universiteit, mèt het maturiteitsdiploma). Zij die komen uit het beroepsonderwijs behalen na het derde jaar een getuigschrift of een brevet onder zekere voorwaarden en kunnen nog verder in een aanvullende secundaire beroepsschool (bv. verpleegassistent, verpleger).
Indien de leerling reeds na zijn lager onderwijs geschikt blijkt voor een hoger niveau, zet hij het best zijn studies voort aan een instituut voor middelbaar onderwijs (atheneum, lyceum, college, middelbare school).
Hier kan hij dan zijn lagere cyclus beginnen, hetzij in de oude of moderne humaniora of ook wel - doch alleen voor meisjes - in de familiale afdeling. Deze laatste sectie heeft alleen de lagere cyclus.
Na de eerste klas van de oude humaniora kan de leerling kiezen tussen Latijn-Grieks of Latijn-Wiskunde. Na zijn derde klas heeft hij nog de mogelijkheid de gekozen afdeling te verlaten en verder te gaan in de Latijn-Wetenschappen.
In de moderne humaniora volgt men eerst gedurende drie jaren algemeen middelbaar onderwijs om dan na de derde klas te kiezen tussen de Economische, de Wetenschappelijke A (met meer aandacht voor de wiskunde) of de Wetenschappelijke B (met meer aandacht voor de natuurwetenschappen).
Zowel in de oude als in de moderne humaniora kan men na het derde jaar ook overschakelen naar een lagere normaalschool, waar na drie jaar dezelfde diploma's kunnen behaald worden als in de humaniora met echter de mogelijkheid, na een supplementair jaar, de onderwijzersakte te behalen. Wil men in dezelfde richting nog verder gaan op het derde niveau, dan kan men na twee jaren het diploma behalen van geaggregeerde voor het Lager Secundair onderwijs (regent).
Dit zijn de normale overgangsmomenten. Wij bedoelen dat allerlei andere overhevelingen - althans theoretisch - mogelijk zijn, aangezien wettelijk slechts vereist wordt dat de leerling de laatste twee jaren eenzelfde afdeling doorloopt.
Aan het einde van de humaniora worden er twee documenten afgeleverd, enerzijds het Getuigschrift van Hoger Middelbaar Onderwijs en anderzijds het Maturiteitsdiploma. Het eerste geeft toegang tot het hoger nietuniversitair onderwijs en tot de wetenschappelijke graden aan de Universiteit.
Alleen het tweede geeft de mogelijkheid tot het verkrijgen van de meest wettelijke universitaire graden. Deze regeling dateert van juli 1964. Het betreft hier de wet op de omnivalentie. Hiermee wordt bedoeld, dat vanaf 1964 de verschillende afdelingen van de humaniora - althans theoretisch - dezelfde mogelijkheden bieden betreffende het hoger onderwijs. Men hoeft b.v. geen Latijnse afdeling meer gevolgd te hebben om geneeskunde, rechten en dgl. te gaan studeren. Het Maturiteitsdiploma wordt verkregen door het schrijven van een verhandeling en het afleggen van een mondeling examen voor een jury over de leerstof van het laatste jaar van een door de examinandus te kiezen vak.
Alle examenvragen gedurende deze zes jaren - dus ook de vragen van het eindexamen - worden door de vakleraar opgesteld en afgenomen, dit zowel voor de mondelinge als voor de schriftelijke proeven. De vragen dienen wel meegedeeld te worden aan de inspectie.
Zoals u merkt kennen wij voorlopig geen ‘brugjaar’ tussen de humaniora enerzijds en het beroeps- en technisch onderwijs anderzijds. Wij zeggen wel voorlopig, omdat in die richting wel bepaalde experimenten zijn geprogrammeerd.
Wat de bevoegdheden van de leerkrachten betreft, vereist men in de lagere cyclus het diploma van geaggregeerde van het Lager Secundair Onderwijs (regent); in de hogere cyclus zijn universitaire diploma's noodzakelijk (licentiaat en geaggregeerde van het Hoger Secundair Onderwijs).
Tenslotte dient opgemerkt dat alleen de homologatiecommissie getuigschriften en diploma's uitreikt. Zij alleen is bevoegd. De instituten kunnen alleen getuigschriften en diploma's aanvragen. Deze commissie is paritair d.w.z. bestaat uit leden van het officieel en het vrij onderwijs. Zij zal zich dan ook regelmatig vergewissen van het studiepeil door bepaalde documenten ter inzage te vragen. In de schoot van deze commissie wordt eveneens de Centrale Examencommissie gevormd, die bevoegd is dezelfde getuigschriften en diploma's uit te reiken, zonder dat de examinandus regelmatig de lessen heeft bijgewoond.
Zoals in Nederland, is het onderwijs in België grondwettelijk vrij. Zo hebben wij een Officieel- en een Vrij onderwijs. Dit laatste bergt ruim 3/5 van de totale schoolbevolking. Sinds het Schoolpakt van 1959, kan ook het vrij onderwijs gesubventioneerd worden door het Rijk. Dit betekent dat de leerkrachten door de staat vergoed worden volgens het door hen behaalde diploma; dat, per leerling, aan elk instituut een som wordt uitbetaald voor het dekken van de werkingsonkosten en dat bepaalde uitrustingsonkosten eveneens voor 60% door de staat gedekt worden. De te volgen procedure voor dit laatste is evenwel vrij lang, en dus soms erg onpraktisch. Voor nieuw-bouw moet het vrij onderwijs echter zelf instaan. Deze instituten moeten nu ook Rijkscontrole aanvaarden. Zo kennen wij naast de vrije (diocesane, reguliere) inspectie, ook de Rijksinspectie. Beide zijn regionaal en per vak. De Rijksinspecteurs dienen alleen programma en studiepeil na te gaan, terwijl alleen de vrije inspectie ook bemoeienis heeft voor wat de leermethode betreft.