| |
| |
| |
| |
De Nederlandse Cultuur en Europa
Prof. Dr. M. Lamberty
Erehoogleraar aan de Koninklijk Militaire School te Brussel
Het onderwerp
Het onderwerp dat het Bestuur van de Groot-Kempische Cultuurdagen te Hilvarenbeek ons voorlegt, bij de twintigste maal dat zij in dit gezegend oord gehouden worden, is bijzonder belangwekkend en bijzonder actueel: de Nederlandse cultuur én Europa.
Europa is een thema dat ons dagelijks in de oren klinkt. Het werpt een vraagstuk op waarvan een ieder weet dat het de toekomst van al de daarbij betrokken landen en volken raakt.
De cultuur is een ander thema. De term horen en lezen wij dagelijks nog meer dan de voorgaande. Hij roept haast even spannende zorgen op als de problemen in verband met de organisatie van ons continent.
| |
De zorg om de cultuur
De zorg om de cultuur in het raam van Europa, trad te voorschijn, zodra, na de tweede wereldoorlog, voor de eerste maal te Straatsburg, een Europese organisatie in het leven werd geroepen.
Onder de eerste en belangwekkendste initiatieven van de Raad van Europa is inderdaad te vermelden: de oprichting van het Cultureel Fonds van de Raad van Europa dat steeds levenskrachtig blijft en in samenwerking handelt met de Europese Stichting voor de Cultuur welke uit het particulier initiatief ongeveer gelijktijdig ontstond en door Z.K.H. Prins Bernhard der Nederlanden voorgezeten wordt.
Een ieder moet zich over die belangstelling verheugen. De cultuur verdient die waakzame zorg en die hoge bescherming.
Doch het onderwerp van onze cultuurdagen hier, te Hilvarenbeek, werpt een andere vraag op waar wij nog even bij stilstaan willen. Er is niet alleen sprake van de cultuur en van Europa. Er is ook sprake van de Nederlandse cultuur.
Hiermede wordt aan het begrip cultuur een belangrijk attribuut toegevoegd, namelijk de nationaliteit van de cultuur. In het raam van een internationaal begrepen cultuur, onder de stuwkracht van een stroming die gericht is op de eenheid van Europa, over alle staten heen, wordt zo dus aan de veelheid van de naties gedacht en meteen aan de veelheid van de culturen.
Is hier geen nieuwe mogelijkheid, wordt hier geen onderscheid gemaakt waardoor de opvatting van wat cultuur is nog onduidelijker wordt?
Laten we een poging wagen om de inhoud van het begrip nader te omschrijven.
| |
Inhoud van het begrip
Het ware stellig belangwekkend de ontwikkelingsgeschiedenis van de Latijnse term cultuur zelf te schetsen, alsmede die van de twee andere termen, de Nederlandse term beschaving en de van de Latijnse term civilitas welke, in het Franse taalgebied als civilisation en ook in het Engelse evenals in het Duitse taalgebied (met eigen uitspraak) veel gebruikt worden.
Het zou ons thans te ver voeren.
Wij willen ons hier beperken tot de hoofdzaak. Het is een feit dat, met vorenvermelde termen, niet altijd aan een zelfde inhoud gedacht wordt.
