Neerlandia. Jaargang 71
(1967)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd[Neerlandia]
| |||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||
vrouwelijke geaardheid rekening gehouden. Vooral in het r.k. onderwijs is dit schooltype sterk verbreid. De ULO kan als grondslag dienen voor middelbare beroepsopleidingen. Het eindexamen voor de eerste drie genoemde schooltypen (v.h.m.o.) omvat een schriftelijk en mondeling gedeelte. Het wordt afgenomen door de leraren onder toezicht van een rijkscommissie. Het schriftelijk werk wordt centraal door de betrokken rijksinspectie opgesteld. Het ULO-eindexamen is door een organisatie van de leerkrachten georganiseerd. Merkwaardig is dat er ook een mogelijkheid bestaat langs een avondstudie zowel het einddiploma Gymnasium, HBS als ULO te behalen. Naast de mogelijkheid van particuliere cursussen zijn er b.v. een aantal officieel erkende avondlycea, waarvan de studenten een onder rijkstoezicht geplaatst centraal examen doen, dat dezelfde rechten verleent als de examens van de dagscholen; de vooropleiding tot deze avondlycea is gewoonlijk de U.L.O.-school. De leraren bij het v.h.m.o. hebben een universitaire opleiding, die afgesloten wordt door het doctoraalexamen; de zo gevormde academicus krijgt dan de titel doctorandus (drs.) of ingenieur; hem staat de mogelijkheid open tot een promotie. Ofwel zij zijn door vrije cursussen gevormd in particuliere of semi-particuliere opleidingsinstituten; het z.g. MOB-examen, afgelegd voor een rijkscommissie, geeft dezelfde onderwijsbevoegdheid als het doctoraal-examen. In de laatste tijd zijn ook aan sommige universiteiten voor dit examen opleidingen. Het examen wordt evenwel voor de rijkscommissie afgelegd. Een lagere gradatie is het MOA-diploma, dat voor het v.h.m.o. praktisch geen bevoegdheid verleent. De bevoegdheid geldt normaliter slechts voor één vak; slechts in enkele gevallen zijn combinaties mogelijk. Aan de ULO-school wordt les gegeven door onderwijzers, veelal in het bezit van een z.g. lagere akte (L.O.-akte), die in een avondstudie van ongeveer twee jaren te halen is, ofwel in sommige gevallen van de MOA-akte. Opgemerkt zij nog, dat de onderwijzer van de lagere school zijn opleiding ontvangt aan een z.g. kweekschool, die al naar gelang de vooropleiding (ULO of MMS) 5- of 3-jarig is. Het geven van onderwijs is in Nederland vrij (Grondwet van 1848). Na een lange schoolstrijd is voor het bijzonder onderwijs de volledige staatssubsidie verkregen. Naar de beheersvorm zijn er twee soorten onderwijs: dat van overheidswege wordt gegeven, en bijzonder onderwijs, dat uitgaat van particuliere instellingen, meesal stichtingen. In de administratieve structuur onderscheidt men rijksscholen, gemeentescholen en tenslotte de onder een ‘schoolbestuur’ staande bijzondere scholen. Tot de laatste groep behoren r.k. en protestant-christelijke, maar ook enkele z.g. bijzonder-openbare scholen. De Staat oefent op het gesubsidieerd onderwijs een zekere controle uit, b.v. op het leerplan, de bevoegdheid van de leerkrachten, de examens, o.a. door een regionaal ingedeelde rijksinspectie. De controlerende rol van het r.k. episcopaat was en is bij het v.h.m.o. zeer gering; thans is deze rol overgedragen aan de pas opgerichte Nederlandse Katholieke Schoolraad, waarin vertegenwoordigers van besturen-, docenten- en oudersorganisaties zitting hebben.
