omstandigheden was, dat culturele samenwerking van Noord en Zuid nu ook van bovenaf gestimuleerd werd. Dit leidde o.m. tot de inrichting van de jaarlijkse Conferenties van de Nederlandse letteren. De besluiten van de onlangs gehouden conferentie vindt men in deze aflevering van ons blad. De conferenties nu zijn mede bedoeld als een voortzetting van de Nederlandse Congressen.
Na de laatste oorlog is er in 1949 in Gent, onder leiding van wijlen dr. J. Goossenaerts, een congres ingericht, dat de traditie van de oude Nederlandse Congressen weer in het leven wilde roepen. Dit congres was dan het 33e Nederlands Congres. Het 34e vond plaats, eveneens in Gent, in 1960, als een rechtstreeks gevolg van de toetreding van het Vlaamse Erasmusgenootschap tot het A.N.V.. Het Erasmusgenootschap had tot dan jaarlijks een congres ingericht, gewijd aan de samenwerking van Noord en Zuid. Het A.N.V., dat immers de nalatenschap van de vroegere Nederlandse Congressen beheerde, besloot nu de Nederlandse Congressen weer in het leven te roepen. De organisatie van het 34e Nederlands Congres rustte voor het leeuwendeel op de schouders van de mensen van het Erasmusgenootschap, nu afd. Oost-Vlaanderen van het A.N.V.. Het 35e Nederlands Congres vond in 1961 in Vlaardingen plaats.
Hoewel het Vlaardingse congres, dat reeds gepatroneerd was door een beschermcomité van enkele tientallen grote culturele organisaties uit Noord en Zuid, een succes genoemd mag worden, kwam men in A.N.V.-kring tot de overtuiging, dat de Nederlandse Congressen, wilden ze uitgroeien tot een werkelijk belangrijke stimulans voor de integratie van de Nederlandse cultuurgemeenschap, niet langer ingericht konden worden door één vereniging. Een groot aantal van de belangrijkste, veelal overkoepelende culturele organisaties uit Noord en Zuid, werd uitgenodigd samen met het A.N.V. de verantwoordelijkheid voor de Nederlandse Congressen op zich te nemen. Een Bestendige Commissie voor de Nederlandse Congressen - een term voor 1914 reeds gebruikt - samengesteld uit afgevaardigden van diverse van de genoemde culturele organisaties kwam tot stand. Deze commissie organiseerde het 36e Nederlands Congres, dat begin november 1966 in Antwerpen plaats vond met ruim 750 deelnemers.
Waarmee houden de Nederlandse Congressen zich bezig? In de oude congressen vormden taal- en letterkunde het punt waar het in hoofdzaak om draaide. Bij de huidige congressen is dat niet meer het geval, en wel om twee redenen: in de eerste plaats is dat deel van de erfenis van de oude congressen overgenomen door de Conferenties van de Nederlandse letteren en het is onnodig en zelfs onwenselijk dit werk te doubleren, in de tweede plaats gaat het bij de culturele integratie van Nederland om veel meer dan taal- en letterkunde alleen. De congressen houden zich dus nu bezig met culturele integratie. Zoals we reeds dikwijls in dit blad betoogd hebben, omvat een algemeen-Nederlandse integratie meer dan alleen het terrein van de cultuur. Met name is van belang de sociaal-economische ineengroeiing van de grensgebieden. Deze zal evenwel voortvloeien uit de Benelux- en Europese integratie. O.m. de Beneluxcomités beijveren zich er de laatste jaren ten zeerste voor. Dit werkterrein kan dan ook het beste aan hen overgelaten worden.
Een zekere afgrenzing dus naar twee kanten, hoofdzakelijk om praktische redenen. Het thema van de congressen is enerzijds de culturele integratie van Nederland en Vlaanderen in het algemeen, anderzijds meer in het bijzonder de integratie op het terrein van de volksontwikkeling in de meest brede zin, dit laatste omdat de in de Bestendige Commissie samenwerkende verenigingen zich voor het merendeel op dit terrein bewegen. Het laatstgenoemde aspect vindt vooral zijn weerslag in de sectievergaderingen.
Tijdens het 36e Nederlands Congres te Antwerpen zijn twee zaken duidelijk naar voren gekomen. In de eerste plaats de noodzakelijkheid om een structuur op te bouwen voor de culturele integratie van Noord en Zuid op het vlak van het overheidsbeleid, een structuur die aangepast is aan de behoeften van de Noord-Zuidwerking. Deze behoeften verschillen wezenlijk van die van de bilaterale culturele samenwerking, zoals die met zoveel andere landen bestaat. In 1962 publiceerde de Gemengde commissie voor de uitvoering van het Nederlands-Belgisch cultureel akkoord een nota, waarin aan het slot de oprichting van een Hoge Raad voor de Nederlandse cultuur gevraagd werd. Een Belgisch-Nederlandse Raad voor de Nederlandse cultuur, met als tweeledige opdracht de bevordering van de culturele integratie, intern, en de gezamenlijke representatie van de Nederlandse cultuur in de buitenwereld, vormde de hoofdmoot van het in de resoluties naar voren gebrachte eisenprogramma van het 36e Nederlands Congres.
In de tweede plaats werd beklemtoond, dat er op het particuliere vlak eveneens een structuur voor de culturele integratie geschapen moest worden. Ten dele vond deze o.m. al vorm in de sectievergaderingen van het congres, maar verlangd werd - eveneens in de algemene resolutie - dat de praktische Noord-Zuid-werking, vooral op het terrein van de volksontwikkeling, geschraagd zou worden door een vast secretariaat, een bureau, behoorlijk uitgerust en met behoorlijke faciliteiten. Anders zouden allerlei initiatieven de kans lopen bij gebrek aan middelen om ze uit voeren, te verzanden. Dit bureau, op het particuliere vlak, zal alleen leefbaar zijn door een behoorlijke subsidiëring door de overheid.
Het programma van 1963 is nog onverminderd aan de orde. Daarop zal in de volgende aflevering van Neerlandia nader worden ingegaan.
W.