De voornaamste, alleszins meest representatieve betekenissen ervan, kunnen tot vijf herleid worden:
de eerste is deze die het best overeenkomt met de oorspronkelijke, figuurlijke betekenis van de termen cultuur, beschaving, civilisatie welke alle drie wijzen op verzorging, verfijning, uitwendige, ook innerlijke veredeling bij individuen en groepen; het is in dit verband dat er gewag gemaakt wordt van een beschaafd volk, een gecultiveerd man. De niet-beschaafden, niet-gecultiveerden, dus de niet-veredelden, zijn die welke deze graad van volmaaktheid, deze erende hoedanigheid, deze verrijkende eigenschap missen, waardoor zij, in de beoordeling van hun medemensen, op een lager vlak komen te staan; zij
| |
| |
kregen, in de loop der tijden, verschillende discriminerende benamingen; de Romeinen, de vaders van de term cultura, die ook reeds bij hen zijn figuurlijke betekenis verwierf, noemden hen pagani of barbari, dus plompe bewoners van achterlijke streken of wilden;
de tweede betekenis sluit onmiddellijk aan bij de voorgaande maar doelt minder op geestelijke, daarentegen meer op materiële kenmerken; het doel is meer vooruitgang, technische verbetering en doelmatige organisatie, meer efficiency dan eigenlijke veredeling; het tegenovergestelde is het achterlijke, het ondoelmatige, het niet of minder efficiënte;
de derde betekenis wijkt tamelijk af van de twee voorgaande; hier wordt op een begrensd, nauwkeurig omschreven uitzicht van de werkelijkheid gedoeld, namelijk de geestelijke prestatie en bedrijvigheid van een volk; deze opvatting van de term cultuur is het die wij vooral op het oog hebben wanneer wij gewag maken van de Franse cultuur, de Duitse cultuur, de Nederlandse cultuur, enz.; de grenzen van de hier bedoelde cultuur vallen niet noodzakelijk samen met geografische of politieke grenzen, wel echter met een bepaalde inhoud en een bepaalde uitdrukkingswijze waarbij de taal een doorgaans overwegend aandeel heeft; in dit raam zijn er verschillende culturen, ongeveer zoveel als er talen zijn; de inhoud van deze verschillende culturen is voor een aanzienlijk deel overal dezelfde: een Shakespeare, een Goethe, een Hegel, een Kant, maken deel uit van iedere cultuur, hoezeer deze ook nationaal be-grensd wordt; dat universeel gemeengoed neemt plaats naast de eigen aanbreng van ieder volk; maar alles wordt vertolkt in de eigen taal van ieder volk; daarom worden zo vaak de taal en de cultuur samen genoemd en wordt aldus de taal als een bestanddeel en zelfs als een bepalend kenmerk van de cultuur beschouwd; niet ten onrechte immers; wanneer Shakespeares Hamlet te Parijs in het Frans, te Brussel of in Den Haag in het Nederlands, te Berlijn in het Duits wordt opgevoerd, dan zal niemand in die verschillende hoofdsteden gewag maken van de Britse cultuur, wel van een uiting van Nederlandse, Duitse of Franse cultuur;
de vierde betekenis van de term cultuur wijkt dan weer op merkelijke wijze af van de drie voorgaande; wanneer wij gewag maken van de Westerse cultuur, dan denken wij niet aan die uitzichten waarop wij in de derde, en ook in de eerste en tweede betekenis gedoeld hebben; het gaat hier niet om één natie, maar om een groep van naties; van een taalgemeenschap is geen sprake. Wat hier wel gemeenschappelijk genoemd kan worden en doorgaans als dusdanig wordt aangevoerd, is een achtergrond van christelijke en humanistische tradities; met die achtergrond verband houdend is een bepaalde opvatting van het staatsbestel aan te wijzen, welke in het Westen, principieel gegrondvest is op geestelijke vrijheid en meteen op de democratische beginselen; waartegenover dan een andere opvatting gesteld wordt die zich van vorenvermelde onderscheidt doordat zij niet de geestelijke vrijheid en meteen de politieke vrijheid tot richtsnoer neemt, meteen niet een democratisch, maar een autocratisch bewind in het leven roept, een bewind dat aan een kleine groep alle rechten verleent en de andersdenkenden ieder recht ontzegt;
nog veel meer wijkt de vijfde betekenis van de cultuur van al de voorgaande af; de hier bedoelde opvatting van de cultuur werd rechtstreeks beïnvloed door de ethnologen en sociologen; de cultuur omvat hier ongeveer zoveel als de gehele maatschappij; zij is ongeveer wat de Amerikanen de way of life noemen; het is veel meer en wat anders dan wat in de voorgaande betekenissen van de term cultuur wordt opgevangen; hier wordt vooral nadruk gelegd op de typische trekken van een maatschappij, waardoor deze zich onderscheidt van de andere, trekken die tot uiting komen in haar tradities, zeden, gewoonten, in haar geestesleven, in haar politieke, sociale en economische structuur, in haar instellingen, haar wetboeken, haar tempels en woningen, haar gebruiksvoorwerpen, haar levenswijze, enz.
| |
Het ene in het vele
Hoezeer uiteenlopend de inhoud is die aan de term cultuur in de zoëven aangehaalde vijf betekenissen toegewezen wordt, toch is er een gemeenschappelijk kenmerk te ontwaren.
