Neerlandia. Jaargang 70
(1966)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 80]
| |
Culturele integratie van Radio en TelevisieSamenwerking B.R.T.-Nederland nam toe in 1965-1966Men kan rustig stellen dat televisie en radio in 1965-'66 aardig wat bijgedragen hebben tot de kulturele integratie van het Noord- en Zuidnederlandse taalgebied. De programma's ‘Interland’ werden niet alleen druk besproken, ze waren bovendien vaak voorpaginanieuws in de kranten. De burgemeesters van alle mededingende steden waren het er over eens dat niet alleen de deelnemers aan de wedstrijd, maar praktisch alle inwoners ineens interesse kregen voor een stad waarvan ze vroeger zelfs de naam nooit gehoord hadden. Er werden afspraken gemaakt om vaker bij elkaar op bezoek te komen en vele mensen ontdekten ineens dat men ook in het Nederlandse taalgebied afstanden van om en bij de 400 km kan afleggen. Er was slechts één wanklank in het ganse programma en dit betrof het stadsbestuur van de stad Halle (Brabant). In Halle meende de burgemeester vermoedelijk dat samenwerking met Nederland bepaald extremistisch aandeed en hij stelde dan ook de eis dat Halle in zijn Raad van Wijzen inwoners uit een Franse stad zou mogen opnemen waarmee Halle sinds jaren op niet extremistische wijze verbroedert. We zouden het intermezzo zonder belang kunnen noemen als er niet tevens uit zou blijken hoe ontstellend zwak de samenwerking tussen Nederlandse en Vlaamse steden nog steeds is. Hoeveel Vlaamse steden zouden een uitwisselingsakkoord hebben met een Nederlandse stad zoals zij dit wel vaak met een Franse stad hebben? Naar wij hopen komt daar via de televisie nu verbetering in. ‘Interland’ is overigens niet het enige winstpunt. Een van de prettigste coprodukties op de radio zijn op dit ogenblik die van de radio-schoolkoren. Belgische schoolkoren komen naar Hilversum waar opnamen gemaakt worden en vica-versa. Deze uitwisseling brengt de jongeren van de beide landen weer dichter bij elkaar. Een van de meest verheugende verschijnselen van de laatste jaren betreft het feit dat de uitwisseling niet langer één richting uitgaat - van Nederland naar België, zoals dat tot vóór enkele jaren bijna uitsluitend het geval was - maar dat de radio- en televisiewegen tussen de twee landen nu ook tweerichtingsverkeer toestaan. De uitwisseling van programma's is toegenomen, terwijl vooral ook de gezamenlijke produktie van programma's - de zogenaamde coprodukties van B.R.T. en Nederlandse omroep - een belangrijke stijging heeft ondergaan. De heer J. De Laet, permanent vertegenwoordiger van de B.R.T. bij de Nederlandse Radio en Televisie, verstrekte hierover onlangs een paar inlichtingen. Voor wat de televisie betreft is er in de programmauitwisseling tussen B.R.T. en Nederlandse Omroep momenteel van een zekere evenwichtstoestand sprake. Een paar jaar geleden lag die situatie nog heel anders. In 1963 nam de B.R.T. van Nederland 99 programma's over met een totale tijdsduur van 95 uur. Nederland consumeerde echter slechts 25 Belgische programma's met een tijdsduur van 20,5 uur. In 1964 onderging het aantal programma's dat België van Nederland overnam een geringe daling. Nederland ‘importeerde’ toen echter één keer zoveel als het jaar daarvoor. De Nederlandse omroep nam 59 programma's over met een tijdsduur van 47,5 uur. Deze gunstige ontwikkeling heeft zich ook vorig jaar voortgezet. Nederland nam toen drie keer zoveel programma's over van de B.R.T. als in 1963. De B.R.T. stuurde 73 programma's naar Nederland met een tijdsduur van 56,5 uur. Naar België gingen in dat jaar 102 programma's met een totale tijdsduur van 103 uur. Dit betekent dat de B.R.T. twee weken lang zonder onderbreking een Nederlands programma zou kunnen brengen, indien alle produkties achter elkaar op het scherm zouden worden