ABN in de schoolboeken
W. Penninckx
Voorzitter VBO-Brussel
(Een onderzoek van de werkgroep Onderwijs van VBO Brussel)
In elk land is het de eerste en belangrijkste taak van het onderwijs de kinderen een voldoende kennis van de algemene cultuurtaal bij te brengen.
Drie vormen van taalgebruik dragen daartoe in belangrijke mate bij: het mondelinge taalgebruik van de leraar, het mondelinge taalgebruik van de schoolgenoten en het schriftelijke taalgebruik in de schoolboekjes.
Deze drie factoren zullen in belangrijke mate de verdere ontwikkeling van het taalgebruik van het kind beïnvloeden. In Vlaanderen is deze invloed echter niet steeds bevorderlijk voor de verspreiding van het ABN.
Aangezien de overgrote meerderheid van de Vlaamse gezinnen thuis dialect spreekt, heeft het taalgebruik van de kinderen op de speelplaats meestal een zeer ongunstige invloed op de woordkeuze en de uitspraak van de zeer kleine minderheid die thuis vertrouwd is gemaakt met het algemeen beschaafd Nederlands. Ouders, die zich veel moeite hebben getroost om hun kinderen in de eerste levensjaren zoveel mogelijk in het ABN op te voeden, stellen niet zonder diepe ontgoocheling vast. dat hun kinderen reeds na één maand schoolgaan minder goed Nederlands spreken dan tijdens de vakantie op dat het dialectische taalgebruik van de meeste schoolkinderen blijkbaar zeer aanstekelijk is.
Het taalgebruik van de leerkrachten, dat in dit opzicht als
een natuurlijk correctief zou moeten fungeren beantwoordt slechts zelden aan deze verwachting. De gehechtheid van de Vlaamse volksmens aan eigen streek en bodem heeft tot gevolg dat de Vlaamse leerkrachten meestal in eigen milieu werkzaam zijn en zich dus niet kunnen losmaken uit plaatselijk dialect. Als zij op school al ABN praten dan is het meestal uitsluitend in de klas In vele gevallen gaat het dan nog om een houterig boekentaaltje, dat voor de kinderen niet de aantrekkingskracht van een vlotte natuurlijke omgangstaal heeft. Op deze eerste twee factoren hebben wij helaas op korte termijn geen vat. De derde factor, de taal in de schoolboeken, verdient dus des te meer belangstelling omdat de gemiddelde levensduur van een schoolboek vrij kort is - dus spoedig door een beter kan worden vervangen - en de invloed van de geschreven en gedrukte taal als voorbeeld voor het jonge kind wellicht nog groter is dan die van het gesproken woord.
In het najaar van 1965 heeft de afdeling Brussel van de VBO daarom een werkgroep Onderwijs opgericht die dadelijk een aanvang heeft gemaakt met een onderzoek naar de taal in de schoolboeken, in het bijzonder voor het lager onderwijs.
De resultaten van dit onderzoek waren zeer teleurstellend. Ten minste 80% van de in het lager onderwijs gebruikte schoolboeken is gesteld in een taal die op vele punten afwijkt van het algemeen hedendaags Nederlands. Het is volkomen ondenkbaar, dat de zeer verdienstelijke pogingen van individuele taalzuiveraars en van verenigingen als de VBO duurzame resultaten kunnen opleveren, indien de kennis van het algemeen beschaafd Nederlands op school dag aan dag wordt ondermijnd en verzwakt door het gebruik van boekjes die niet in het ABN zijn gesteld.
Nog afgezien van de talloze gewestelijke of onnederlandse termen en uitdrukkingen blijkt b.v. dat in de meeste Belgische schoolboekjes vrijwel algemeen de gij-vorm wordt gebruikt, die in de Zuidnederlandse literatuur op dit ogenblik nog slechts bij een paar auteurs voorkomt. De op school aangeleerde taal, die toch zeker de toegang tot de eigen literatuur zou moeten bevorderen, wijkt dus niet alleen af van de taal van de Noordnederlandse schrijvers, maar ook van de meeste Vlaamse auteurs.
De Werkgroep Onderwijs van VBO Brussel is niet bij de pakken blijven neerzitten. Over niet minder dan 76 schoolboeken werden tot nog toe (mei 1966) adviezen opgesteld, waarin gewezen wordt op een aantal typische afwijkingen van het ABN in het betrokken schoolboek. Deze adviezen werden gestencild en ter kennis gebracht van alle betrokken instanties: uitgevers, schrijvers, ministerie van Onderwijs, ouderverenigingen, leiding van het vrij (bijzonder) onderwijs enz.
Correspondentie en besprekingen met de uitgevers hebben tot resultaat gehad dat de voornaamste uitgevers van schoolboeken - voor zover zij dat nog niet deden - voortaan zullen toezien op een beter taalgebruik in herdrukken of nieuwe uitgaven. Sommige uitgevers werken daartoe nauw samen met de werkgroep.
Beslissend in dit opzicht kan echter de rol zijn van de keuringsorganen die bij het departement van Onderwijs en bij het bijzonder onderwijs functioneren of zouden moeten functioneren.
Tot nog toe werd bij de keuring van schoolboeken blijkbaar niet genoeg aandacht besteed aan het taalgebruik. Voor andere vakken dan Nederlands werd aan het taalgebruik dikwijls helemaal geen belang gehecht.
Vervolg van blz. 172