In ieder uitzicht van het cultuurverschijnsel komt een wezenskenmerk te voorschijn: het gaat telkens om een inhoud waarbij een zelfde, een dubbele psychologische houding tot uiting komt: er wordt telkens een Ja voor het ene en een Neen voor het andere uitgesproken; er wordt iets gewild en iets geweerd; er wordt iets verkozen en iets afgewezen; er wordt aan het ene meer waarde toegewezen dan aan het andere.
Dat het telkens gaat om iets dat gewaardeerd wordt, iets dat het begeren waard is, iets dat beter is dan het andere, iets dat een vooruitgang betekent tegenover het andere, iets dat een hogere trap bereikt in de verwezenlijking van het Zijn en gepaard gaat met een daarbij behorende waardebeleving, komt duidelijk te voorschijn in de eerste en de tweede van de vorenvermelde betekenissen van de term, waar cultuur samenvalt hetzij met een hogere graad van veredeling of een hogere graad van efficiency..
In de derde betekenis waar de inhoud van de cultuur samenvalt met de intellectuele prestaties en bedrijvigheid van een volk, gaat het insgelijks om waardeoordelen, om de erkenning van waarden. Dat is niet alleen te merken aan de toewijding van hen die bij de intellectuele prestaties en bedrijvigheid betrokken zijn. Dat komt nog duidelijker tot uiting aan de hand van een afdoend criterium; niet al wat gesproken of geschreven, geschilderd, gecomponeerd of gebouwd wordt binnen een bepaalde cultuurkring, wordt vanzelf tot de rang van cultuurwaarde verheven. Slechts een heel klein deel daarvan wordt vereerd met de opneming of vermelding in de encyclopedieën, in de literatuur- en muziekgeschiedenis,
| |
| |
in de musea en academieën. Nog een kleiner deel van al de culturele prestaties wordt als a joy for ever, als een blijvende nooit verouderende glorie vereeuwigd.
In de vorenvermelde vierde betekenis van de term hebben wij reeds de beide mogelijkheden van de keuze aangewezen: het pluralistische, democratische systeem krijgt de voorkeur, het absolutistische, autocratische systeem wordt afgewezen, omdat het Westen, langs de wegen van een oude dubbele traditie van christendom en humanisme, zich niet verenigen kan met een staatsbestel dat niet op de grondslag van de geestelijke vrijheid gevestigd is. Het waardeert het eigen systeem, aan de hand van die norm, het wijst het andere af aan de hand van dezelfde norm.
Is het moeilijker de axiologische factor, namelijk de waarde-oordelen te ontwaren in de vorenvermelde vijfde betekenis van de term, waar de cultuur zo ruim wordt opgevat dat zij ongeveer samenvalt met de maatschappij? Toch niet! Een maatschappij is immers in zeer ruime mate het werk van hen die er deel van uitmaken en privaatrechtelijke instellingen, de zeden en gewoonten, ook het economisch regime, zijn in ruime mate de weerspiegeling van het oordeel, de voorkeur, de wil en het streven van de mensen zelve, althans van de toonaangevende groepen. Zijn er in de levenswijze van de volksgroep typische kenmerken, eigen trekken die de ene groep onderscheiden van de andere, dan zijn die het resultaat van de menselijke keuze en wil, van een menselijk Ja of Neen, inzover als zij niet door de natuur opgedrongen worden.
| |
Cultuur en beschaving
Sommige auteurs, vooral in Duitsland, hebben een onderscheid gemaakt tussen cultuur en civilisatie, cultuur en beschaving, cultuurwaarden en beschavingswaarden.
Het komt in hoofdzaak hierop neer: de cultuurwaarden zijn deze waarden die uit eigen innerlijke rijkdom en scheppingskracht van een nationale gemeenschap ontstaan. De beschavingswaarden daarentegen zijn van cosmopolitische aard: zij zijn een internationaal gemeengoed dat van alle volken en alle tijden komt, bij alle volken ingang vindt als het door alle volken bruikbaar wordt geacht. De cultuurwaarden berusten op oorspronkelijke schepping, de beschavingswaarden op nabootsing van het eens geschapene.
