Neerlandia. Jaargang 71
(1967)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |
Spiegel Vlaamse beweging
| |
[pagina 11]
| |
Arrondissement Brussel
Hier hebben we het dan weer, enerzijds doet men een beroep op ‘vrijheid’ inzake keuze van de onderwijstaal, maar anderzijds weigert men voor het Nederlands onderwijs voorwaarden te scheppen waarin vrijheid betekenis krijgt en niet iets anders wordt dan verkapte taaldwang. ‘Tussen de rijke en de arme, tussen de sterke en de zwakke, is het de vrijheid die verdrukt en de wet die vrij maakt’ schreef de Franse filosoof Montesquieu en met het voorbeeld van de 19e eeuw nog fris voor de geest zijn wij zeer sterk geneigd zijn standpunt te aanvaarden.
Er was geen vrijheid voor de 19e eeuwse fabrieksarbeider zolang de wet van vraag en aanbod, overeenkomstig de principes van de liberale economie, de enige beperking van de meest onbeperkte willekeur betekende. Er is ook geen vrijheid voor de Vlaamse familievader die, ook in 1967, nog kiezen moet tussen een dichtbijgelegen Franse school en een verafgelegen Nederlandse met alle moeilijkheden, kosten en gevaren daaraan verbonden. Er is geen vrijheid voor de Vlaamse familievader die ‘vrij’ kiezen mag tussen modern ingerichte klaslokalen als zijn kind in het Frans mag studeren en oude afgedankte gebouwen als hij de euvele moed opbrengt het kind op het Nederlands te laten studeren. Er is geen vrijheid als de kinderen in de Franse afdeling naar de sneeuwklassen in Zwitserland mogen en die in de Nederlandse niet. Er is geen vrijheid als alleen de Franstalige leerlingen naar het zwembad mogen omdat er op de bus alleen voor Franssprekende kinderen plaats isGa naar voetnoot*).
Er is slechts dan sprake van vrijheid als het gehele stel van economische, sociale en morele drukkingsmiddelen opgehouden heeft te bestaan. Zolang dat niet zo is, zal elke demokraat het erbij houden dat de wet de zwakkere moet beschermen, het kind zelfs tegen de ouders moet beschermen als deze niet altijd in staat zijn het belang van het onderwijs in de moedertaal in te zien. Samen met de redactie van ‘De Brusselse Post’ vraagt men zich in Vlaanderen af, of men in naam van de vrijheid weldra ook de verplichte koepokinenting en het rechts rijden zal afschaffen.
Uit het voorgaande blijkt nu wel duidelijk hoe sterk de meningen van Vlamingen en Walen inzake het Nederlands onderwijs in Brussel uiteenlopen en hoe zelfs de toepassing van de wet in België een politieke optie betekent. Minister Grootjans (liberaal) heeft er daarom goed aan gedaan een sociologisch onderzoek te laten instellen naar de feitelijke toestand van het Nederlands onderwijs in Brussel. Zo ontstond het rapport van de Brusselse professor Kint dat, zonder die bedoeling te hebben, feitelijk toch een antwoord brengt op de argumentatie van de heer Simonet. Dat antwoord zouden wij in het kort zo kunnen samenvatten: Als het waar is dat de aantrekkingskracht van het Frans onderwijs, ook op de Vlamingen te Brussel groter is dan die van het Nederlands onderwijs, dan blijkt dat, na een ernstig sociologisch onderzoek, o.m. te wijten aan de feitelijke ontoereikendheid van het Nederlands onderwijsnet, dat in de behoeften van de Vlaamse gemeenschap niet op dezelfde wijze voldoet als het Franse dit doet. Het is duidelijk, dat de overheid hier het gezonde evenwicht moet herstellen en daarom adviseert het rapport de inplanting van 155 kleuterklassen en 342 klassen lager onderwijs in de beginperiode tussen 1966 en 1975.
Wij zijn benieuwd, of de Franstalige pers bereid is te wachten tot aan deze wetenschappelijk vastgestelde behoefte wordt voldaan, voor aleer zij opnieuw de ‘vrijheid’ gaat verdedigen.
L.U. |
|