Smit, prof. dr. H. van Breda, prof. P. Geyl, dr. J. de Quay, prof. dr. J. Rogier, prof. dr. F. van Mechelen, prof. dr. Walgrave, mr. L. Dewaide, prof. dr. Wildiers, Gerard Walschap e.a. Daarnaast waren er nog de feestpredikanten (w.o. prof. Weijers, pastoor van Dinther, dr. Walgrave, mgr. W. Bekkers); de kunstenaars uit Noord en Zuid die voorlazen uit eigen werk zoals Pieter Buckinx, Antoon Coolen, Valère Depauw, Reninca, Henriet Laurey, Walther Breedveld, Maria Rosseels.
Er werden tentoonstellingen gehouden. Het Brabantse Orkest trad verschillende malen op, hetzij in zijn geheel, hetzij met een kamerensemble en verder kwam het muzikale element tot zijn recht door het optreden van de Maastreechter Staar en verschillende andere koren, door beiaardconcerten van Staf Nees, Sjef van Balkom en Peter Maassen, het optreden van harmonies en moderne troubadours als Coby Schreier en Willem de Meijer. De openlucht-koffietafel op de Vrijthof groeide in de loop der jaren uit tot een waarachtig volksfeest, waarop vele dansgroepen, vendelzwaaiers en muzikanten uit Noord en Zuid optraden en waar burleske wagenspelen werden opgevoerd van de hand van Jan Naaijkens en door het reizend volkstheater uit Antwerpen. Een volledige opsomming van allen die hieraan meewerkten, zou leiden tot een dorre kataloog, geenszins in overeenstemming met de blije spontaneïteit van dit feest. Een bijzonder element van meer besloten karakter waren de schrijversvergaderingen onder leiding van de ‘engelbewaarders der cultuurdagen’ Emiel van Hemeldonck en Anton van Duinkerken, op welke vergaderingen menig hartig en behartenswaardig woord gesproken werd.
Het slotstuk der cultuurdagen wordt steeds gevormd door de opvoering van een openluchtspel, hetzij aan de voet van de toren, hetzij in de intieme beslotenheid van het binnenplein van het gemeentehuis. De spelen werden geschreven door Jan Naaijkens en opgevoerd door de inwoners van Hilvarenbeek, die ook de gehele entourage verzorgen. Sommige dezer spelen die hier alle in première gingen, vonden later hun weg door geheel Nederland en Vlaanderen, zodat men ook hier met recht spreken kan van een ‘uitstralingselement’.
Geeft deze wat taaie opsomming enigszins een beeld van al het vele wat op en door de cultuurdagen werd tot
stand gebracht, zij weerspiegelt geenszins de betekenis van deze dagen. Het is ook uitermate moeilijk deze in een concrete formulering samen te vatten omdat er te veel elementen in aanwezig zijn, die zich nu eenmaal niet in het strakke keurslijf der formule laten persen. Is het de botsing der meningen? Het gesprek van man-tot-man in een harmonieuse sfeer? Openen er zich nieuwe, echte of vermeende vergezichten? Is het wederzijds begrip dat men hier vinden kan? Is het de onbezorgdheid van een zomers feest? Waarschijnlijk zijn het al deze zaken tezamen, en nog méér. Dr. Haarie Kapteyns heeft het in 1951 aldus geformuleerd: ‘Allereerst moge dan geconstateerd, dat de sfeer van de Beekse dagen, in veel opzichten waardeerlijk, in ten minste één opzicht bewonderenswaardig is: om zijn openheid. Dat deze cultuurdagen buiten elke groepsvorming zijn gebleven, kan reeds een bewijs van slagen heten, maar wat nog belangrijker is: het bewijst dat er positief, hoewel misschien niet statistisch aanwijsbaar, veel gegroeid is aan vriendschap, eensgezindheid, veelzijdige waardering en begrip. En deze zaken lijken mij veel en veel belangrijker dan welk cultuurprogramma, dan welke actie ook...’
Op de hierboven beschreven bijeenkomst in Postel sprak Emiel van Hemeldonck de woorden: ‘Hier zijn de handen bij elkaar - hier moeten ze gegrepen worden’. De handen ZIJN gegrepen. Het is een stevige, oprechte handdruk geworden tussen velen uit Vlaanderen en Nederland.