In elk geval gaat het om het scheppen of het nabootsen van wat waardevol wordt geacht. Cultuurwaarden en beschavingswaarden vinden zonder moeite haar plaats in de verschillende vorenaangehaalde vijf representatieve betekenissen van de term cultuur. Het onderscheid, door vorenbedoelde auteurs gemaakt, raakt niet het wezenskenmerk dat eigen is aan alle waarden maar veeleer haar oorsprong.
| |
Vier vaststellingen
Bij het overzicht van vorenvermelde verschillende betekenissen van de term cultuur, hebben wij een eerste belangrijke vaststelling kunnen doen, namelijk dat, bij ieder uitzicht van de cultuur, hoe afwijkend soms ook het ene van het andere is, wij steeds voor een of meer waarden komen te staan.
Er is een tweede belangrijke vaststelling te doen: bij ieder uitzicht van de cultuur hebben wij met een verschijnsel te maken dat zich in de maatschappij voordoet. Telkens staan wij voor een particulier uitzicht in het bestaan van een gemeenschap. Het cultuurverschijnsel, met al wat het inhoudt, is een sociologisch verschijnsel. Het maakt deel uit van het studieobject van de sociologie.
Bij het onderzoek van de feiten kan een derde niet minder belangrijke vaststelling worden gedaan. Zij geldt de wisselwerking van alle levensuitingen in de schoot van een gemeenschap en namelijk ook van de culturele levensuitingen. Er wordt algemeen aanvaard dat de kunst de spiegel is van een tijd en een maatschappij. Spengler breidde de stelling uit tot de politiek, de filosofie en zelfs de natuurwetenschappen, wat hem bracht tot de voorstelling van een organische groei en een cyclisch verloop van iedere cultuur. Zonder ons thans op dat gebied te begeven, kunnen wij wel in de dagelijkse werkelijkheid nagaan dat, in een zelfde maatschappij, de inhoud die wij aan de cultuur toegewezen hebben in de eerste vorenbedoelde betekenis niet gescheiden en afgezonderd kan bestaan naast al wat in de overige betekenissen bedoeld wordt. De opvatting van wat als veredeld of volmaakt te beschouwen is, evenals al wat tot de levenswijze behoort, de materiële uitrusting, de bestaande instellingen, kortom alle waarde-oordelen, de heersende stromingen en de algemene oriëntatie, zijn haast van elkaar niet te scheiden. Ze komen sprekend tot uiting in de literaire werken.
De verbondenheid van de verschillende bestanddelen en uitzichten van een cultuur is zo groot, dat iedere cultuur haast door een ziel bewogen wordt. Deze even innerlijke als uitwendige stuwkracht die uit imponderabilia bestaat en nauwelijks met woorden te vertolken is, blijkt zulke realiteit te zijn dat zij ook menige vreemde buitenlandse aanbreng kan opnemen en verwerken. Sommige centra staan door hun assimilatievermogen van ouds bekend als onweerstaanbare culturele smeltkroezen. Men denke even aan grote steden als Antwerpen en Amsterdam in ons taalgebied, als Wenen en Parijs in het buitenland.
Er wacht ons tenslotte een laatste belangrijke vaststelling: zij geldt het feit dat in de gehele ontwikkeling van
| |
| |
het cultuurverschijnsel, er een factor is die er nooit ontbreekt en een volstrekt beslissende rol vervult, namelijk de psychologische factor. Het cultuurverschijnsel is niet denkbaar zonder in verband te worden gebracht met een psychologisch proces, de actieve rol van de menselijke geest, hij is het immers die de waarden onderscheidt en erkent, schift en ordent, tot richtsnoer kiest en in stand houdt. Zijn oordeel en zijn voorkeur beheersen het bestaan en de bestemming van het axiologisch systeem, de waardenschaal.
| |
Cultuur en natuur
Wij hebben daareven terloops gewag gemaakt van de Natuur in verband met de uitingen van de Cultuur. Hierover is wat meer te zeggen dat precies de betekenis van de psychologische factor namelijk de psychische eigenschappen van de mens, de menselijke geest, in het licht stelt.