Het bijzonder onderwijs heeft het openbare kwantitatief reeds lang verre overvleugeld. Ongeveer 32,5% der leerlingen bezoekt de openbare school, 22,5% de protestant-christelijke, 39% r.k. en 6% bijzonder openbare scholen. De meeste vhmo-scholen zijn gemengd, de verhouding jongens-meisjes is ongeveer 4: 3. Ongeveer 85% van de in aanmerking komende katholieken sturen hun kinderen naar katholieke scholen voor v.h.m.o., een percentage, dat voor het lager onderwijs nog hoger ligt. De achterstand, die de katholieken hadden in deelname aan het v.h.m.o. schijnt nu ongeveer ingelopen te zijn.
Hoe wordt nu de toestand na inwerkingtreding van de Mammoetwet? Zoals reeds aangeduid werd, vat de nieuwe wet het v.o. als een samenhangend geheel op. De HBS wordt evenals het Gymnasium voorbereiding op de universiteit, terwijl een nieuw schooltype gecreëerd wordt om de oude maatschappelijke doelstellingen van de HBS over te nemen. Het ULO wordt losgemaakt van het basisonderwijs en nu voortgezet onderwijs. We onderscheiden voor de toekomst:
Nieuw is de z.g. differentiatie: de leerling kiest in zijn laatste studiejaar 2 vakken uit een bepaald pakket, naast 5 verplichte vakken, die voor zijn afdeling gelden; in deze 7 vakken wordt geëxamineerd.
Naast de differentiatie door de keuze van de leerling is een belangrijke vernieuwing dat het Bevoegde Gezag van een school een, zij het beperkte, vrijheid geniet, boven een bepaald aantal basisuren voor elk vak, een | |||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||
pakket uren naar eigen inzicht aan deze basisuren toe te voegen; nieuw is eveneens dat in het eerste leerjaar van v.w.o., h.a.v.o. en m.a.v.o. (met uitzondering van enkele uren Latijn in het categoriale Gymnasium) dezelfde vakken zullen worden onderwezen, zodat deze klas een z.g. brugjaar wordt, een selectiejaar, waarin uitgemaakt kan worden voor welke afdeling de leerling geschikt is. De toelating tot de scholen onder 1, 2 en 3 is (voorlopig) een toelatingsonderzoek, dat gewoonlijk door groepen scholen onderling wordt gehomologeerd, waarbij een advies van het hoofd van de lagere school vereist is.
De mogelijkheden die de nieuwe wet biedt zullen optimaal gerealiseerd kunnen worden in samenwerkingsvormen tussen o.a.v.w.o.-, h.a.v.o.- en wellicht ook m.a.v.o.-scholen. In vele grote steden worden grote z.g. scholengemeenschappen gepland, zelfs verticaal verbonden met lager onderwijs en horizontaal met lagere vormen van voortgezet onderwijs, zodat er althans structureel de mogelijkheid van een onderwijs, overeenkomend naar niveau en aard met de capaciteit en belangstelling van de individuele leerling, aanwezig is. Op deze wijze hoopt men het slechte rendement van het huidige v.h.m.o. te kunnen verbeteren. Enkele scholengemeenschappen functioneren reeds.
Tenslotte een opmerking over de nieuwe lerarenopleiding.Ga naar voetnoot*) Nu het ULO voortgezet onderwijs en de ULO-onderwijzer leraar wordt, nu het v.o., dat tot nu toe sterke verticale scheidingen kende, als een geheel opgevat wordt, zal ook de lerarenopleiding een grotere samenhang moeten gaan vertonen. Een Commissie heeft een plan ontworpen voor een opleiding voor drie graden, ongeveer vergelijkbaar met de oude akten LO, MOA en MOB. De plannen ondervinden in de docentenorganisaties krachtig verzet, vnl. omdat de studieduur in vergelijking met die voor de huidige akten zo ingekort is, dat een sterke verlaging van het peil van de docenten te vrezen is met alle gevolgen daarvan. Voorlopig geeft de LO-akte lesbevoegdheid voor het m.a.v.o., de MOA-akte voor de brugklas en de tweede en derde klas h.a.v.o., terwijl de MOB-akte en het doctoraal- en ingenieursdiploma voor de overige klassen bevoegd maken. |
|