gebracht. Vooral ook de coprodukties van B.R.T. en Nederlandse Omroep zijn belangrijk toegenomen. Werden er een aantal jaren geleden nog slechts een of twee coprodukties per jaar gemaakt, in 1965 kwam men reeds tot 21 gezamenlijke programma's. Een eerste proeve van samenwerking werd genomen met de produktie van ‘Erasmus’, daarna is de gezamenlijke produktie steeds toegenomen. De B.R.T. werkte bijvoorbeeld samen met de K.R.O. voor de documentaire over Spitsbergen, een produktie die historisch gezien ook voor Nederland van belang mocht worden geacht, met de VARA samen tekende de B.R.T. voor de Maigret-serie en met de N.C.R.V. kwam men tot een gezamenlijke produktie van toneelstukken. Binnenkort brengen N.C.R.V. en B.R.T. ‘Lucifer’ op het scherm, terwijl in coproduktie met de VARA ‘Die Ermittlung’ op het programma staat. Twee van de vier t.v.-spelen, die in België worden uitgezonden, zijn Nederlandse toneelprodukties. Omgekeerd neemt Nederland weinig toneel over van de B.R.T. De Nederlandse toneelprodukties spelen binnen het vlak van de cultuur-politiek een belangrijke rol. Beslist niet alle Vlamingen hebben echter direct plezier van deze produkties. Het publiek, dat nog geen theatercultuur heeft, mist veel, mede ook door het taalgebruik. Het overzicht is verre van volledig. We zouden kunnen wijzen op de coproduktie bij reportages over belangrijke sportgebeurtenissen in het buitenland en op de gemeenschappelijke correspondenten of verslaggevers op internationale bijeenkomsten en congressenGa naar eind1). | |
[pagina 81]
| |
Uit een en ander blijkt dan toch wel voldoende dat radio en televisie van beide landen elkaar eindelijk gevonden hebben. Dat wil niet zeggen dat wij nu geen wensen meer hebben. Zo zouden wij wel graag een grotere uitwisseling op het vlak van het personeel zien tot stand komen, we zouden ook nog heel wat meer gezamenlijke programma's willen gerealiseerd zien. En dan denken we o.m. aan het volgende. De B.R.T. Schoolradio gaf dit jaar een reeks filmstrips over aardrijkskunde en geschiedenis uit. Er werd hierbij een ernstige poging gedaan om het kultuurbezit van de ganse Nederlanden bij de uitzending te betrekken. Voor bepaalde reeksen werd de helft van de opnamen zelfs in Nederland verricht. Er werden meubels en interieurs gefotografeerd in het Rijksmuseum en in het Stedelijk Museum van Amsterdam en Edam. Er werden opnamen gemaakt in het Openluchtmuseum te Arnhem en in Amsterdam kwam een boeiende reportage over de grachtenhuizen tot stand waarbij een paar net gerestaureerde interieurs betrokken werden die nog in geen enkele Nederlandse verzameling voorkomenGa naar eind2). Een goed punt voor de B.R.T. dus. Maar waarom werd niet getracht de reeks ook in Nederlandse scholen bekendheid te verlenen? Het initiatief zou er niet alleen financieel sterker door worden doch de Nederlandse leerlingen zouden via de foto's met de kultuur in Vlaanderen beter vertrouwd geraken en het kultureel toerisme zou er ongetwijfeld baat bij vinden. Zo zijn er verscheidene zaken die met wat goede wil tot nog inniger samenwerking zouden kunnen leiden. Het volgende nog: waarom houdt de weersvoorspelling op radio en televisie zich nog steeds angstvallig aan de landsgrenzen? Het weertype wordt toch door de rijksgrens niet beïnvloed? En hoe praktisch voor de vakantiegangers en zakenlui als er door de weerman in België even een tipje wordt opgelicht van de (regen)sluier die Nederland verdoezelt. En dat de zon niet altijd schijnt in Antwerpen en Brussel, dat mag men in Den Haag toch ook wel weten. Kleinigheden? Allicht. Maar is het via duizenden kleinigheden niet dat de integratie moet groeien en tot stand komen? Als wij met dit korte artikel daar weer enigszins toe bijgedragen mochten hebben zouden wij ons alvast rijkelijk beloond voelen. L.U. |
|