Door een grondge studie, waarmee de namen van Dilthey, Windelband en Rickert nauw verbonden blijven, werden in het laatste deel van de verleden eeuw, in Duitsland, de samenhang en het onderscheid, het gebied en de methodes, alsmede de onderlinge verhouding van de verschillende wetenschappen in een nieuw perspectief gezien dat bijzonder vruchtbaar zou blijken te zijn.
Dat perspectief ging nader in op de verhouding geest-cultuur-natuur.
Om het onderscheid en tevens de wisselwerking tussen beide werelden, die van de cultuur (d.w.z. van de menselijke geest) en die van de natuur te verduidelijken, kan men het herleiden tot het volgende schema:
Cultuur is dat wat door de menselijke geest aan de natuur opgelegd of opgedrongen wordt, aan de hand van een vooraf door hem erkende waardenschaal;
Natuur is daarentegen al datgene wat behoort tot het fysisch en chemisch milieu van de mens en zich aan zijn geest als hulpmiddel of tegenstand voordoet.
De Natuur is het rijk van de strakke, mechanisch en automatisch gedetermineerde oorzaken en gevolgen.
De Cultuur is het rijk van de vrije beoordeling, van de vrij gekozen doeleinden en de vrije wilsbeschikking. De houding van de mens kan een Ja of een Neen, een instemming of een verzet zijn. Bergen, stromen, bomen, dieren, hemellichamen werden door hem als goden of als verblijfplaats van goden vereerd. Vele denkers hebben de Natuur tot leermeester verheven en bij haar hun wijsheid en hun voorbeelden gezocht.
Of de mens nu de Natuur vereert of negeert, haar mogelijkheden gebruikt of strijd voert tegen haar, hij volgt ten slotte steeds zijn eigen beoordelingen en overwegingen, zijn eigen ervaringen en bevindingen, de wegen van zijn dromen en van zijn scheppingskracht.
Op deze achtergrond gezien, is de Cultuur de som van al wat de menselijke geest naar eigen inzicht tot stand gebracht heeft of wil verwezenlijken, mét, zónder of tégen de Natuur in.
| |
Kunst, cultuur, natuur
Onder de verschillende uitingen van de cultuur is er een die vaak ten onrechte vereenzelvigd wordt met de cultuur en alleszins bij velen de eerste rang bekleedt, namelijk de Kunst.
Welnu, de Kunst stelt bijzonder duidelijk in het licht wat de Cultuur onderscheidt van de Natuur.
Reeds de etymologie van de term wijst op het doorslaggevend aandeel van de menselijke wil: de kunst is het resultaat van het kunnen. Aan de kunstenaar, die in vroegere eeuwen, tot de stand van de ambachtslieden, meteen tot die van de handwerkers behoorde, wordt een kunde of kundigheid, een bekwaamheid of vaardigheid toegeschreven, een vermogen om iets te maken dat zonder dit vermogen of die kunde niet tot stand zou komen. Of de kunst de natuur nabootst of er zich van afwendt; of zij ‘abstract’ of ‘figuratief’ te werk gaat en leidt tot een voorstelling die wij nadien ‘mooi’ of ‘lelijk’, aantrekkelijk of afstotend zullen heten (want de Kunst en het Schone zijn geen synoniemen), zij blijft, in haar oorsprong en verwezenlijking, steeds een al of niet geslaagde uiting van de menselijke wil, een eigenmachtig ingrijpen van het menselijke oordelen, een naar eigen inzicht en eigen voorkeur gerichte daad en daardoor, in haar finale uitslag, een individuele schepping. Zij is, ten overstaan van de Natuur, niet het werk van een Dienaar, maar dat van een Meester.
Doch de Cultuur omvat meer dan alleen maar de Kunst.
| |
Cultuur en maatschappij
Sedert Lotze, ongeveer een eeuw geleden, de term waarde in de filosofie opnam, heeft het begrip een belangrijke plaats in dit vak verworven. De trias, waartoe vroeger het gebied van de waarden beperkt was, het Ware, het Goede en het Schone, werd verruimd. Er zijn vele waarden, geestelijke en stoffelijke, intellectuele, ethische, esthetische, naast utilitaire, economische, technische, ook biologische waarden.
Al deze waarden kunnen een stuwkracht worden van zodra zij plaats nemen in ons bewustzijn en wij er stelling tegenover nemen.
