Neerlandia. Jaargang 70

[p. 194]

Kroniek

Noord-Zuid

Havencontacten

In Vlaamse kringen, in het bijzonder onder hen, die belangstelling hebben voor de verdere ontwikkeling van de Belgische havens, was de laatste tijd een duidelijk gevoel van onbehagen te bespeuren, omdat naar hun mening in het noorden bij besprekingen over de ontwikkelingen in het Deltagebied niet verder werd gedacht dan tot aan de grens. Van een E.E.G.-geest was daarbij zeer zeker geen sprake.

Eindelijk heeft er een ander geluid geklonken. ‘De Standaard’ van 16 november maakt nl. gewag van een uitspraak van oud-premier Marijnen, voorzitter van het openbaar lichaam Rijnmond, die in Antwerpen de doelstellingen van dat lichaam kwam uiteenzetten.

Bij die gelegenheid merkte mr. Marijnen op, dat hij in die supra-gemeentelijke ‘schaalvergroting’, een doeltreffende stap ziet naar een supra-provinciale samenwerking en zelfs naar een supra-nationale, in verband waarmede hij het wenselijk acht dat er ook inzake havenuitbreidingen een nauwer contact tot stand zou komen tussen de ontworpen Deltahaven en de Belgische zeehavens.

Naar het oordeel van de heer Marijnen kan de ontwikkeling van een haven niet anders worden gezien dan in internationaal verband. Nationale grenzen mogen en kunnen geen hinderpaal vormen voor een gemeenschappelijke aanpak van problemen in gebieden, die geografisch niet van elkaar zijn te scheiden.

Tot onze voldoening kunnen we nog op andere tekenen wijzen, die doen verwachten, dat de verhoudingen Rotterdam - Antwerpen zich in de juiste richting zullen gaan ontwikkelen.

De burgemeester van Bergen op Zoom, drs. Van Laar, bereidt nl. een gesprek voor tussen bij de zeehavenontwikkeling betrokken autoriteiten van Rotterdam, Zuid-Holland, Zeeland en Noord-Brabant, waarbij ook een aantal Belgische en vooral Antwerpense havenautoriteiten zullen worden uitgenodigd.

De Nederlandse commissarissen van de bij het gesprek betrokken drie provincies juichen een dergelijk open gesprek toe en de burgemeester van Rotterdam, Thomassen, als ook schepen Delwaide van Antwerpen zijn in beginsel bereid aan de bijeenkomst deel te nemen. - Een voortreffelijk initiatief van de heer Van Laar!

Op cultureel gebied: geen woorden maar daden

In Het Vaderland van zaterdag 19 november houdt de heer W.H. Thijsse een gepeperde philippica tegen de miserabele negatieve houding door de Nederlandse overheid sedert jaren ten toon gespreid ten aanzien van de uitvoering van het tussen Nederland en België op 16 mei 1946 - twintig jaar geleden dus - getekend verdrag betreffende de culturele en intellectuele betrekkingen, in het bijzonder ten aanzien van de bevordering van de muziek.

Alle departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren zijn zonder uitzondering in gebreke gebleven. Geen enkele gelegenheid is van onze (Nederlandse) zijde aangegrepen om tot een werkelijke uitwisseling te komen. Zelfs de vereniging in één persoon van directeur generaal voor de buitenlandse betrekkingen en het voorzitterschap van het Holland Festival heeft géén resultaten opgeleverd.

En dan komt de heer Thijsse met een voorbeeld van onthouding door de Nederlandse overheid van ook maar de geringste steun aan het particulier initiatief door de aandacht te vestigen op de uitwisseling van de Christelijke Oratorium Vereniging Scheveningen en de Gentse Oratorium Vereniging, die in 1965 een groot succes was, maar dit jaar is gestrand op de weigering van het Rijk een bedrag van f 2.500, - te voteren met het gevolg dat de gemeente Den Haag haar subsidie van f 2.500, - introk.

De heer Thijsse noemt dit een sabotage van de uitvoering van het op 27 juni 1947 gesloten verdrag. Als gebrek aan financiële middelen een overwegende rol speelt kan men z.i. beter overgaan tot annulering van het verdrag.

Merkwaardig is in dit verband dat wij onder de resoluties van de 16e Algemene Conferentie der Letteren (zie het novembernummer van Neerlandia) geen woord aantreffen over deze negatie der muziekbelangen in Noord en Zuid.

Het Nederlands kamertoneel

Het Nederlands Kamertoneel, dat zijn theater in Antwerpen heeft en onder leiding staat van een Nederlands-Belgische directie (Cas Baas, Nederlander en Willy van Heesvelde, Belg), geeft voornamelijk voorstellingen in Antwerpen en naaste omgeving en het zou deze graag ook elders in het land willen geven, doch daarvoor is de subsidie van de Belgische regering niet toereikend. Om meer mogelijkheden te kunnen realiseren, heeft het N.K.T. besloten samen te werken met het Groot Limburgs Toneel, dat in Maastricht zijn zetel heeft en voorstellingen geeft zowel in Nederland als in Belgisch Limburg. Het G.L.T., dat uit Nederlandse en Belgische beroepsartisten bestaat, ontvangt subsidie van de Nederlandse regering en zal mettertijd ook steun ontvangen van de Belgische overheid. Naderhand zal het kantoor van dit gezelschap worden verplaatst naar Hasselt en in afwachting van het gereedkomen van de schouwburg in deze plaats, worden de premières nog in Maastricht gegeven.

Interlimburgse universiteit gevraagd

Ter gelegenheid van het vierde Limburgs Europees Jongerencongres, dat zaterdag 5 november in Maastricht is gehouden, zo lazen wij in de Nieuwe Limburger van 7 november, heeft de Heel-Limburgse Jeugdraad een manifest verspreid, waarin o.m. werd gezegd:

‘Het eenwordend Europa moet de verscheidenheid, die een essentieel kenmerk is van zijn beschaving, een maximale kans tot ontplooing bieden. Dit betekent het eerbiedigen van de organische eenheid van de door de toevallige staatsgrenzen verdeelde regionale gemeenschappen.

De toekomst van Limburg op wetenschappelijk, sociaal, economisch en politiek gebied is onafscheidelijk verbonden met de toekomst van de Benelux, Europa en de vrije wereld.

Op regionaal gebied vragen wij aan de Belgische en de Nederlandse regeringen op korte termijn een Interlimburgse Universiteit op te richten.’