(Taal) Koren op onze molen
Dinsdagmiddag 28 juni promoveerde aan de universiteit van Amsterdam tot dr. in de letteren de heer Jan Veering, velen onzer bekend als de redacteur van het levendige maandblad ‘Onze Taal’, orgaan van het genootschap met die naam. Zijn proefschrift ‘Mogelijkheden en moeilijkheden van taalverzorging’ zal ook de lezers van Neerlandia interesseren. Het is uitgegeven bij Van Markens Drukkerij, Delft.
Dat de geschiedenis van het Genootschap ‘Onze Taal’ het grootste deel van dit boek beslaat, behoeft niemand te verwonderen, zo min als de vraag, die een der opponenten stelde: wat op sommige plaatsen in deze dissertatie de opvatting van de schrijver of die van het Genootschap is. Wat is de nieuwe doctor niet sinds tenminste vijf jaar - van april 1961 af komt zijn naam als redacteur op het maandblad voor - de stem van het Genootschap? En de geschiedenis van dit Genootschap, dat in Nederland van zo geheel verschillende kanten grote instemming met zijn streven ondervindt, getuigt wel zeer bijzonder van zorg voor en verzorging van de taal.
Dit onderscheidt het Genootschap ook van ons Verbond: ‘Taal was het werkgebied, meer niet’. En hoewel het A.N.V. een ruimer doel en arbeidsterrein heeft, heeft het in de eerste tijd het nieuwe taaltelgje wat misprijzend bekeken. Zo lees ik op blz. 84: ‘Het is begrijpelijk, dat het A.N.V. het gevoel had dat O.T. als het ware onder zijn duiven wilde schieten. In Neerlandia bestreed de secretaris van de Groep Nederland van het A.N.V., kolonel Oudendijk, het bestaansrecht van O.T. De opmerking van O.T. in zijn eerste nummer, “op een deel van het arbeidsveld van het A.N.V. vullen wij het Verbond aan” had het bestuur van het A.N.V. mishaagd’. Gelukkig: ‘Tot broedertwist is het nooit gekomen. Vragen van het A.N.V. werden ook in O.T. opgenomen en beantwoord. Men kwam zelfs tot een vorm van samenwerking door elkaar toe te staan, over en weer van de bladen gebruik te maken. ‘zo vullen wij elkanders arbeid aan: wij met ons college van maximale deskundigheid, het A.N.V. met zijn optreden naar buiten’.
Onze vaderen en voorgangers waren weleens moeilijk. In dit geval ten onrechte. De dertig jaar lange geschiedenis van Onze Taal heeft wel bewezen, dat het Genootschap een grote taak vervult, die het A.N.V. op die wijze niet zou aankunnen. En thans leven Verbond en Genootschap in de beste harmonie samen, één in hun liefde en zorg voor onze Nederlandse taal.
Dr. Veering behandelt buiten deze historie, de motieven voor taalverzorging; taalwetenschap en taalverzorging en de ordening van de technische vaktaal, dit laatste ook wel te verwachten van een man uit Delft.
Bij deze korte beschouwing over dit proefschrift moet ik het laten. Ik kan het ieder lid van ons Verbond ter lezing aanraden; het is geschreven in de levendige en prettige stijl die de lezers van ‘Onze Taal’ kennen en het zal velen in onze kring bijzonder aanspreken.
P.K.