Het erkende axiologische systeem, m.a.w. de aangenomen waardenschaal, moge aan de stoffelijke goederen een zeer of minder belangrijke plaats inruimen naast de gees- | |
| |
telijke goederen, de doorslaggevende factor blijft een psychische factor. De inhoud van een cultuur is de weerspiegeling van een psychologisch proces waarbij al de momenten van het psychisch leven betrokken zijn: van de waarneming tot het gevoel, van het denken, het oordelen en het kiezen tot het willen en handelen.
De geestelijke waarden onderscheiden zich, door haar object, van de stoffelijke waarden. Maar de gehele waardenschaal, het gehele axiologische systeem wordt, in zijn richting en zijn rangorde, bepaald door de menselijke geest, door de psychische mens.
Een axiologisch systeem, een waarden-systeem, geeft een zin aan het bestaan, wijst een doel aan en bezorgt een richting aan het streven zowel van de enkeling als van de min of meer ruime groep waarin hij zich beweegt.
Op die grondslag wordt het staatsbestel opgebouwd, worden het publiekrecht, het privaatrecht, het strafrecht en alle daarbij horende normen vastgelegd.
In dit raam vinden de burgers, leden van de gemeenschap, de omschrijving van hun geestelijke en stoffelijke belangen en de regeerders het richtsnoer van hun beleid. Karel Marx heeft betoogd en het wordt door zijn aanhangers nog dagelijks herhaald, dat een maatschappij het produkt is van een economisch systeem en dat een omkeer in het economisch systeem vanzelf een omkeer in het maatschappelijk systeem teweegbrengt.
De geschiedenis bevestigt deze stelling niet. Zij bevestigt echter wel, en zulks in haar ganse verloop, dat de meest beslissende momenten die de inleiding werden tot fundamentele wijzigingen, momenten zijn geweest in de geestelijke ontwikkeling.
De doorbraak van het Christendom in Europa, van uit Rome en Byzantium, was een gebeurtenis die niets te maken had met het economisch regime en nochtans de ontwikkeling van al de volgende eeuwen zou beheersen. De scheuring van de godsdienstige eenheid in West-Europa, in de 16de eeuw, was een andere gebeurtenis, die niets te maken had met het economisch regime, maar ruimte en mogelijkheden verschafte aan stromingen waaruit, in de 18de eeuw, de hedendaagse democratie zou ontstaan, met al wat daarop zou volgen in de 19de en ook nog in de 20ste eeuw.
De economische regimes ondergaan zelve wat door de axiologische systemen bevolen wordt. En deze systemen worden bepaald door de ontwikkeling van het menselijke denken.
Zo wordt nog eens van uit deze gezichtshoek duidelijk belicht, niet alleen de hoge adel van het cultuurverschijnsel in de samenhang van de maatschappij, maar ook wat een cultuur, als axiologisch systeem, voor een maatschappij, inzonderheid voor een volksgemeenschap, inhoudt en betekent.
Komt het axiologisch systeem in het gedrang, worden nihilistische stromingen merkbaar, met haar begeleidende, onrustwekkende reeks van schandalen en misdrijven, dan is de ontbinding van de groep in het verschiet, dan is de ondergang nabij.
| |
De Nederlandse cultuur en Europa
Houdt men dit alles in het oog, dan is het klaar dat de vraag naar de positie van de Nederlandse cultuur in het raam van een verenigd Europa, er een is van kapitale aard. De Nederlandse cultuur, dat is de som van al datgene waaraan wij gehecht zijn omdat wij het als waardevol beschouwen. Dat is ook de Nederlandse taal, de taal die dient om een naam te geven aan dat wat wij waardevol achten. Zij is geen Duits en geen Engels. Zij is, hoezeer verwant met de overige Indo-Germaanse talen, iets eigens, de schepping naar eigen aanvoeling en inzicht van de bewoners der Lage Landen, Vlamingen, Brabanders, Limburgers, Hollanders. Zij heeft allen bijgestaan en begeleid in hun streven om hun culturwaarden te bevestigen en te beveiligen. Haar waardigheid miskennen ware de waardigheid in het gedrang brengen van hen die haar in het leven riepen en steeds als het eerste en het beste communicatiemiddel in onze gewesten in ere houden.
