Jeugdclub VBO in Brussel
W. Penninckx
Voorzitter VBO-Brussel
In ons maandblad zijn reeds vele stukjes verschenen waarin verslag werd uitgebracht over tal van initiatieven om onze taal in het buitenland meer bekendheid te geven of het gebruik ervan door landgenoten en buitenlanders te bevorderen.
Ook dit artikel valt onder deze rubriek, hoewel het betrekking heeft op Brussel, de hoofdstad van België, van oudsher een stad die in het Nederlands taalgebied ligt.
De positie van het Nederlands in Brussel is echter zeer bijzonder. Als cultuurtaal heeft het Nederlands hier in de laatste 300 jaar geen rol van betekenis gespeeld. De traditionele cultuurtaal van Brussel is het Frans. Tot voor kort sprak weliswaar de meerderheid van de plaatselijke bevolking een mengelmoes van Nederlandse dialecten maar de afkeer voor het ABN is bij deze dialectsprekers misschien nog groter dan bij de Brusselaars die van huis uit Frans spreken.
Het algemeen beschaafde Nederlands bevindt zich dus in Brussel ongeveer in dezelfde situatie als in een buitenlandse stad waar zich een vrij groot aantal Nederlandssprekenden zou hebben gevestigd. De feitelijke verhouding tussen de taalgroepen in de Belgische hoofdstad komt zeer duidelijk tot uiting in een paar recente statistische gegevens. Iets meer dan 16% van de Brusselse kleuters bezoeken Nederlandstalige kleuterscholen. Ongeveer 5% van deze kinderen spreekt thuis ABNGa naar voetnoot1).
Voor de instandhouding en de eventuele vergroting van de invloed van het Nederlands in Brussel is de bevordering van het algemeen Nederlands evenwel van het grootste belang. Dat het Frans zo gemakkelijk kon en kan worden opgedrongen is in de eerste plaats toe te schrijven aan het feit dat de plaatselijke bevolking en de vele Vlaamse inwijkelingen het algemeen Nederlands helemaal niet of slechts in zeer geringe mate beheersen, zodat zij hun dialect even gemakkelijk prijsgeven voor de overheersende cultuurtaal (het Frans) als elke andere inwijkeling uit de provincie die zich in de hoofdstad van zijn land gaat vestigen. Het enige verschil is dat de overheersende cultuurtaal in Brussel niet tot hetzelfde taalgebied behoort als de dialecten van de inwijkelingen. Hoewel wij het belang van taalwetten niet willen onderschatten, zijn wij van oordeel dat een duurzame en vreedzame coëxistentie van de twee taalgroepen in Brussel slechts mogelijk is, indien de groep die het algemeen Nederlands als cultuurtaal heeft gekozen in de komende jaren aanzienlijk wordt versterkt.
Deze gedachte is voor de afdeling Brussel van de VBO aanleiding geweest om door middel van een geheel nieuw initiatief de belangstelling van de Brusselse jeugd voor het ABN te bevorderen. In oktober 1965 werd, in samenwerking met het christelijk onderwijzersverbond (e.o.v.), vooraanstaande personen uit het officieel onderwijs en de ABN-kernen, van wal gestoken met een aantal jeugdclubs waar de jongeren zich onder de bevoegde leiding van een dictieleraar kunnen oefenen in de mondelinge taalbeheersing. Dit is zeker een ongewone en nieuwe vorm van vrijetijdsbesteding. In de jeugdclubs krijgen de jonge Brusselaars de gelegenheid ABN te spreken of te leren spreken.
De belangstelling voor dit initiatief overtrof al onze verwachtingen. Het bestuur van de afdeling Brussel van de VBO had verwacht dat in het eerste jaar een tiental clubs zouden worden opgericht; het werden er niet minder dan 38. De clubleiders gaven blijk van veel initiatief en geestdrift. Sommigen organiseerden gezamenlijke voordrachtwedstrijden, anderen lieten de door de kinderen zelf samengestelde sprookjes uitbeelden of kerstspelen opvoeren. Wij menen te mogen zeggen dat daardoor de meer dan 400 jonge clubleden in elk geval meer taalbewust zijn en taalgevoel hebben verworven.
Het succes van de jeugdclubs VBO te Brussel is des te merkwaardiger daar zij helemaal niet kunnen rekenen op enige steun of medewerking van de plaatselijke gemeentebesturen. In een zeer grote gemeente, waar zeer veel Vlaamse arbeiders zijn gevestigd, konden de jeugdclubs niet starten omdat het gemeentebestuur weigerde een klaslokaal ter beschikking te stellen!
Gelukkig hebben wij bij de minister voor de Nederlandse Cultuur meer begrip gevonden voor deze zuiver culturele vrijetijdsbesteding. Daardoor zal het in het komende seizoen mogelijk zijn de bijdrage van de clubleden met de helft te verminderen zodat de jeugdclubs ook toegankelijk worden voor kinderen van minder draagkrachtige gezinnen. Wij dachten dan ook dat het aantal jeugdclubs in september en oktober van dit jaar nog aanzienlijk zal toenemen.