Hebt U, Mijnheer de Rector, nog andere bezwaren tegen de spreiding van het universitair onderwijs?
Tot op heden niet, maar dat kan komen. Ik bedoel nl. het volgende. Wanneer de universitaire expansie, gepaard gaande met universitaire decentralisatie, zich té vlug zou ontwikkelen, bestaat er een grote kans, dat er een tekort komt aan een degelijk onderwijzend en wetenschappelijk personeel. Thans hebben wij voor onze Antwerpse universiteiten nog een degelijk professorencorps gevonden, maar ik geloof dat wij hiermede voor verscheidene jaren de room van de melk hebben gesnoept.
U hebt zelf reeds gezegd, Mijnheer de Rector, dat de decentralisatie wel een positieve factor is voor de democratisering van het hoger onderwijs. Vreest U niet dat deze democratisering het peil van de universiteiten naar omlaag zal halen?
Hier moet ik vooraf wijzen op het feit, dat het middelbaar onderwijs zijn finaliteiten heeft verloren. Met een diploma M.O. kon men vroeger een degelijke plaats vinden in de Maatschappij. Thans heeft het diploma M.O. zijn waarde verloren en moet men, voor het bekleden van allerlei maatschappelijke funkties, steeds meer een universitair diploma bezitten.
De finaliteit werd aldus verlegd van het Middelbaar Onderwijs naar het Hoger Onderwijs.
Dit kan men wellicht beschouwen als een degradatie van het Hoger Onderwijs, in die zin dat de universiteit meer en meer een centrum is geworden voor het verwerven van een praktisch diploma, terwijl de universiteit vroeger op de eerste plaats een centrum voor wetenschappelijke vorsing was. Dit belet echter niet dat de universiteit thans, naast het afleveren van diploma's ook het wetenschappelijk onderzoek blijft verzekeren.
Het grote aantal studenten kan voor de zuivere wetenschappelijke vorming weliswaar een ballast betekenen, maar anderzijds biedt het grote aantal studenten wel het voordeel dat men thans uit een veel ruimer publiek dan vroeger wetenschappelijke krachten kan recruteren.
Mijnheer de Rector, U zijt zelf professor geweest aan de Universiteit te Gent. Heeft men het U te Gent niet kwalijk genomen, dat U de promotor en de motor zijt geworden van een concurrerende staatsuniversiteit te Anwerpen?
Indien er personen zijn die mij dit zouden kwalijk nemen, meen ik dat zij ongelijk hebben. Antwerpen mag geen doorn zijn in het oog van Gent. Integendeel. De Antwerpse Universiteit, zoals zij thans bestaat, is voor een zeer groot gedeelte de vrucht van de universiteit van Gent, waar men zoveel wetenschappelijke krachten kon vormen om deze nieuwe hogeschool te stofferen. Dat is een prestatie waarop Gent fier mag zijn. De Gentse oudrector Gillis was trouwens de eerste destijds, om de oprichting van een nieuwe staatsuniversiteit te Antwerpen te stimuleren, omdat hij wist dat Vlaanderen, in volle expansie, nood had aan een nieuwe universiteit.
U noemde Antwerpen een concurrent voor Gent! De term concurrent is beslist verkeerd. Het is natuurlijk juist, dat heel wat Antwerpse studenten die vroeger te Gent gingen studeren, thans de voorkeur geven aan de universiteit in hun eigen stad. Maar dit kan men zeker geen gevaarlijke concurrentie noemen, want het aantal studenten neemt zo snel toe dat Gent dit jaar, niettegenstaande de opening van de Leuvense candidaturen te Kortrijk en onze staatsuniversiteit te Antwerpen, nog méér studenten mocht inschrijven dan vorig academisch jaar. En aangezien met statistieken werd bewezen, dat deze aangroei van studenten in de eerstkomende jaren nog enorm zal stijgen, meen ik dan ook dat er nu in Gent wel geen verzet meer zal bestaan tegen Antwerpen.
Waren er naast het sporadische verzet te Gent, geen andere moeilijkheden voor de oprichting van een hogeschool te Antwerpen?
Eigenlijk waren er, afgezien van de normale materiële moeilijkheden, geen echte bezwaren. Er moest alleen gewacht worden tot de tijd rijp was om van wal te steken.
Na het wetsvoorstel van de kamerleden Detiège, Craeybeckx en Grootjans en na de oprichting van de Stichting Rijksuniversiteit Antwerpen was de start van de nieuwe hogeschool niet meer te remmen. Vooral omdat het plan ook de volle steun kreeg van alle economische, industriële en sociale middens. Ik wil hier vermelden het Vlaams Economisch Verbond, de Handelskamer, de Kamer van Nijverheid, de syndikaten e.a.
Mij persoonlijk doet het veel genoegen dat men de nieuwe universiteit vooral heeft gestuwd in de richting van de handelswetenschappen en de wetenschappen.
Is er dan geen Faculteit Letteren en Wijsbegeerte?
Neen. En ik meen dat wij deze faculteit wel kunnen missen. Enerzijds bestaan er reeds voldoende faculteiten Wijsbegeerte en Letteren in ons land, en anderzijds hebben de Vlaamse studenten reeds te lange tijd filologie en geschiedenis gestudeerd. Dat is natuurlijk geen schande, maar het is hoogst nodig dat ook de Vlamingen in deze moderne tijd van wetenschappelijke vooruitgang meer en meer de mogelijkheid en de ambitie krijgen positieve wetenschappen te studeren. Zij hebben hier een grote achterstand goed te maken t.o.v. hun Franstalige landgenoten. Dat een dergelijke mogelijkheid juist te Antwerpen werd geschapen, lijkt mij zeer gunstig, omdat het economisch en industrieel milieu hier zeer goed is. Eenerzijds is hier nood aan Universitair wetenschappelijk