Het is dan ook vanzelfsprekend dat niet om het even welke toekomstige structuur van Europa de betrokken volken voldoening geven kan.
Het eerste gebod van een verenigd Europa waarvan niemand thans met zekerheid kan zeggen hoe, wanneer en of het ten slotte tot stand kan komen, is zorg te dragen voor de bestaansmogelijkheden en de gaafheid van het cultuurleven in ieder deel van het omvattende raam waarvan de Europeanisten dromen.
Het is moeilijk de eenheid te verwezenlijken op economisch gebied en de vele, vaak uiteenlopende, vaak tegenstrijdige belangen voldoening te geven.
Het is nog moeilijker de eenheid op politiek gebied te bereiken omdat daarin al meer besloten ligt dan in het ingewikkelde economisch leven: namelijk de verzaking van het soevereiniteitsrecht, het recht dat van geen enkel ander afhankelijk is, het hoogste recht.
Het zal misschien makkelijker zijn de verschillende culturen in haar bestaan en ontwikkeling veilig te stellen, op één voorwaarde echter: dat de regeringen die over de eenmaking van Europa zullen te beslissen hebben een duidelijke voorstelling voor ogen houden van wat cultuur is voor ieder volk.
In hun verdienstelijke ijver om de Europese eenheid tot stand te brengen hebben sommige woordvoerders reeds gewag gemaakt van de ‘culturele integratie van Europa’. Het was voor vele belangstellenden een oprecht genoegen Z.K.H. Prins Bernhard daartegen stelling te zien nemen, in de voordracht die hij op 22 april l.l. in Brussel hield. Hij zei onder meer, volgens het verslag in de bladen, dat hij niet inzag wat bedoeld kan worden met een ‘culturele integratie van Europa’. En hij vervolgde zijn betoog met de overweging dat het Europese cultuurleven zijn rijkdom te danken heeft aan zijn verscheidenheid, aan de eigen glans van ieder onderdeel in het prachtige mozaïek.
Woorden die stellig naar het hart zijn gegaan van allen die zich rekenschap geven van al wat bij het cultuurleven
| |
| |
betrokken is! Sterkende inzichten voor hen die beseffen dat een verenigd Europa waar, uit naam van integratie, een poging zou worden gedaan om het cultuurleven, met al wat het omvat, in Europa gelijk te schakelen, slechts een ramp zou kunnen worden.
Zulke gelijkschakeling immers zou niet alleen uitlopen op de door Hendrik de Man met zo veel klem aangeklaagde ‘massificatie’, waarbij het niet meer op qualiteit maar op quantiteit zou aankomen. Zij zou de verdwijning van vele oorspronkelijke levensuitingen veroorzaken. Zij zou Europa geestelijk vervlakken en verarmen. Zij zou, wegens de diepere psychologische ondergrond van al wat bij het cultuurleven behoort, een verkrachting betekenen van het eigen geestesleven in alle betrokken landen.
Er zijn volken in Europa die zulks bijzonder goed en bij ervaring leerden beseffen. Bij deze volken behoort het zuidelijk deel van de Nederlandse stam, het Belgische, het Vlaamse deel. Met de verhoudingen die ontstaan waren bij de oprichting van het Belgisch Koninkrijk in 1830, was de gehele opslorping van dit deel van de Nederlandse stam door de Franse cultuurkring niet denkbeeldig. Zo het anders werd, zo het Vlaamse volk zichzelf kon blijven, zijn bestaan als volk met eigen taal en eigen cultuurleven kon bevestigen eerst, en vervolgens, beveiligen, dan was zulks te danken aan een kleine groep van intellectuelen bij wie men niet altijd weet wat het meeste te bewonderen is, hun moed en volharding of hun scherpzinnigheid en hun toewijding.
Zij, die zichzelf Vlaamsgezinden noemden en de stroming in het leven riepen die de Vlaamse beweging werd genoemd, waren de eersten in België die beseften wat het nabije en het verre gevolg moest zijn van de verdringing en uitschakeling van de eigen taal, voor het cultuurleven van het volk.
