Lezers schrijven ons
Belgische Radio en Televisie
instituut der Nederlandse uitzendingen
Algemene directie
Brussel, 5 november 1966
Geachte Heer,
Op blz. 159, 2e kolom onderaan lees ik in het oktobernummer van uw zeventigste jaargang - het betreft een verslag over het congres van de Kultuurraad voor Vlaanderen - dat de B.R.T. verbod zou gekregen hebben een vraaggesprek met de heer Cappuyns, vice-gouverneur van Brabant, uit te zenden.
Ten gerieve van uw lezers wens ik te wijzen op de ware toedracht. Het is juist dat de B.R.T. de heer Cappuyns om een verklaring verzocht heeft. De vice-gouverneur meende echter op dit verzoek niet te kunnen ingaan. Het vraaggesprek is bijgevolg nooit tot stand gekomen, laat staan verboden.
Vertrouwend u hiermede van dienst te zijn geweest, teken ik,
P. Vandenbussche
Directeur-Generaal
Wij danken de heer Vandenbussche voor deze precisering. Wij haalden onze inlichtingen uit de Vlaamse pers. Het lag zeker niet in onze bedoeling de objectiviteit van de B.R.T. in twijfel te trekken. Wel betreurden wij het spreekverbod dat de heer Cappuyns door de regering werd opgelegd.
Is dit nu precies de reden niet, waarom de vice-gouverneur op het verzoek van de B.R.T. niet kon ingaan?
L.U.
Aan de Redactie van ‘Neerlandia’,
Surinamestraat 28, 's-Gravenhage.
27 oktober 1966
Mijne Heren,
Naar aanleiding van het artikel over ‘Het universitair onderwijs in de Nederlandse taal en letterkunde in het buitenland’, voorkomende in uw oktobernummer, bracht ik het gedeelte betreffende Melbourne over aan de heer C.J. Knop, leraar MO te Utrecht, die op het ogenblik een reis door Australië maakt, waar zijn dochter met haar gezin woonachtig is.
Naar aanleiding van mijn brief heeft hij tijdens zijn verblijf te Melbourne een bezoek gebracht aan de universiteit aldaar en mij nu het volgende geschreven:
‘Wat geweldig attent om ons te wijzen op het vak Nederlandse Taal en Letteren aan de Universiteit van Melbourne.
Prof. Smit was enkele dagen op reis, maar van een van zijn assistenten hoorden we veel.
Wie een universiteit wil bezoeken, moet slagen voor een matriculation examen. Dit wordt afgenomen op scholen en ook buiten een opleidingsschool. Zo kan ook iemand die “in the bush” woont, b.v. door schriftelijke lessen zich voorbereiden voor dit matriculation examen.
De cursus Nederlandse Taal en Letteren is 4-jarig. Er komen voor het 1e jaar wel 50 liefhebbers, maar 3/4 verdwijnt na een jaar, omdat de studie te moeilijk is. In het 4e jaar zijn er nog maar 3, 4 of 5.
Er zijn pass-courses en honour-courses. De laatste zijn moeilijker, maar toch niet te vergelijken met Cum Laude in Nederland. Meestal gaat er één afgestudeerde naar Nederland om daar verder af te studeren.’
Ik heb gemeend niet te moeten nalaten het bovenstaande te uwer kennis te brengen, daar het U als curiosum wellicht interesseert.
Hoogachtend,
W.C.J. Claveaux
Wij zeggen de heren Claveaux en Knop hartelijk dank voor hun activiteiten. Moge hun voorbeeld anderen animeren steeds attent te zijn op de Nederlandse taal en de Nederlanders in het buitenland.
Red.