Zij beseften dat de aanslag op de waardigheid van de volkstaal ook een aanslag was op de waardigheid van het volk dat in die taal zijn meest geschikt, vaak zijn enig communicatiemiddel ter beschikking had. Zij beseften dat de onderdrukking van de volkstaal de overgrote meerderheid van de Vlamingen die noch de gelegenheid noch de mogelijkheid zouden hebben zich de Franse taal eigen te maken en in de Franse cultuurkring op te gaan, geestelijk zou verminken, zelfs ieder cultuurleven zou ontzeggen en ook op elk ander gebied van het volksleven tot een minderwaardige positie zou doemen.
In honderd jaar tijds is er veel veranderd in België, precies door de stuwkracht die van de Vlaamse beweging uitging. Thans zijn er ongeveer zoveel vlaamsgezinden als er Vlamingen zijn in België.
Wie nader wil nagaan wat er zou gebeuren in Europa zo er slechts een poging moest aangevat worden om de zogenaamde culturele integratie van Europa door te voeren, op het gehele gebied van de cultuur, wat ook het voornaamste communicatiemiddel ervan omvat, namelijk de taal, kan te rade gaan bij de Vlaamse deskundigen.
De tegenstellingen en spanningen in het Europese raam zouden ongetwijfeld nog scherper worden dan zij reeds zijn in België.
In plaats van de eenheid te bevorderen en te bewerkstelligen, zou men een hopeloze verdeeldheid uitlokken, een strijd van allen tegen allen, waarbij zelfs het reeds bereikte op economisch gebied in gevaar zou gebracht worden. Van de Fransen zal men geen Duitsers, van de Duitsers geen Fransen, van geen van beiden Britten of Russen maken...
Er zal nooit sprake van zijn. Ook de naar het getal zwakkere groepen die het eerst bedreigd zouden zijn, schijnen zich niet voor te bereiden op hun verdwijning. Integendeel! Er ontstaan moeilijkheden inzake taal en cultuur, zelfs in gewesten waar men kon aannemen dat zij niet denkbaar waren, zoals in sommige Zwitserse kantons. Zelfs uit Sowjet-Rusland, waar de constitutie ruimte verschaft aan de verschillende ethnische groepen en waar in ieder deel van de Unie dezelfde ene partij aan het bewind is, verneemt men nu en dan klacht over ‘nationalistische drijverijen’ en krijgen wij berichten die aantonen dat de verschillende ethnische groepen zichzelf willen blijven en niet denken aan verdwijning...
Om een andere reden nog is er geen aanleiding om de toekomst bijzonder pessimistisch in te zien, althans in de West-Europese ruimte.
Het meest typische kenmerk van de Westerse levenshouding, die wij Westerse cultuur noemen, is dat zij een pluralistische levenshouding is. Het politieke, het confessionele, meteen het culturele absolutisme zijn verdwenen uit de Westerse maatschappij. Sedert het einde van de 18de eeuw is de ontwikkeling de pluralistische richting uitgegaan.
De pluraliteit is een feit. Het pluralisme is een houding, een keuze. Het omvat de aanvaarding van het recht op bestaan, op eerbiediging, ten slotte op bescherming van al de bestanddelen die tezamen de maatschappelijke werkelijkheid uitmaken. Het wil de veelvuldigheid meteen de verscheidenheid vrijwaren binnen de perken van een enkelvoudige structuur. Het ene mèt het vele is de wenk en zou de leus van het pluralisme kunnen zijn.
Dat is de wijsheid die in de Westerse levenshouding besloten ligt en die het democratische staatsbestel in het leven roept. De democratie is inderdaad de vertolking van het pluralisme op politiek gebied.
Het is niet te voorzien dat het Westen zichzelf zou verloochenen, wanneer het er op aankomt, hier, in West-Europa, het vele met het ene te verenigen.
Zo wij, vrienden van een verenigd Europa en tevens verdedigers van de Nederlandse cultuur, de toekomst waakzaam in het oog moeten houden, dan mogen wij toch, om al die redenen, deze toekomst met enig vertrouwen tegemoet gaan.
Op één voorwaarde nochtans, namelijk, dat bij de verschillende takken van de Nederlandse stam, de wil en het streven blijven bestaan om het eigen wezen, vertolkt door de eigen taal en cultuur, gaaf en levenskrachtig te houden! |
|